Zwaar beroep geen reden voor gemorrel aan AOW-leeftijd

17 juli 2017Leestijd: 2 minuten
Stratenmaker aan het werk. Foto:ANP

De critici van de verhoging van de AOW-leeftijd hebben er een opvallende en krachtige medestander bij, werkgevers. Maar het zou hen sieren als zij zelf actie ondernamen, in plaats van hun hand ophouden.

Te veel werknemers halen de AOW-leeftijd niet en raken voor die tijd arbeidsongeschikt. De AOW-leeftijd moet daarom worden bevroren op 65 jaar en negen maanden, of ‘geflexibiliseerd’, of er moet een uitzondering worden gemaakt voor zware beroepen. Die oproep doen diverse werkgeversorganisaties in Het Financieele Dagblad.

Basisinkomen voor oudedag

De discussie over wat te doen met de ‘zware beroepen’ is zo oud als de verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd zelf. Politiek, werkgevers en vakbonden beloofden in 2011 al maatregelen om ervoor te zorgen dat ook de symbolische ‘stratenmaker’ de AOW-leeftijd werkend bereikt.

Van die belofte is weinig terecht gekomen. Dat mogen ook vakbonden en werkgevers zichzelf aanrekenen. Alleen naar de politiek wijzen, is te makkelijk. Het lijkt sympathiek om voor de ‘zware beroepen’ het basisinkomen voor de oudedag, de AOW, naar voren te halen. Maar de rekening wordt daarmee bij de overheid gelegd, terwijl bonden en werkgevers ook zelf veel kunnen doen aan bijvoorbeeld herscholing voor mensen met een zwaar beroep.

Bevriezen AOW-leeftijd kost vele miljarden euro’s

Het bevriezen van de AOW-leeftijd – dit jaar staat deze op 65 jaar en negen maanden – kost de schatkist vele miljarden euro’s. En dat terwijl de probleemgroep relatief klein is. Volgens het Economisch Instituut voor de Bouw werkt ongeveer 2 procent van de werkenden in een sector met een hoog risico op arbeidsongeschiktheid.

Mensen met zware beroepen hebben recht op goede maatregelen, zodat zij hun pensioenleeftijd halen. Maar zoals altijd is de vraag: bij wie komt de rekening te liggen. Aan arbeidsongeschikten betalen werkgevers mee, maar als zij eerder worden ‘omgekat’ tot AOW-ers, verschuift de rekening naar de schatkist. Het stimuleert sociale partners ook niet om mensen langer inzetbaar te houden op de arbeidsmarkt.

Van werkgevers mag worden verwacht dat zij met een beter plan komen dan het simpelweg afschuiven van hun verantwoordelijkheid op de overheid.