Hoera: vrouwen staan vaker op eigen benen

13 december 2020Leestijd: 3 minuten
Vrouwen halen hun achterstand in op mannen door meer te werken. Foto: ANP.

Corona domineert het nieuws zo dat het positieve nieuws ondersneeuwt, schrijft Carla Joosten. Zo berichtten het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau dat dit aflopende decennium veel meer vrouwen economisch zelfstandig werden. Vooral moeders met jonge kinderen zijn meer uren gaan werken. In 2009 was 54 procent van de vrouwen economisch zelfstandig. In 2020 64 procent.

Dat is goed nieuws aangezien 37 procent van de huwelijken eindigt in een scheiding. Wie dan niet economisch zelfstandig is, wordt afhankelijk van partneralimentatie of een uitkering. Voor alleenstaande vrouwen geldt eveneens dat ze minder snel een beroep doen op een uitkering als ze hun eigen brood verdienen.

Lees ook dit omslagverhaal van Carla Joosten: Honderd vrouwen die de eerste waren

Economisch niet-zelfstandige vrouwen hebben meestal bijstand of een baan die te weinig inkomen oplevert om van te kunnen leven. Soms hebben ze helemaal geen eigen inkomen. Van de mannen is 81 procent economisch zelfstandig. De andere mannen hebben meestal een uitkering.

Economische zelfstandigheid heeft veel voordelen

Economische zelfstandigheid is voordelig voor de overheid. Hoe minder vrouwen een beroep doen op de bijstand, hoe beter dat is voor de schatkist en de belastingbetalers.

En hoe meer vrouwen op eigen benen willen staan, hoe beter dat is voor de economie. De vraag naar arbeidskrachten is in veel sectoren hoog.

Voor de vrouwen zelf is het ook goed om in hun eigen onderhoud te voorzien en niet te teren op het inkomen van hun partner. Ze kunnen zo immers ook hun eigen keuzes maken en zijn ze baas over hun eigen leven.

Te veel vrouwen teren op het inkomen van hun man

Meer werken met kinderen

Vooral moeders met jonge kinderen gingen meer uren werken. Dat is positief, al is de mentaliteit nog niet echt veranderd. Vaders en moeders werken gemiddeld meer dan de drie respectievelijk vier dagen die volgens het CBS door veel Nederlanders als ideaal worden beschouwd.

‘De helft van alle mannen – met en zonder kinderen – zegt liever niet voltijds te werken, om tijd over te houden voor andere dingen. Vrouwen geven dat nog vaker aan,’ schrijven het CBS en het SCP in de Emancipatiemonitor.

Dat mannen ook liever korter willen werken, illustreert een beginnende trend naar meer gelijkheid. Het zijn immers niet alleen meer de vrouwen die parttime willen werken. Zorgende vaders zijn dit decennium ook veel gewoner geworden. Vooral alleenstaande vaders met kinderen zouden graag korter willen werken.

Vrouwen met een migratieachtergrond werken ook meer

Sommige kloven blijven. Zo hebben laagopgeleide vrouwen minder vaak betaald werk en zijn minder vaak economisch zelfstandig dan hun hoogopgeleide seksegenoten. Vrouwen met een migratieachtergrond die zelf in Nederland geboren zijn – de tweede generatie – halen hun achterstand snel in.

Ze zijn veel vaker economisch zelfstandig dan vrouwen van de eerste generatie. Vooral vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond doen het veel beter dan hun moeders. Van de eerste generatie kon ruim een kwart financieel op eigen benen staan, bij de tweede generatie is dat bijna 60 procent.

Antilliaanse en Surinaamse vrouwen verslaan de andere vrouwen

Daarmee is er relatief weinig verschil met vrouwen zonder migratieachtergrond. Tweede generatie vrouwen met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond doen het op de arbeidsmarkt het best. Bijna 70 procent is economisch zelfstandig. Dat komt doordat ze een langere werkweek maken: 32 uur. Vrouwen met een Nederlandse achtergrond werken gemiddeld 28 uur. Nederland blijft zo kampioen parttime werken.

Loonkloof tussen mannen en vrouwen nog niet weg

Eén ding veranderde evenmin: gemiddeld is het uurloon van vrouwen nog steeds lager dan dat van mannen. Uitgezonderd jonge vrouwen. Die verdienen meer dan jonge mannen. Dat komt doordat ze vaker hoogopgeleid zijn. Maar ook hier is er positief nieuws: gemiddeld en gecorrigeerd naar arbeidsduur, leeftijd en leidinggeven is de zogenoemde loonkloof gedaald van 7 naar 5 procent.

Hopelijk zet de trend door. Daar wordt namelijk iedereen beter van.