Radicalisme van het politieke ‘midden’ wordt steeds halsstarriger

16 december 2016Leestijd: 6 minuten

EU-sceptische en anti-immigratiepartijen worden door politici van oudere partijen en media veelal bestempeld als extreem-rechts of extreem-links. Het lastige van het woord ‘extreem’ is dat daar tegenover woorden als ‘gematigd’ of ‘midden’ staan. Dat roept de vraag op: wie is gematigd? En waar ligt het midden?

Zelfs het vinden van een begin van een antwoord is vreselijk moeilijk. Het CDA zoek al jaren vergeefs naar het ‘radicale midden’. Dat falen is begrijpelijk want het midden verschuift telkens. En daarmee ook wat radicaal of extreem is.

Geert Wilders stapte in 2004 uit de VVD omdat hij tegen EU-toetreding van Turkije is en weigerde zich te voegen naar de door VVD-fractievoorzitter Jozias van Aartsen geëiste fractiediscipline. Wilders werd destijds en nog steeds gezien als extreem.

Maar hij beriep zich terecht op de grondwet die meldt dat Kamerleden ‘zonder last’ zijn. En zo’n beetje elke serieuze Europese leider is inmiddels tegen Turkse EU-toetreding, ook de VVD-voorman en premier Mark Rutte.

Wilders is niet van opvatting veranderd, het vaak als politieke midden aangeduide – VVD, PvdA, D66 en CDA – wel. Turkije mag er (voorlopig) van hen niet bij. Maar zijn deze zelfbenoemde middenpartijen dan plots ‘extreem’ of ‘radicaal’  als ze opvattingen hanteren die veertien jaar geleden nog zo werden genoemd?

Dit fenomeen doet zich voor op talloze thema’s. Zo waren de meeste oudere politieke partijen tot niet zo heel lang geleden tegen het homohuwelijk. Net zoals de meerderheid van de burgers. Inmiddels is de meerderheid voor, zowel van de burgers als de politici. Zij die tegen het homohuwelijk waren en dat zijn gebleven behoorden destijds tot het midden, een paar decennia verder heten zij plots extreem-conservatief. Zonder van plaats te zijn veranderd. Waar het midden ligt, kortom, verandert nog al eens. Dat maakt het gebruik van termen zoals ‘extreem’ of ‘radicaal’ nogal een heikele kwestie.

Introductie van de euro

Net zo goed kan worden beweerd dat zogenaamde middenpartijen extremistisch en radicaal zijn. De invoering van de euro was nergens voor nodig. Het loste geen overkomelijke problemen op. Het creëerde die juist en levert inmiddels zo’n rotzooi op dat het wel eens het einde van de EU kan inluiden.

Het was een radicale beslissing en extreem risicovol. De Britse premier Margaret Thatcher, die als radicaal werd gezien, legde in het Britse Lagerhuis uit dat een eenheidsmunt alleen kan slagen als economisch beleid Europees werd en dat zag zij als onmogelijk en onwenselijk want dat zou de soevereiniteit van het Britse parlement ondermijnen en tot subsidies van rijk naar arm leiden. Ze zei dan ook de beroemd geworden drieslag: No, no, no!

In de Tweede Kamer stemden slechts enkele leden tegen de euro, onder wie de ‘extremisten’ van de SGP. Debat was er nauwelijks. De Duitse bondskanselier Helmut Kohl wist heel goed hoe radicaal de invoering van de euro was.

Hij waarschuwde destijds andere regeringsleiders terecht dat alleen hij – als kanselier van de Duitse eenheid – in de euforie na de val van de muur de Duitsers hun geliefde D-mark kon afnemen. Had de beslissing langer op zich laten wachten en onder een andere kanselier plaatsgevonden, dan was de weerstand te groot geweest en was de euro er niet gekomen.

Openstellen van de grenzen

Hetzelfde radicalisme van het midden geldt het openstellen van de EU-grenzen. Een verzorgingsstaat zonder grenscontrole kan alleen als de buurlanden vergelijkbare staatsarrangementen en inkomens hebben en de buitengrenzen wel adequaat worden bewaakt. De vijf oorspronkelijke Schengenlanden West-Duitsland, Frankrijk, België en Luxemburg realiseerden zich dat in de jaren tachtig nog en hielden EU-oprichter Italië er daarom buiten.

