Stop de oorlog tegen Amerikaanse standbeelden

18 augustus 2017Leestijd: 4 minuten
Beeld van een soldaat van de Confederatie. Foto:AFP

Er is weer een oorlog gaande tussen de Verenigde Staten en de Confederatie. Er wordt nu al gesproken van een beeldenstorm. Generaal Robert E. Lee is van zijn sokkel gehaald, na een demonstratie door neonazi’s waarbij een burger om het leven kwam. Generaal Lee (1807-1870) was de bevelhebber van de zuidelijke Amerikaanse staten die de Confederatie hadden gevormd. Op 3 juli 1863 leed Lee een grote nederlaag bij Gettysburg. En nu is zijn standbeeld weg.

De Nederlandse Beeldenstorm kende zijn eigen politieke, religieuze, maar ook economische redenen. Jonathan Israel onderzocht dat in zijn meesterwerk De republiek 1477-1806.  De Beeldenstorm was volgens Israel onder meer het resultaat van tientallen jaren van indoctrinatie van de bevolking door Erasmiaanse humanisten en crypto-protestanten in de scholen, rederijkerskamers en taveernes van de Lage Landen.

Uiteindelijk komt Israel tot een belangrijke conclusie inzake de Nederlandse Beeldenstorm: ‘Nog nooit te voren was een samenleving op zo’n grote schaal vervreemd geraakt van zijn eigen religieuze cultuur. (…) De Beeldenstorm was niet meer en niet minder dan een aanval op de kerk.’ Laten we deze bevindingen toepassen op de gebeurtenissen in Amerika.

Is Amerika vervreemd van de eigen fundering?

Het gaat hier niet om een religie. Het is een puur politieke strijd. We moeten ons dus de vraag stellen of Amerika is vervreemd van zijn eigen fundering. Het antwoord daarop is ambigu: ja en nee.

Ja, Amerika dreigt vervreemd te raken van zijn historische fundament. Want bij het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) koos de overwinnaar voor de weg van verzoening: geen bijltjesdag, geen massale vervolging en geen verdere juridische en maatschappelijk diskwalificaties. In de Verenigde Staten van Amerika zou de nadruk liggen op de vereniging van alle staten. In constitutionele zin betekende dit dat de Verenigde Staten hebben gewonnen van de rebellerende staten. Eigenlijk heeft Amerika later exact dezelfde houding aangenomen tegenover Duitsland: het einde van de oorlog luidde een verzoening met Duitsers in.

In de geest van de verzoening werd na de Burgeroorlog niet langer gesproken over verliezers of winnaars. De rebellerende staten behoorden nu tot dezelfde eenheid. De Burgeroorlog werd als een nationale tragedie beschouwd. Het had nooit moeten gebeuren. Precies in deze sfeer mochten de staten en de lokale overheden hun eigen helden eren. Deze houding versterkte het streven naar verzoening en eenheid. Zo ontstonden deze standbeelden. De tragedie werd afgerond met een eerbetoon aan de verliezers. Niemand hoefde de verliezers dus te wreken.

Slavernij en het gelijkheidsbeginsel

Dat was het antwoord ja, maar er is ook een ander antwoord mogelijk. Nee, Amerika raakt niet vervreemd van zijn fundament. De Burgeroorlog ging niet alleen om de macht van de federale staten. Het ging voornamelijk om de slavernij en het gelijkheidsbeginsel. De staten van de Confederatie vertegenwoordigden de slavenhouders. Zij vochten dus voor het behoud van slavernij. En dat was in strijd met de Onafhankelijkheidsverklaring van Amerika, het document dat Amerika fundeerde:

We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness. — That to secure these rights, Governments are instituted among Men, deriving their just powers from the consent of the governed, — That whenever any Form of Government becomes destructive of these ends, it is the Right of the People to alter or to abolish it, and to institute new Government, laying its foundation on such principles and organizing its powers in such form, as to them shall seem most likely to effect their Safety and Happiness.’

Het gelijkheidsbeginsel lezen we al in de eerste zin van deze passage. De verliezers waren in oorlog met de letter en de geest van de Onafhankelijkheidsverklaring. Volgens dit antwoord is de verwijdering van de standbeelden geenszins een teken van vervreemding. Juist het eren van het leger van slavenhouders is een teken van vervreemding.

Het domein van wijsheid en redelijkheid

Tussen deze twee historische antwoorden ligt nog het domein van wijsheid en redelijkheid. Het verwijderen van de standbeelden zoals dat nu gebeurt, doet het historische moment van verzoening geweld aan. Eigenlijk moet een dergelijk besluit pas na uitvoerig overleg en debat op democratische wijze worden genomen. De Amerikaanse staten kennen het fenomeen referendum. Elke staat (of zelfs stad) kan een referendum uitschrijven over het lot van de standbeelden. Maar er is ook een andere mogelijkheid: een aantal andere standbeelden of een museum over slavernij in deze staten.

Het radicalisme overheerst nu het conflict over de standbeelden. Dit komt gedeeltelijk doordat de media en de redelijke mensen de discussie aan de radicalen hebben overgelaten. Er is kennelijk geen ruimte meer voor een rustig en weloverwogen debat.

Mijn dictum luidt dat de verwijdering van standbeelden zonder democratische deliberatie een foute beslissing is. Het is ook een gevaarlijke fout. Niet het radicalisme maar de gedeelde redelijkheid moet in de publieke ruimte overheersen.