Charlie Hebdo maakt opmerkelijke ommezwaai

13 maart 2021Leestijd: 4 minuten
Ledenvan Generation Identitaire Group protesteren In Parijs. Foto: ANP

Dat het satirische weekblad Charlie Hebdo het verbod op de extreem-rechtse Franse jeugdbeweging Génération Identitaire niet toejuicht, is opmerkelijk, schrijft René ter Steege in dit ingezonden opiniestuk. Het blad ijverde ooit voor een verbod op het Front National, waaraan de jeugdbeweging is gelieerd. De islamistische terreur heeft daar alles mee te maken.

Je zou denken dat de redactie van Charlie Hebdo, die zo’n hoge prijs betaalde voor de persvrijheid, blij is met het verbod op de extreem-rechtse Franse jeugdbeweging Génération Identitaire (GI). Woensdag 3 maart verklaarde de regering deze aan de partij van Marine Le Pen verwante club illegaal. Volgens minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin roepen de leden ‘in een discours vol haat’ op tot geweld en discriminatie tegen mensen ‘vanwege hun afkomst, ras of geloof’.

Charlie Hebdo riep op het Front te verbieden

René ter Steege (Den Haag, 1949) werkte na zijn studie Frans als verslaggever en redacteur buitenland bij Het Parool en de Franse krant Le Monde. Hij vertaalde boeken uit het Frans en schreef over extreem-rechts in Frankrijk, onder wie Marine Le Pen.

 

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.

Marine Le Pen leidt het Rassemblement National, de opvolger van het door haar vader Jean-Marie opgerichte Front National (FN). Charlie Hebdo voerde in 1996 actie voor een verbod van het Front, dat tal van bepalingen uit de Grondwet zou schenden. Het internet-tijdperk was nog niet begonnen, en de redactie vroeg de Fransen een petitie te ondertekenen met de eis tot ontbinding. Dat deden 173.704 mensen, en in september dat jaar toog een delegatie van de redactie naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. De latere hoofdredacteur Charb (volledige naam: Stéphane Charbonnier) en tekenaar Cabu (Jean Cabut) waren van de partij. Op 7 januari 2015 werden zij met tien anderen vermoord in de redactieruimte.

Een ambtenaar verwaardigde zich de petities in ontvangst te nemen, met de verzekering ze, zodra de aandacht in de media zou zijn weggeëbd, bij het oud papier te zetten, aldus Charlie Hebdo’s eigen verslag.

Destijds hoorde je niet of nauwelijks verbazing over dit pleidooi tot een verbod op onwelgevallige meningen, afkomstig van een blad dat zelf wars was van verboden, geheel in de traditie van ‘mei ’68’. De  hysterie over het ‘fascistische’ FN negeerde dat de partij niet streefde naar een militaire putsch of anderszins een bedreiging vormde voor de democratie. Van officiële zijde is dan ook nooit overwogen het FN buiten de wet te plaatsen. Dat dringende verzoek was uitsluitend afkomstig van de journalisten van Charlie Hebdo en extreem-linkse en anti-racistische clubs als SOS Racisme.

‘Het is niet zo dat een verbod op GI ook maar iets oplost’

Nu, al die jaren later, krijgt de regering voor het verbod op Génération Identitaire bijna alleen maar lof toegezwaaid van zulke activisten en de uiterst linkse partij La France insoumise van Jean-Luc Mélenchon, een bewonderaar van het ‘Bolivariaanse’ revolutionaire bewind in Venezuela.

Charlie Hebdo is echter helemaal niet blij. ‘Het is niet zo dat een verbod op GI ook maar iets oplost,’ schreef het blad in een genuanceerd commentaar, waarin het ook bepleit om ‘vooroordelen te bestrijden met argumenten, niet met verboden’. Het blad laakt het pavloviaanse anti-racistische gedachtegoed volgens welk een verbod automatisch een oplossing is. In dit geval voor de spanningen waarmee het multiculturalisme Frankrijk opzadelde en extreem-rechts groot maakte.

In conflict met de ‘islamo gauchistes’

Het is een opmerkelijke volte-face van een door weinigen gelezen blad dat na die vreselijke januaridag in 2015 wereldwijd uitgroeide tot een symbool van de bedreigde vrijheid van meningsuiting, ook voor degenen die het in hun ogen linkse en scabreuze vod verafschuwen. De nog steeds geldende fatwa tegen de redactie, wegens de Mohammed-cartoons, bracht Charlie in conflict met de ‘islamo gauchistes’, linkse Fransen volgens wie kritiek op het islamisme, of zelfs op de islam, neerkomt op discriminatie van een toch al onderdrukte minderheid. Een waar schisma bij links Frankrijk.

In het commentaar herinnert Charlie Hebdo niet aan de oude en mislukte poging om Le Pens partij te verbieden. Bij de overlevenden op de redactie en de jongere medewerkers heerst hierover mogelijk een zekere gêne.

Zowel links plezieren als Marine Le Pen treffen

Onder de tegenstanders van het verbod op Génération Identitaire is, niet verrassend, Marine Le Pen de bekendste. Zij is aanzienlijk minder rechts dan de jongens en meisjes van GI, die pleiten voor grootscheepse deportatie van ongewenste vreemdelingen, maar draagt hun een warm hart toe.

Wat bezielde de behoorlijk rechtse minister Darmanin om die club correct geklede, goed opgeleide, mediagenieke en fanatieke radikalinski’s te verbieden? Volgens de advocaat van GI, die beroep aantekent tegen het verbod, wil de minister daarmee zowel links plezieren als Marine Le Pen treffen, de grote concurrent van president Emmanuel Macron.

Dat laatste zou erg kortzichtig zijn, want sinds de jaren tachtig hebben alle pogingen tot eliminatie van extreem-rechts gefaald. Of de partij van Jean-Marie en, sinds 2011, Marine Le Pen juist versterkt.

Fransen gaan in 2022 naar de stembus

Volgens  de laatste peilingen stevent Marine Le Pen bij de presidentsverkiezingen van volgend jaar af op een groot succes met 48 procent van de stemmen in de tweede en beslissende ronde, gesteld dat die opnieuw gaat tussen haar en Emmanuel Macron. In 2017 haalde ze nog 33,9 procent. Ze zal zeker proberen haar voordeel te doen met het verbod op de jongerenclub, die geldt als een kweekvijver voor haar partijkader. Le Pen heeft het bestaansrecht van het blad dat haar partij wilde liquideren en haar grof bespot, altijd verdedigd na de terreuraanslagen.

Zij en Charlie Hebdo zijn in bijna alles elkaars tegenpolen, maar vinden elkaar in hun afkeuring van een uit democratisch oogpunt dubieuze maatregel.