Waarom Brusselse ophef over Polen hypocriet is

27 juli 2017Leestijd: 6 minuten
Jean Claude Juncker. Foto:EPA

Er is veel ophef over wat als het einde van de rechtsstaat in Polen wordt gezien. Maar zoals zo vaak zijn er ook veel hypocrisie en tegenstrijdigheid als er sprake is van ophef en verontwaardiging in Brussel en Straatsburg, schrijft Syp Wynia.

De Poolse regering staat onder druk van Brussel, omdat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht daar ter discussie zou staan. Europees Commissaris Frans Timmermans dreigt Polen het stemrecht binnen de Europese Unie te ontnemen. Ook is al geopperd de Europese subsidies aan Polen op te schorten.

Timmermans neemt ook geen genoegen met het veto dat de Poolse president uitsprak tegen politieke benoemingen van de Raad voor de Rechtspraak – die rechters benoemt – en het ontslaan van de rechters van het Poolse Hooggerechtshof. Timmermans wil ook dat een wet wordt geschrapt, die de minister van Justitie de bevoegdheid geeft rechters van districtsrechtbanken te benoemen én te ontslaan.

Er is dus veel ophef over wat als het einde van de rechtsstaat in Polen wordt gezien. Maar, zoals zo vaak, zijn er ook veel hypocrisie en tegenstrijdigheid als er sprake is van ophef en verontwaardiging in Brussel en Straatsburg.

En wel hierom:

1 Ook in andere EU-landen worden rechters benoemd en/of voorgedragen door politici

De Europese Commissie zou er niet over peinzen om te proberen Duitsland of Frankrijk het stemrecht binnen de Europese ministerraden af te nemen. Maar ook in Duitsland worden (veel) rechters door politici benoemd. Dat geldt bij uitstek voor de allerhoogste rechters in Duitsland, die van het Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe.

De leden van het Bundesverfassungsgericht worden benoemd door de Bondsdag (Tweede Kamer) en Bondsraad (Eerste Kamer) en daar komt doorgaans een aardig potje politiek worstelen tussen de grootste politieke partijen aan te pas, nadat de kandidaten ook door de politieke partijen zijn voorgedragen.

Veel van die Duitse toprechters waren eerder actief politicus en bijvoorbeeld minister-president van een van de Duitse deelstaten. De politieke benoeming van politici in het hoogste Duitse hof is nooit aanleiding geweest de rechtsstaat Duitsland in twijfel te trekken – laat staan de ‘Europese waarden’,

2 Bij de Europese gerechtshoven zijn er uitsluitend politieke benoemingen

Politieke benoemingen zijn – hoe paradoxaal – in Europees verband nou juist regel. De rechters in het Hof van de Europese Unie in Luxemburg worden benoemd door de regeringen – politici, dus – van de 28 lidstaten. Hun aanstelling is voor zes jaar, maar ze kunnen nadien worden herbenoemd. Een lidstaat kan een EU-rechter dus zijn herbenoeming onthouden – als die bijvoorbeeld meegewerkt heeft aan onwelgevallige uitspraken – wat in feite ontslag op politieke gronden zou inhouden.

Bij het invloedrijke Europese Mensenrechtenhof in Straatsburg – niet van de EU, maar van de Raad van Europa – gaat het nog een beetje extremer. De rechters daar worden gekozen door de parlementaire assemblée, nadat de regeringen van een aangesloten land een lijstje met kandidaten heeft voorgedragen. In de praktijk kan dat leiden tot willekeur.

Zo werd in 2012 in Straatsburg een andere Nederlandse kandidaat gekozen dan de kandidaat die de voorkeur had de Nederlandse regering. Niemand weet waarom. De stemmingen over rechtersbenoemingen schijnen als regel rommelig te verlopen en de opkomst bij die stemmingen verschilt per dag – met ongewisse gevolgen voor de uitslag.

3 En trouwens ook in Nederland: politieke invloed

Hoewel rechters in Nederland graag volhouden dat zij, anders dan in Polen of elders, niet politiek worden benoemd en volstrekt onafhankelijk zijn, wijzen de feiten in een andere richting. Zo worden de hoogste Nederlandse rechters, die van de Hoge Raad, net als andere rechters in Nederland benoemd door het kabinet, maar in dit geval op voordracht van de Tweede Kamer.

Anders dan in de negentiende euw zijn benoemingen van leden van de Hoge Raad doorgaans een hamerstuk, in die zin dat de Hoge Raad een lijstje kandidaten voorstelt dat door de Kamer wordt overgenomen en door het kabinet wordt gevolgd. Maar zeker is dat niet.

Dat bleek bijvoorbeeld in 2011. Toen zag de Hoge Raad zich genoodzaakt het aanbevelingslijstje te herzien, omdat een Kamermeerderheid het bezwaar van de PVV tegen de kandidaat Diederik Aben volgde. Aben, advocaat-generaal, had zich tegen de wraking van rechters in het eerste Wilders-proces gekeerd. Aben werd dus om politieke redenen niet benoemd.

Daar blijft het niet bij. Ik leun daartoe op de analyse van hoogleraar Paul Bovend’Eert, bij uitstek deskundig op het vlak van benoeming en ontslag van rechters. Die wijst erop dat rechters de laatste jaren steeds weer protesteren tegen hun afgenomen onafhankelijkheid.

