Vroeger was alles slechter (3): wat waren onze voorouders vies!

18 maart 2016Leestijd: 4 minuten
Steeg in de Nijmeegse binnenstad, jaren veertig - ANP

Simon Rozendaal is een onversneden vooruitgangsoptimist. De 64-jarige chemicus, schrijver en redacteur van Elsevier publiceerde onlangs het boek Alles wordt beter! Nou ja, bijna alles. Een ‘must read’ volgens NRC Handelsblad, dat de eruditie van de schrijver loofde. ‘Meeslepend schrijft hij, en zijn optimisme is … aanstekelijk.’ Deze week een fragment uit Rozendaal’s boek over hygiëne.

Wat waren onze voorouders vies!

Erasmus geeft in zijn Diversoria (1523) een beschrijving van een Duitse herberg: ‘Tachtig tot negentig personen zitten bijeen. Ze zijn afkomstig uit alle maatschappelijke lagen en van alle leeftijden. Iemand wast kleren uit en hangt die aan de kachel te drogen. Een ander zit zijn laarzen op tafel te poetsen. Er is een gemeenschappelijke teil om de handen te wassen, maar het water is smerig.

Vroeger was alles slechter (2):
er was overal oorlog
Lees verder >

De stank van knoflook en andere scherpe geuren doordringen alles. Overal wordt gespuwd zonder dat men uitkijkt waar het terechtkomt. Iedereen zit te zweten, want de ruimte is oververhit. Sommigen vegen hun neus af aan hun kleren en wenden zich daarbij niet af. Wanneer het eten wordt opgediend, doopt iedereen zijn brood in de gemeenschappelijke schotel, men neemt een hap en doopt het brood er weer in. Vorken zijn er niet. Iedereen pakt het vlees met zijn handen van dezelfde schaal, drinkt wijn uit dezelfde bokaal en slurpt soep uit dezelfde kom.’

Spotprenten

Overigens waren de manieren in Nederland nog slechter dan in omringende landen. Zo was er in het buitenland veel verbazing over het feit dat het in Nederland tamelijk gewoon werd gevonden om overal te poepen en te plassen op de plaats waar men zich bevond en op het moment dat de aandrang zich liet voelen. Zowel man als vrouw was even ongegeneerd.

Het boek Alles wordt beter! Nou ja, bijna alles (uitgeverij Atlas Contact) is hier te bestellen

Men deed zijn behoefte niet alleen in het bos of op het land maar ook zoals medisch historicus E. S. Houwaart schreef in De geschiedenis van de techniek in Nederland ‘in de straat of onder het raam of voor de deur, zelfs in het huis, in de diverse vertrekken of op de gang en op de trap’. Het scheen zo erg geweest te zijn dat er aan het eind van de achttiende eeuw in Engeland spotprenten over verschenen. Volgens Houwaart kwamen dergelijke praktijken ook een eeuw later nog steeds in Nederland voor.

Norbert Elias heeft voor Het civilisatieproces (1939) oude handboeken over etiquette (waaronder een van Erasmus) bestudeerd. Daarin komen allerlei aanbevelingen voor die tegenwoordig veelzeggend zijn. Dat je niet in een kast mag urineren. Niet voor open deuren of ramen mag poepen.Naamloos-1

Wanneer je in een herberg met iemand in bed ligt, mag je omdat je het koud hebt niet je benen tussen de zijne stoppen. Je mag je neus niet in het tafellaken snuiten. En wanneer je het wel keurig in een zakdoek hebt gedaan, mag je niet in gezelschap het resultaat bestuderen. Bij spugen op straat moet je opletten dat je een ander niet raakt. Je mag je vinger niet in de schaal met saus steken en tijdens het eten niet in je neus peuteren.

Provisorisch

Wij zouden onze overgrootouders buitengewoon smerig en onbeschoft hebben gevonden. De Amerikaanse denker Neil Postman schrijft in Technopoly (1992) dat ‘mensen andere onderlinge relaties hadden dan wij. Ze bezaten bijvoorbeeld niet hetzelfde idee voor particuliere ruimte als wij; zij voelden geen weerzin voor bepaalde menselijke geuren of lichaamsfuncties; ze schaamden zich niet hun lichaamsfuncties aan andermans blikken bloot te stellen;  ze walgden niet wanneer ze in contact kwamen met andermans hand of mond.’

Vroeger was alles slechter (1): de dokter kon niets
Lees verder >

In het paleis in Versailles zijn geen wc’s en de po’s werden uit het raam geleegd. Honderd jaar geleden waren er vrijwel geen toiletten en werden fecaliën met tonnen en karren opgehaald. Wc-papier bestaat pas honderd jaar. De Rotterdamse houthandelaar Abraham van Stolk nam toen vanuit Engeland voor het Nederlandse koningshuis deze innovatie mee. Voor die tijd werd het achterwerk provisorisch met oude kranten dan wel lappen gereinigd, of werd geaccepteerd dat het down under niet altijd brandschoon was.

In de Schiedamse Brandersbuurt deelde een hele steeg doorgaans één toilet. Tot 1934 reed in Amsterdam de ‘Boldoot-wagen’ rond – genoemd naar het parfum Boldoot van vroeger –, waarin de poepemmers van 7500 gezinnen konden worden geleegd. Tot aan 1960 waren er vooral in Noord-Holland nog veel huizen zonder wc maar met een poepdoos in de tuin. Zoals Matt Ridley schrijft in The Rational Optimist: ‘Het is makkelijk om weemoedig te doen over het boerenleven als je geen gat in de grond als toilet hoeft te gebruiken.’

Pas aan het eind van de negentiende eeuw werd in Nederland begonnen met de aanleg van rioleringen, en het duurde tot redelijk ver in de twintigste eeuw voor de meeste huizen daarop waren aangesloten. Sommige grachtenpanden in Amsterdam loosden tot rond 1970 nog rechtstreeks op de grachten.