Arrogante overheid drukt fusies gemeenten door

28 november 2017Leestijd: 3 minuten
Foto: Reyer Boxem

Het raadgevende referendum is in theorie een prachtig instrument, maar dan moet de raad van de bevolking wel af en toe worden opgevolgd. Dat is in de praktijk zeldzaam, zoals we weten van de landelijke referenda in 2005 (Europese Grondwet) en 2016 (het Oekraïne-verdrag).

Het negeren van uitslagen wekt teleurstelling en wantrouwen in de hand. In de lokale politiek is dit schering en inslag, zelfs als het gaat om belangrijke keuzes, zoals bij gemeentefusies.

In de afgelopen decennia zijn steeds meer gemeenten gefuseerd. Na de oorlog telde Nederland nog ruim duizend gemeenten, inmiddels zijn dat er al minder dan vierhonderd. Om allerlei praktische redenen is het logisch en efficiënt om kleine dorpen onder één bestuur te brengen – dit wordt ‘gemeentelijke herindeling’ genoemd – maar daar zitten vanuit democratisch oogpunt grote nadelen aan. De gemeenteraden worden weliswaar groter, maar staan ook verder op afstand van de burger. De herkenbaarheid die zo belangrijk is voor de lokale politiek valt daarmee deels weg.

Ook zijn de dossiers in grote gemeenten ingewikkelder en neemt de omvang van het ambtelijk apparaat toe. De gemeenteraad die de uitvoering van het beleid moet controleren bestaat uit welwillende amateurs, die niet opgewassen zijn tegen de professionals: wethouders en ambtenaren die fulltime zijn aangesteld en beter zijn ingevoerd en opgeleid. Kortom, hoe groter de gemeente, hoe slechter de herkenbaarheid van de gemeenteraad en hoe zwaarder haar taak om democratische controle uit te oefenen.

Overal worden fusies de burger door de strot geduwd

Bezwaren te over om zo’n gemeentelijke herindeling goed te overwegen en alleen door te voeren bij voldoende draagvlak onder de burgers. Daarom organiseren fuserende gemeenten dikwijls referenda waarin bewoners zich meestal tegen zo’n fusie uitspreken. Maar de provinciebesturen oefenen, met goedkeuring van onze vorige minister van Binnenlandse Zaken, grote druk uit op gemeenten om de fusies toch door te drukken.

In zijn column voor Binnenlands Bestuur bekritiseerde hoogleraar Douwe Jan Elzinga deze zomer de ondemocratische gang van zaken bij een fusie van Heerlen en Landgraaf in Limburg. In Landgraaf is inmiddels per referendum tegen de fusie gestemd, maar dat zal waarschijnlijk niet baten. En dit gebeurt dus in heel Nederland, zoals blijkt uit twee andere recente voorbeelden.

Van Haren tot de Hoeksche Waard

De Groningse gemeente Haren moet van het provinciebestuur worden opgeheven en, samen met Ten Boer, bij Groningen worden gevoegd. Alles voor de ‘bestuurskracht’. Intussen stemde driekwart van de Harense bevolking in een referendum tegen de fusie. Ook wonnen in de verkiezingen de partijen die tegen waren. Het is duidelijk: het landelijke dorp wil niet door het stedelijke Groningen worden ingelijfd. De bal ligt nu in Den Haag, maar het is nog maar de vraag of deze referendofobe coalitie zich iets van de bevolking zal aantrekken.

In de Zuid-Hollandse polder Hoeksche Waard ging het niet anders. De provincie wil de vijf gemeenten samenvoegen. Drie van de vijf gemeenteraden stemde tegen, bij schriftelijke inspraak van de bevolking bleek 90 procent tegen en ook bij een referendum in drie gemeenten stemde 70 procent… U raadt het al: tegen. Duidelijk, toch? Nee, de fusie wordt ook hier gewoon doorgedrukt – tenzij het parlement op miraculeuze wijze besluit in te grijpen.

Bestuurders moeten bereid zijn tot een pas op de plaats

Als de weerstand onder burgers zo overduidelijk blijkt uit referenda, opiniepeilingen, petities en allereerst al de teneur in de gemeenteraad, dan is het kwalijk én onverstandig van bestuurders om een gemeentelijke herindeling door te drukken. Veel burgers verliezen hun laatste restje vertrouwen en keren zich af van de democratie. Een inktzwart scenario dat al grotendeels werkelijkheid is.