Roy van Keulen: ‘De staat moet burgers beschermen tegen cyberaanvallen’

19 mei 2018Leestijd: 4 minuten
Roy van Keulen.

Wie garandeert de vrijheden van burgers in het informatietijdperk? Elsevier Weekblad sprak met dr. Roy van Keulen, die onlangs promoveerde bij Afshin Ellian op vraagstukken van soevereiniteit binnen het domein van cyberspace. ‘De staat moet ook in het informatietijdperk de vrijheden van burgers beschermen.’

Wat bedoel je precies met cyberspace en wat is het informatietijdperk?

‘Cyberspace is de denkbeeldige ruimte die bestaat uit data en die gevormd wordt door onze digitale technologieën die data opvangen, opslaan, verwerken en versturen. Het informatietijdperk is het tijdperk waarin steeds meer van onze maatschappij beweegt richting deze nieuwe denkbeeldige ruimte. Vroeger bijvoorbeeld speelde economische activiteit zich voornamelijk af op het land. Later verplaatste dit naar de fabriek en op den duur naar het kantoor. Inmiddels beweegt onze economische activiteit zich veelal richting cyberspace.

Een boer in Kenia kan met behulp van een internetverbinding zien wanneer het gaat regenen en een boer in Israël kan met sensoren in de aarde zo zuinig mogelijk bewateren. Daarnaast worden in het informatietijdperk steeds meer van onze ‘oudere’ technologieën – zoals de infrastructuur van water, energie, transport, telecommunicatie, etc – online gebracht. De fysieke wereld en de digitale wereld smelten samen en de wereld van informatie wordt leidend.’

Hoe spreek je regels af in een niet-fysieke wereld zoals cyberspace?

‘De discussie die nu speelt is vergelijkbaar met de discussie over soevereiniteit op zee. De Portugezen pleitten in de zestiende eeuw voor de toepasbaarheid van soevereiniteit op zee, een Mare clausum, zodat ze claims konden maken op specifieke zeegebieden zoals strategische zeevaartroutes. De Nederlandse jurist Hugo de Groot pleitte juist voor een Mare liberum, een systeem waarin de zeeën vrij bevaarbaar bleven.

Waarom hang naar snelheid ten koste gaat van veiligheid, lees ook het stuk van Jasper Meeuwissen

Nu is er ook een dergelijke discussie. Staten willen graag delen van cyberspace claimen, zodat ze de belangen van hun burgers in deze belangrijke ruimte kunnen beschermen en bevorderen. Echter, een Cyber clausum raakt kant noch wal. Cyberspace behoort in eerste instantie vooral een internationale ruimte te zijn.

Toch zijn er delen van cyberspace die duidelijk wél onder het soevereine domein van staten moeten vallen. Dit komt voort uit het het idee van wat een staat moet zijn – een gemeenschap van burgers, wier levens, vrijheid en eigendom beschermd worden door een overheid.  De bescherming van leven, vrijheid en eigendom door een overheid is het fundament van de klassieke politieke filosofie. Mijn onderzoek gaat over de toepasbaarheid van deze filosofie in het informatietijdperk. Oftewel, wat betekent het om leven, vrijheid en eigendom te beschermen in een tijdperk waarin de maatschappij zich verplaatst naar een internationale ruimte, zoals cyberspace. En vooral, wat gebeurt er als andere staten in cyberspace de levens, vrijheid en eigendommen van jouw burgers aanvallen?’

Is een cyberaanval vergelijkbaar met een traditionele militaire aanval?

‘Ja en nee. Een belangrijk verschil is dat er bij een cyberaanval geen fysieke inbreuk wordt gedaan op het soevereine gebied van een ander land, maar een digitale. Historisch gezien zou je een tank of een kanon kunnen beschouwen als een voortzetting van de pijl en boog, maar met een cyberaanval werkt dat anders. Geografie is niet langer een bepalende factor. Vroeger zou een land met tanks en kanonnen waardevolle delen van een ander land proberen te bezetten – zoals vruchtbare landbouwgrond of gebieden met waardevolle grondstoffen – en zou het proberen om kritieke infrastructuren van dat land uit te schakelen.

In het informatietijdperk worden dezelfde doelen bereikt door met cybersoldaten in te breken in het cyberspace van een ander land. Vervolgens kopiëren deze soldaten intellectueel eigendom en zetten ze met een druk op de knop het water, energie, transport en de telecommunicatie van een ander land simpelweg uit. Grofweg zijn dit de twee type cyberaanvallen die vergelijkbaar zijn in zwaarte met traditionele militaire aanvallen; grootschalige diefstal van intellectueel eigendom is het nieuwe bezetten van een waardevol stuk grond en het duurzaam verstoren van kritieke infrastructuren is de nieuwe blokkade.’

Wie zijn er nu aan het ‘winnen’ in cyberspace?

‘In één woord: China. Alhoewel er landen zijn die beter zijn in het ontwikkelen van cyberwapens, is het vrijwel alleen China dat cyberwapens daadwerkelijk gebruikt. Die cyberaanvallen zijn van dusdanige schaal dat je die in zwaarte kunt vergelijken met traditionele militaire aanvallen. Negeer de hype rondom de Chinese tech-scene – China is nog steeds een kopieereconomie. Niet alleen staat China toe dat Chinese bedrijven op grote schaal bedrijven in de Verenigde Staten hacken om intellectueel eigendom te stelen, maar het heeft er ook alle schijn van dat de staat hier zelf een actieve rol in speelt. Andersom gebeurt dit niet, niet in de laatste plaats omdat er voor Amerikaanse bedrijven bij Chinese bedrijven niet veel waarde te halen valt.

Daarnaast worden Chinese soldaten regelmatig betrapt op het inbreken in de digitale systemen van elektriciteitscentrales in de Verenigde Staten. China verrijkt zichzelf economisch ten koste van het Westen. Het land brengt zichzelf in een positie dat het met een druk op een knop onze beschaving uit zou kunnen zetten. De agressie van China in cyberspace loont dus. Gelet op het toenemende belang van de kenniseconomie en de toenemende versmelting van onze infrastructuren met cyberspace zouden we er in het Westen goed aan doen om een cyber-strategische reactie te formuleren.’

Bang voor hackers? Ook de buurman in de trein kijkt mee