Respectloze hetze in Nederland tegen gebruik naam Calmeyer voor Duits museum

18 september 2020Leestijd: 7 minuten
Hans Calmeyer. Foto: Wikimedia Commons.

Binnen afzienbare tijd zal in de Duitse stad Osnabrück een beslissing moeten vallen of het nieuwe vredesmuseum vernoemd zal worden naar Hans-Georg Calmeyer, tijdens de bezetting Judenreferent bij het Duitse rijkscommissariaat in Den Haag. De beslissing laat op zich wachten, ook in aanmerking genomen de felle discussie die over dit voornemen is ontstaan. Volgens Sytze van der Zee is vanuit Nederland een ‘hetze’ gaande tegen de vernoeming.

In haar boek Eichmann in Jeruzalem: de banaliteit van het kwaad beschrijft Hannah Arendt hoe het tijdens het optreden van een getuige in het proces tegen Adolf Eichmann in 1961 leek alsof de mensen in de rechtszaal spontaan hadden besloten twee minuten stilte in acht te nemen. En dat tijdens die twee minuten plotseling een lichtstraal doorbrak in een schijnbaar ondoordringbare duisternis. De getuigenis kwam van een voormalige Joodse verzetsleider, Abba Kovner, die vertelde over de Duitse Feldwebel Anton Schmidt. Deze Schmidt redde in Polen tientallen Joden, voordat hij in maart 1942 werd gearresteerd en geëxecuteerd. In alle gruwelijkheden die het Eichmann-proces kenmerkten, verscheen de Feldwebel ineens als lichtend voorbeeld.

Sytze van der Zee  (Hilversum, 1939) was correspondent voor NRC Handelsblad in Bonn, Brussel en Washington. Daarna was hij anderhalf jaar adjunct-hoofdredacteur van Elsevier en vervolgens tot 1996 hoofdredacteur van Het Parool.

Sindsdien schrijver. Inmiddels heeft hij een reeks boeken op mijn naam staan, over onder meer de Tweede Wereldoorlog en true crime (seriemoordenaars).

Vorig jaar is op basis van een die boeken, over een seriemoordenaar, een driedelige documentaire voor Videoland gemaakt.

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.

Ik had ongeveer diezelfde ervaring, toen ik aan mijn boek Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker werkte. De ene na de andere Nederlandse verrader, verklikker en Jodenjager passeerde de revue. Een grauwe stoet van ellendelingen, mensen zonder geweten. Het meest schokkend vond ik misschien wel de verklikkersbrieven, doordat ze een kijkje gaven in de duistere dieptes van de Nederlandse volksziel. Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie heeft een flink aantal van die brieven verzameld. Doorgaans zijn ze in hanenpoten geschreven op goedkoop papier.

Zo redde Calmeyer het leven van Marcos Simon Roselaar

Een ervan, dit keer in een sierlijk handschrift, is afkomstig van de katholieke weduwe H. Zilkens-van der Eerden uit Nijmegen. De moeder van vijf kinderen verzocht op 23 mei 1941 de Duitse rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart stappen te ondernemen tegen een Joodse man, met wie haar twintigjarige dochter wilde trouwen. Om de bloedhonden op het spoor te zetten, vermeldde ze meteen ook  zijn adres. Na veel heen en weer, waarbij allerlei Nederlandse instanties een dubieuze rol speelden, riep het hoofd van de burgerlijke stand in Den Haag de 31-jarige Marcos Simon Roselaar – zo heette hij – bij zich op het matje teneinde hem het huwelijk uit het hoofd te praten. Ook sprak hij Roselaar erop aan dat deze zich niet als Jood had laten registreren.

