De toeslagenaffaire kent één hoofdschuldige: het parlement

20 december 2020Leestijd: 4 minuten
Het kabinet Kok II viel in 2002 kort voor de verkiezingen. Foto: ANP

Er is een gelijkenis tussen het ‘snoeiharde rapport’ uit 2002 over de Val van Srebrenica en de huidige toeslagenaffaire, constateert Philip van Tijn. De hoofdschuldige is nu het parlement, maar zal de Tweede Kamer de hand in eigen boezem steken?

De genocide in Srebrenica vond plaats in juli 1995. Ongeveer zevenduizend Bosnische moslims werden vermoord die beschermd hadden moeten worden door Nederlandse blauwhelmen. In die zin is Nederland schuldig: de militairen zijn hun beroepseer slecht nagekomen, de dapperheid stond niet vooraan, een door de media aangedikte weinig heldhaftige rol van overste Karremans. De echte schuldigen waren natuurlijk de Bosnisch-Servische moordenaars en ook alle bevriende (NAVO- en VN-)landen die geen poot uitstaken en luchtsteun weigerden. Maar voor Nederland was Nederland schuldig.

Philip van Tijn

Philip van Tijn is bestuurder, toezichthouder en adviseur. Hij schrijft wekelijks een blog over de actualiteit.

Dat werd in april 2002 ook duidelijk gemaakt in een ‘snoeihard rapport’ (dat modieuze begrip is toen ontstaan) van het NIOD – zó hard dat het kabinet-Kok II onmiddellijk aftrad. Ik vond dat destijds onzin, window dressing, een loos gebaar, symboolpolitiek. Niet alleen trad het kabinet af 29 dagen vóór de Kamerverkiezingen, maar bijna vanaf het begin van Kok I (1994) had  ‘Srebrenica’ gespeeld. En het  NIOD-rapport was niet nodig om te weten te komen wat er was gebeurd.

De gelijkenis tussen ‘Srebrenica’ en de toeslagenaffaire

Frappant is de gelijkenis met de toeslagenaffaire. De doorgedraaide waanzin van toeslagen en de daarmee gepaard gaande fraude en vermeende fraude, bestaan al van iets voordat Mark Rutte zijn entree in het Torentje maakte (2010). Maar al het andere dateert van Rutte I, II en III. De essentie van wat de parlementaire onderzoekscommissie afgelopen week bekendmaakte, was al bekend en alle betrokken politici hadden al boter op hun hoofd. De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn op 17 maart, iets langer van nu dan die 29 dagen in 2002, maar veel maakt dat niet uit. En het zal Mark Rutte moeilijk vallen om met betraande ogen aan het volk te verschijnen, zoals destijds Wim Kok.

De commissie-Van Dam heeft in haar rapport in feite iedereen schuldig verklaard: het kabinet, de afzonderlijke ministers, de ministeries, de ambtenaren, de Raad van State, de rechtspraak – you name it. Maar zo’n graaihoop wekt de indruk (het is al meer opgemerkt) dat niemand schuldig is en ook wordt ten onrechte de indruk gewekt dat alle slachtoffers ook echte slachtoffers zijn, terwijl het er bij mij niet in wil dat werkelijk niemand heeft gefraudeerd of een poging daartoe gedaan. Bij een generieke regeling zullen dus de slechten meeliften met de goeden. Deze affaire moet nu ook weer niet als gevolg hebben dat Rutger Bregman, auteur van de bestseller De meeste mensen deugen, de volgende minister van financiën wordt.

Het parlement moet gewoon goede wetten maken

Er is maar één hoofdschuldige: het parlement. De Tweede Kamer verzaakt zijn plicht om goede wetten te maken, om de vinger aan de pols van de samenleving te houden, de grote lijnen in de gaten te houden. Nee, liever springt de Kamer van incident naar incident, van spoeddebat naar spoeddebat en stelt de waan van de dag boven hardnekkig en grondig onderzoek naar de fundamentele krachten in de samenleving. (Met natuurlijk enkele uitzonderingen, in dit geval vooral Renske Leijten, SP, en Pieter Omtzigt, CDA, die zich met al hun energie op deze affaire hebben gestort).

Ik heb op deze plaats toevallig nog maar kort geleden geschreven over de eenzijdige samenstelling van de Tweede Kamer, tot de nok toe gevuld met voormalige diplomaten, ambtenaren, beleidsmedewerkers, fractie-assistenten en soortgelijk volk. Dan krijg je dat een van de lijsttrekkers haar vreselijke dilemma van lang geleden met ons deelt: zou ze in Oxford of in Cambridge gaan studeren!?

‘Losgezongen van de werkelijkheid’ heet dat tegenwoordig. En het doet zich alom voor, juist in (pseudo-)idealistische kringen. Wetten worden aangenomen die niet uitvoerbaar zijn en regels worden uitgevaardigd die niet navolgbaar zijn.

Het zichzelf ‘kneiterlinks’ noemende Amsterdamse gemeentebestuur neemt de ene prachtige abstracte maatregel na de andere waar de gewone Amsterdammer niets aan heeft, maar verhoogt de huur voor volkstuintjes met soms 800 procent. Oh, we wisten niet dat volkstuintjes zo belangrijk zijn voor de gewone man, was ongeveer de reactie van wethouder Marieke van Doorninck (GroenLinks), verantwoordelijk voor duurzaamheid, circulaire economie en energietransitie!

Zal de Kamer de hand in eigen boezem steken?

Dat effect wordt nog verhevigd door de veranderde rol en betekenis van de Eerste Kamer. In plaats van een correctiefactor van de Tweede Kamer te zijn, een controleur, is ook de Senaat geheel en al politiek geworden. En kortzichtig.

Zo kan het gebeuren dat Pavlovs hond op elke voorpagina in een ochtendblad, elke onthulling in een avondblad reageert met vragen, spoeddebat en ach en wee-geroep.

En die onthullingen vallen ook wel mee. Zo besteedde recent onze zelfbenoemde kwaliteitscourant niet minder dan acht pagina’s ‘onthullingsjournalistiek’ aan een geval van (vermeend) grensoverschrijdend gedrag aan de UvA, maar het waren dagblad Trouw  en RTL Nieuws die in de Toeslagenaffaire de eer van de journalistiek hoog hielden.

Ongekend onrecht heet het rapport over de Toeslagenaffaire. (Dit is de plek om vast te stellen dat de voorzitter van de commissie, CDA’er Chris van Dam, pas sinds 2017 in de Kamer zit, dus weinig boter op zijn hoofd kan hebben). Als we de Nederlandse geschiedenis – ook de eigentijdse bezien – lijkt me dit een wat zware benaming. Maar afgezien daarvan: ik zie met grote spanning uit naar het Kamerdebat over dit rapport, waarin de ene parlementariër na de andere zijn hand in eigen boezem zal steken, schuld zal bekennen, zich de kleren van het lijf zal rukken, om zijn moeder zal roepen en om genade zal smeken.

Not.