Linkse oppositie keert zicht tegen buitenlandse bedrijven

17 november 2017Leestijd: 1 minuut
Het Binnenhof. Foto:ANP

Op haar eigen manier is de linkse oppositie net zo xenofoob als Geert Wilders. Wil de PVV-leider Nederland moslimvrij maken, de linkse oppositie keert zich tegen buitenlandse bedrijven die het betalen van belasting willen beperken.

Beide gaan uit van de veronderstelling dat Nederland een ­eiland is, dat buiten de realiteit van de boze buitenwereld kan worden gehouden. Je mag het proberen natuurlijk, maar is het ook realistisch?

Over Wilders’ jarenlange streven is voldoende bekend, maar de linkse oppositie van PvdA, SP en GroenLinks vormt pas sinds kort een blok. En dat keert zich tegen bedrijven die naar Nederland uitwijken wegens voordelige fiscale tarieven en tegen multinationals die afwillen van dividendbelasting voor buitenlandse beleggers.

Het mag natuurlijk, de grenzen sluiten voor buitenlandse bedrijven en streven naar een brandschoon Nederland met ­alleen nationale bedrijven en binnenlandse beleggers. Maar zeg nou eerlijk, een buitenlands bedrijf kan toch beter in Nederland weinig belasting betalen, dan weinig belasting betalen in een ander land?

Ook al omdat die linkse oppositie graag het sociale stelsel overeind houdt, en, terecht, goed onderwijs wenst en een betaalbare en goede gezondheidszorg. Dan is het toch prettig als buitenlandse bedrijven daaraan meebetalen?

Of wil de linkse oppositie liever in een puur land wonen, zonder ‘foute’ buitenlandse bedrijven. Dat ‘paradijs’ bestaat niet, zoals ook het ‘paradijs’ van een moslimvrij Nederland niet bestaat. Maar je mag er natuurlijk naar streven.