Vanaf toen kwam Roselaar steeds meer in de problemen, totdat hij in het voorjaar van 1942 een brandbrief schreef aan de Duitse ambtenaar Hans-Georg Calmeyer. Deze was als Judenreferent verbonden aan het Duitse commissariaat-generaal voor bestuur en justitie. Bij zijn Entscheidungsstelle konden Joden beroep aantekenen als ze meenden dat ze ten onrechte als ‘vol-Jood’ stonden geregistreerd. Meestal werd hierbij op grote schaal geknoeid met geboortecertificaten en andersoortige documenten. In het geval van Roselaar besliste Calmeyer in juni 1944 dat deze alsook diens ouders als ‘gemengdbloedige eerste graad’ golden, waarmee hij hen behoedde voor deportatie naar een vernietigingskamp. Wel moesten ze zich nog aan ‘een erfbiologisch onderzoek’ onderwerpen, maar dat stelde niets voor.

Nog twee voorbeelden van hoe Calmeyer positief ingreep

Calmeyer kruiste daarna nog twee keer toevallig mijn pad, namelijk bij de voorbereiding van mijn vorig jaar verschenen boek Wij overleefden. Ik interviewde hiervoor zo’n 75 mensen over hun herinneringen aan specifieke gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog: de bombardementen van Rotterdam en Nijmegen, de Jodenvervolging, Auschwitz, Bergen-Belsen, Westerbork, de onderduik, het verzet, de hongerwinter, de Jappenkampen. In een van die interviews vertelde Myriam Mater-van Hulst dat de Duitsers haar Joodse grootmoeder en haar tante vrijlieten, nadat Calmeyer een door haar niet-Joodse vader vervalste documenten voor echt had verklaard.

Lees ook deze blog van Robbert de Witt terug: Duitsers laten zich graag chanteren – ook door zichzelf

Met de in het Russisch gestelde papieren kon haar vader ‘aantonen’ dat zijn schoonmoeder in werkelijkheid de buitenechtelijke dochter van een katholieke, Russische niet-Joodse koopman was. Als half-Joodse hoefde ze voortaan geen ster meer te dragen. Ook de Joodse moeder van Myriam Mater en haar tante konden die als Mischling van hun kleding halen. In hoeverre Calmeyer besefte dat hij valse documenten kreeg voorgelegd, weten we niet.

Anders ligt dat bij het ‘ontsterren’ van Wolfgang Kotek, zoon van een Pools-Joodse vader en een tot het jodendom bekeerde Duitse moeder. Toen hij in december 1942 – dus ten tijde van de deportaties – bij de Entscheidungsstelle een verzoek indiende om als half-Jood te worden aangemerkt, moest hij zich in zijn woonplaats Apeldoorn voor een officiële verklaring melden bij een arts. Deze dokter Hermanides diende met name vast te stellen of Kotek besneden was (wat hij inderdaad was). Tot zijn stomme verbazing ontving de jonge Wolfgang kort erna van de Joodsche Raad het bericht dat hij niet meer als Jood geregistreerd stond.

Sindsdien verkeerde hij in de veronderstelling, vertelde hij mij, dat dokter Hermanides hem het leven had gered. Tot zijn dochter 42 jaar na de bevrijding tijdens research in het Centraal Bureau voor Genealogie het attest in het dossier van haar vader terugvond. Het bleek toen dat dokter Hermanides wel degelijk had doorgegeven dat haar vader besneden was, maar dat Calmeyer de brief had verdonkeremaand.

Met graagte wordt Calmeyer door het slijk gehaald

Je zou dus denken: die man heeft goed werk verricht. En dat vond Loe de Jong ook, zodat hij in zijn Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog Calmeyer alle lof toezwaaide. Andere geschiedschrijvers toonden zich meer terughoudend door vraagtekens te zetten bij het aantal Joden dat Calmeyer zou hebben gered. Niemand maakte het echter zo bont als de schrijfster Els van Diggele en de EO-documentairemaker Alfred Edelstein. Zij meenden dit jaar aan één zaak, die van de Joodse overlevende Femma Fleijsman-Swaalep, het recht te kunnen ontlenen Calmeyers naam door het slijk te halen.

