Briljant koppelde Scruton het schone aan het dagelijks leven

15 januari 2020Leestijd: 3 minuten
Sir Roger Scruton ontmoet de Hongaarse leider Viktor Orban in december 2019 - EPA

Het was een slechte week voor reactionaire brompotten. Mijnheer Aart kwam om in het verkeer en Sir Roger Scruton overleed op de leeftijd van 75 jaar aan de gevolgen van kanker. Het is misschien een beetje onaardig om te zeggen, maar het is maar goed dat grootheden van bepaalde vakgebieden eens in de zoveel tijd met hun obituarium in de krant verschijnen, want dat is een uitnemende gelegenheid om eens de discografie of bibliografie van de overledene door te spitten en zo verrijkt te worden door hun geestelijke nalatenschap, schrijft Constanteyn Roelofs.

In het geval van Scruton zou het in dit kleine stukje ondoenlijk zijn om al zijn vijftig boeken in orde van leesbaarheid en importantie te rangschikken, maar voor de doorklikkende internetconsument is er ook binnen de grenzen van het zwarte spiegeltje van uw smartphone genoeg moois te beleven. Wat de denken van deze aflevering van Van de Schoonheid en de Troost? Of dit goede gesprek tussen zielsverwanten Douglas Murray en Sir Roger? Of de podcast die vicar Giles Fraser met hem opnam over de christelijke levenshouding in het publieke debat?

Constanteyn Roelofs

Constanteyn Roelofs verkent wekelijks de tragikomische tegenstelling en tegenstrijdigheden in economie en maatschappij.

Nog los van de inhoud van zijn omvangrijke oeuvre en het ondoorploegbaar grote archief van speeches, filmpjes en debatverslagen is de grootste les die Scruton meegeeft, dat het conservatieve instinct en waardering van de natuurlijke schoonheid van het kleine en het behapbare geen slecht instinct is.

Op zoek naar schoonheid en geborgenheid

Scruton zocht zijn hele leven naar schoonheid en geborgenheid, zaken die hij in zijn moeilijke jeugd missen moest. Uiteraard zocht hij die in Wagner, dure wijn en de kunstschatten in de grote musea, maar hij zag en vond haar ook in alle comforts of life van de Engelse traditie. Een lieflijk glooiend platteland met meanderende weggetjes en te paard te bedwingen heggetjes, tweedjasjes, sterke thee uit mokken met afgebroken oor en uiteraard een bibliotheek vol grote denkers – met een haard, een stoel die al vijftig jaar aan herstoffering toe is en een glas port onder handbereik. Ver weg van de twitterschreeuwers die Scruton bij voorbaat al afwezen, omdat hij niet voldeed aan de dwingende orthodoxie van de seksuele bevrijding en het dogma van de open grenzen.

Hij toonde aan dat verzet tussen de ongezellige betonkolossen van de Delftse school of in de verdrietige neoliberale leegte van de publieke ruimte van de binnensteden die door de McDonalds en de Primark zijn verziekt, niet alleen natuurlijk is, maar ook noodzakelijk. En hij heeft zijn gehele werkende leven besteed aan het uit elkaar pluizen van de ideologieën die ons doen geloven dat torenflats, fast fashion en gebrutaliseerde, gedeconstrueerde kunst op een of andere manier bijdragen aan het menselijk levensgeluk. Op briljante wijze wist hij appreciatie van het hogere en het schone te koppelen aan het dagelijks leven, door beide zaken niet te scheiden, maar als wezenlijke elementen te zien van een cultuur – van een gemeenschap van the living, the dying and the unborn, om maar een onsterfelijke formulering uit zijn oeuvre te jatten.

Geen man voor orthodoxie en ideologie

Scruton was sowieso geen man voor orthodoxie en ideologie. Hij benadrukte voortdurend dat zijn conservatisme geen dwingend program was, maar bestond uit ‘holding on to what you love’, om het maar even op een viltje te schrijven.

Lees ook van Constanteyn Roelofs: Conservatisme moet de twenties redden

Deze positieve en open benadering stelde hem ook in staat om niet uit rancune boos te zijn op de mensen aan de andere kant. Bij hem dus geen woeste tirades tegen de bedreadlockte milieuactivisten. Hij woog het milieuprobleem op de weegschaal van zijn conservatieve instinct (en moest concluderen dat de bescherming van het klimaat en de leefomgeving juist een uiterst conservatieve hobby zou moeten zijn). In deze antagonistische tijden van gepolariseerde ideologen die met grote theorieën en een ondoorgrondelijk jargon de Nieuwe Tijd proberen te verwezenlijken, is zo’n positief, kleinschalig, liefdevol en vrolijk levensgenietersconservatisme niet alleen erg aantrekkelijk, maar ook het behouden waard – al was het maar uit liefde voor de Engelse intellectueel met zijn maffe tweedjasjes.