Centraal daarbij staat de introductie, in 2002, van de Raad voor de Rechtspraak die zowel de organisatorische top van de rechtspraak in Nederland is, maar ook de benoemingslijstjes van rechters opstelt voor de minister van Justitie. De minister van Justitie benoemt feitelijk de leden van de Raad voor de Rechtspraak, die ook niet alleen uit rechters, maar ook uit (voormalige) departementale ambtenaren bestaat.

De minister van Justitie blijft in belangrijke mate ook de baas van de Raad voor de Rechtspraak, want die moet over het beheer van de rechtspraak verantwoording afleggen aan de minister. En, anders dan andere rechters, worden die leden van de Raad voor de Rechtspraak in die functie niet voor het leven benoemd, maar voor slechts zes jaar met een herbenoemingsmogelijkheid van drie jaar.

De minister van Justitie houdt de leden van de Raad voor de Rechtspraak dus aan een touwtje. Maar dat geldt ook voor de besturen van de gerechtshoven. En dan wordt het helemaal delicaat, omdat het daarbij om rechtsprekende rechters gaat. Waarborgen voor het tegengaan van politieke beïnvloeding van deze bestuurders-rechters ontbreken. Professor Bovend’Eert spreekt hier van een ‘onafhankelijkheidsdelict’ en ‘een serieuze constructiefout’.

4 De Europese Commissie bemoeit zich met rechtspraak

En waar bemoeit Frans Timmermans zich eigenlijk mee? De Europese Commissie mag zich van het Verdrag van Lissabon bemoeien met de inrichting van de rechtsstaat in lidstaten van de Europese Unie. Maar dat is best gek.

Zo’n vicevoorzitter van de Europese Commissie als Frans Timmerman stelt zich op als aanklager die aan de Europese Raad – de regeringsleiders, zoals Angela Merkel, Emmanuel Macron en Mark Rutte – voorstelt om een land als Polen een existentiële straf als het afnemen van het stemrecht op te leggen. Politiek benoemde ambtenaren als Timmermans stellen dus voor zo’n land te straffen en daarover wordt dan geoordeeld door de Europese Raad, niet samengesteld uit onafhankelijke rechters, maar uit de hoogste politici van de Europese Unie. Als dat geen politieke rechtspraak is…

5 En dan nog…

Het idee dat rechters alleen onafhankelijk zijn als ze voor het leven worden benoemd (door andere rechters) is in de praktijk een illusie. Als gezegd: in menig land, ook in Nederland, ook in Europees verband, hebben rechters een tijdelijke dienstverband. Even los van de vraag of dat goed is: zo is het.

Veel zelfbenoemde hoeders van de rechtstaat wijzen erop dat ‘de scheiding der machten’ in Polen ter discussie staat, vanwege de politieke benoemingen van rechters. Dat mag zo zijn. Maar in een land als Nederland bestáát die scheiding der machten (‘trias politica’) helemaal niet – of slechts in onzuivere vorm.

Het Nederlandse parlement (Eerste en Tweede Kamer) kan in bijvoorbeeld zijn eentje helemaal geen rechtsgeldige wetten aannemen, maar is daarbij afhankelijk van de handtekening van de regering. De regering op haar beurt kan wel in haar eentje wetten uitvaardigen, alleen noemen we die dan ‘Algemene Maatregelen van Bestuur’.

En of de Raad van State met zijn adviserende én rechtsprekende taak wel zo’n voorbeeldig voorbeeld van machtenscheiding is, valt zeer te bezien.

6 Ten slotte:

Als politici geen rechters zouden mogen benoemen, wie zou dat dan wel moeten doen? Veel rechters – en ook andere juristen – vinden dat rechters alleen door rechters mogen worden benoemd. Maar daar valt ook veel op aan te merken.

Er is al het voortdurende risico dat rechters een in zichzelf gekeerde, van de samenleving afgekeerde kaste vormen die zich in wereldvreemde ideeën wentelt en zich privileges verschaft die anderen om goede redenen worden onthouden (zoals het hebben van riskante nevenfuncties).

Het is dus hoogst verstandig dat parlement en regering ook een vinger in de pap hebben bij rechterlijke benoemingen, zij het met mate. Politieke invloed op het personeelsbeleid bij de rechterlijke macht mag nooit de vorm aannemen van politieke invloed op het verloop van individuele rechtszaken.

Al is dat laatste ook hoogst precair. Zo kan de minister van Justitie opdracht geven aan het Openbaar Ministerie om in een bepaald geval al dan niet tot vervolging over te gaan. Ministers bemoeien zich daar ook daadwerkelijk mee.

Zo volgde het Openbaar Ministerie in 2008 minister Ernst Hirsch Ballin (CDA) in diens besluit om zijn collega-politicus Geert Wilders niet te vervolgen. Dat Wilders tóch werd vervolgd, vloeide voort uit een besluit van een gerechtshof. Waarna een rechtbank Wilders vrijsprak.

De rechtsstaat, zo veel mag duidelijk zijn, maakt ook bij ons soms rare bokkesprongen.