Van Diggele deed dit in haar boek Het raadsel van Femma. Prooi van een mensenredder, waarna Edelstein in zijn gelijknamige documentaire kritiekloos het boek volgde. Calmeyer zou namelijk het beroep van Femma’s vader hebben verworpen dat ze niet vier Joodse grootouders had, zoals deze oorspronkelijk had opgegeven, maar twee. Als gevolg van die vergissing – maar volgens Van Diggele en Edelstein vooral door toedoen van Calmeyer – belandde Femma via Bergen-Belsen in Auschwitz.

Een petitie van 240 zogenaamde prominente Nederlanders

Niet los van deze hetze kan de petitie worden gezien, waarin rond 240 zogenaamde prominente Nederlanders in mei van dit jaar protesteerden tegen het voornemen van Calmeyers geboorteplaats Osnabrück om een nog op te richten vredesmuseum naar hem te vernoemen, het Hans-Calmeyer-Haus. Maar wat zegt eigenlijk zo’n petitie? Hang een lijst op in de kantine van je tennisclub of in je stamcafé en je hebt zo 250 handtekeningen van would-be Calmeyer-deskundigen. Of van klimaatontkenners. Of van virologen. Makkelijk genoeg.

Geheel in overeenstemming met de huidige tribunaalcultuur drongen de ondertekenaars er bij bondskanselier Angela Merkel op aan om af te zien van de financiering van het museum, mocht het naar Calmeyer worden genoemd. ‘Wij vinden dat de Duitse staat geen belastinggeld moet besteden aan een controversiële figuur,’ zei een van de initiatiefnemers van de petitie, de voormalige journalist Hans Knoop. Alsof wij er ons iets van zouden moeten aantrekken hoe de Duitse regering met haar belastinggeld omspringt. Het getuigt van een treurige kruideniersmentaliteit om op die manier tegen deze zaak aan te kijken.

In 1992 kreeg Calmeyer postuum de Yad Vashem-medaille

Uit het eerder dit jaar verschenen boek van Petra van den Boomgaard, Voor de nazi’s geen Jood, blijkt dat van de 3.795 mensen die bij Calmeyers Entscheidungsstelle een verzoek hadden ingediend, minstens 3.007 de bezetting overleefden, wat neerkomt op 79 procent. Wie op de Calmeyer-lijst kwam, schrijft Van den Boomgaard, had de grootste kans om te overleven. Er zijn bitter weinig of eigenlijk geen Nederlanders van wie men zoiets kan zeggen. Zeker niet de Amsterdamse politie, de rechters van de Hoge Raad of de secretarissen-generaal die zo niet hand- en spandiensten aan de bezetter verleenden, zich dan toch wel plooiden naar de willekeur en de rechteloosheid.

Lees ook het interview met NIOD-onderzoeker Peter Romijn over WO II en meer: ‘Houd de staat goed in de gaten’Peter Romijn (NIOD)

‘En het is tekenend voor de Nederlandse toestanden,’ constateerde de gerenommeerde Israëlisch-Nederlandse historicus Jozeph Michman in De Groene Amsterdammer van 24 september 1997, ‘dat langs administratieve weg de meeste Joden gered zijn door een Duitser, H.G. Calmeyer, die in twijfelgevallen moest besluiten of personen wel of niet Joods waren.’ Michman was het ook die Calmeyer als ‘beschermengel van de Joden’ voordroeg voor de Israëlische Yad Vashem-medaille die hem in 1992 als ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ postuum werd toegekend.

Nee, hij was geen oorlogsheld

Alleen vrees ik dat Knoop en zijn ‘prominenten’ weleens hun zin kunnen krijgen. Toen ik contact opnam met de gemeente Osnabrück, toonden ze zich daar behoorlijk schrikachtig. Ik heb de indruk dat ze zich geïntimideerd voelen door een Nederlands volksgericht. Ineens worden ze in de beklaagdenbank geplaatst als de erfgenamen van een misdadig regime. Maar Calmeyer mag dan misschien geen grote oorlogsheld zijn geweest, hij heeft zeker ons respect verdiend.