De bedrijvendokters moeten aan het werk

28 februari 2020Leestijd: 3 minuten
Foto: ANP

Goedkoop geld in combinatie met een beperkt aanbod: de private-equitymarkt lijkt in veel opzichten op de Nederlandse huizenmarkt. Door de stevige prijzen die worden betaald voor bedrijven zijn de glansrijke prestaties van de afgelopen jaren lastig te herhalen, schrijft Marijn Jongsma.

Private equity is de gangbare term voor beleggen buiten de beurs. Met geleend geld plus kapitaal van grote beleggers kopen private-equity-investeerders bedrijven of onderdelen daarvan, om ze een paar jaar later met een fraaie winst te kunnen verkopen.

Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij Elsevier Weekblad. Hij blogt wekelijks over financieel- en macro-economische onderwerpen.

De aandelenmarkt is weliswaar nog veel groter, maar private equity is allerminst een randverschijnsel. Uit de eerder dit jaar gepubliceerde EW Top 500 bedrijven blijkt dat liefst 79 van de 500 grootste Nederlandse bedrijven in handen van zulke investeerders zijn. Particuliere beleggers staan hier buitenspel, maar Nederlandse pensioenfondsen hebben er miljarden ingestoken. Weliswaar zijn ze hun geld langer kwijt, maar het leverde het afgelopen decennium meer op dan ‘gewoon’ beleggen.

Hogere prijzen

Waar kwamen die rendementen vandaan? Private-equitybedrijven kloppen zichzelf vaak op de borst dat ze bedrijven meer waard maken door te reorganiseren, nieuwe markten aan te boren of nieuwe producten te ontwikkelen. Samengevat: ze zorgden als bedrijvendokters voor hogere winstmarges, zodat een volgende eigenaar (nog) dieper in de buidel wilde tasten.

Maar de adviseurs van Bain komen op basis van eigen onderzoek tot de conclusie dat een meerderheid van de private-equitybedrijven er helemaal niet in slaagt om de winstgevendheid te verbeteren. Nog zorgelijker: bij deals waarin dit een cruciaal onderdeel was van het plan, bleek driekwart deze doelstelling niet te halen.

Lees het coververhaal over EW’s Top 500 bedrijven: Private equity stevig verankerd in de polderCover Elsevier Weekblad editie 2 2020. Top 500 bedrijven

Wat was dan de grootste drijvende kracht achter de riante rendementen? De winsten op buy-outs (de overname van bestaande bedrijven of bedrijfsonderdelen, de belangrijkste private-equityactiviteit) kwamen de afgelopen tien jaar voor de helft voort uit hogere waarderingen. Vergelijk het met de huizenmarkt. Wie de afgelopen jaren een huis heeft gekocht, kan daar een riante winst op maken, zelfs als er geen cent is gestoken in een betere isolatie of een dakkapel – simpelweg omdat de prijs per vierkante meter is gestegen. En dat allemaal met goedkoop geld van de bank.

Stoelendans

Dat spelletje houdt op als de prijzen niet meer stijgen of zelfs dalen. Als de muziek stopt in deze stoelendans is de laatste koper de klos. Ter illustratie: bijna zes op de tien private-equity-investeerders verwachten dat de economische groei gaat terugvallen, een groot deel rekent al niet meer op een ‘automatische’ waardestijging. Om de beloften waar te maken, zullen ze er harder aan moeten trekken, zo concluderen ze bij Bain. Op de winkel passen, loont niet meer.

Niet alle huidige 7.000 private-equityhuizen (een verdubbeling in tien jaar tijd) zullen een killer klimaat overleven. Uit cijfers van organisatie-adviesbureau McKinsey blijkt dat de megafondsen (met omgerekend meer dan 9 miljard euro onder beheer) afgelopen jaar 35 procent van het nieuw beschikbare geld ophaalden. In 2018 was dat nog 23 procent. Spiegelbeeldig hieraan verliezen de kleintjes (waarvan de prestaties sterk uiteenlopen) terrein.

Lees ook dit commentaar van Marijn Jongsma: Geen pensioengeld voor private equity dat in gezond bedrijf snijdt

Sterren

Net als in de rest van de financiële sector is er dus een behoorlijke schaalvergroting gaande. Eerdere onderzoeken tonen aan dat vooral de ‘dealmakers’, de mannen en vrouwen die aan het roer staan bij een overname, het verschil maken – veel meer dan de firma waarvoor ze werken. De ‘sterren’ en hun persoonlijke netwerken bepalen dus de mate van succes. Maar het zijn de grote investeringshuizen die ze kunnen betalen. In de komende tien jaar zal blijken of ze hun sterstatus verdienen.