Zij vertrouwden de Italiaanse autoriteiten niet. Maar met de uitbreiding van de EU werd deze gezonde scepsis overboord gezet en gingen alle grenzen open – tot aan Turkije. De gevolgen: Miljoenen verhuisden van oost naar west. Hoe radicaal wil je het hebben?

Immigratie

Pieter Lakeman – de sloper van de DSB Bank – laat in zijn uitstekende immigratiestudie ‘Binnen zonder kloppen’ zien dat sinds de Tweede Wereldoorlog een vrij constante meerderheid van de Nederlanders tegen immigratie is of die wil beperken. Politici hebben dat ook met wisselende succes geprobeerd. Maar bijna altijd wonnen politieke voorstanders van immigratie binnen de ‘middenpartijen’ het pleit. Was het niet aangejaagd door de industrie om goedkope arbeiders binnen te halen, dan wel omdat culturele diversiteit Nederland zou verrijken.

Joeg Nederland kort naar de oorlog jonge mannen en vrouwen nog het land uit naar Canada, Australië en elders omdat het land vol was, vijftien jaar later bleek vol kennelijk minder vol en werden buitenlanders hiernaartoe gehaald. Zo veranderde Nederland in ruim vijftig jaar in een multicultureel en multi-etnisch land met grote negatieve gevolgen voor de financiën, cultuur en veiligheid. Het is een experiment zonder weerga.

De import van immigranten met hele andere culturele achtergronden gaat met brede steun van de ‘middenpartijen’ maar door: 60.000 mensen vorig jaar, dit jaar 30.000. Dat is een stad van de omvang van Leeuwarden erbij. Tegen de wil van een ruime meerderheid van de Nederlanders.

Waar midden ligt, maakt niet uit

Deze radicale experimenten, EU, euro, open grenzen en immigratie, en het tempo waarin en de schaal waarop beperken zich natuurlijk niet tot Nederland. Europa-breed lijken de zogenaamde middenpartijen behept met een soort heilig geloof. Waarin wordt geloofd wisselt overigens nogal eens, maar als zo’n wisseling plaatsheeft gaat het hele midden mee. Politici en zeker die in Nederland staan niet graag alleen en vertoeven het liefst in het schijnbaar comfortabele midden.

Waar dat midden ligt maakt dan minder uit. Die houding is ergens wel te begrijpen want iedereen die daar niet in zit moet immers automatisch wel radicaal of extreem zijn en dat is men liever niet. Al was het alleen al omdat het de carrièrekansen van politici zowel nationaal als internationaal aanzienlijk beperkt. De VVD-kieslijst voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 is daarvan een treurig voorbeeld. Zelfs het ooit radicale D66 heeft zich diep in het radicale midden genesteld. ‘Wij blijven het liefst dicht bij de dorpspomp, dicht bij elkaar. Dat vinden we fijn,’ analyseerde minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem dit Haagse kuddegedrag.

Het is nauwelijks verwonderlijk dat dit radicale midden van het CDA – toch gevonden dan – weerstand oproept. Die weerstand leidt overal in Europa al sinds begin jaren negentig tot groeiende steun voor politieke partijen die door het zelfverklaarde midden ‘radicaal’ of ‘extreem’  worden genoemd. Waar op het gebied van het homohuwelijk en andere thema’s de massa de radicalen van het politieke midden schoorvoetend dan wel enthousiast volgde, gebeurt dat met de EU, euro, grootschalige immigratie en de multiculturele samenleving niet of beperkt. Het homohuwelijk is een positief recht en heeft geen negatieve impact op de tegenstanders. Maar geld naar Griekenland, Marokkaans tuig in je buurt en de dreiging van islamitisch geïnspireerde aanslagen maken het leven van een burger minder fijn.

Radicalisme van het midden

Van regeringen mag je verwachten dat die een dempende en kanaliserende werking hebben op de woelige baren die het leven vanzelfsprekend is. De Duitse bondskanselier Konrad Adenauer won de Duitse verkiezingen in 1957 met de slogan: Keine experimente! Zijn erfgenamen binnen en buiten Duitsland zijn dat van harte vergeten.

Het radicalisme van het midden is zo halsstarrig dat de reacties van burgers en ‘radicale’ en ‘extreme’ politici steeds heftiger worden. Dat midden is kennelijk niet in staat lessen te trekken en bij te draaien naar een gematigder, minder experimentele politiek. Het enige middel om dat midden nog geweldloos bij te sturen lijken referenda waarin burgers ‘nee’ of ‘tegen’ stemmen. En zelfs dan, zoals met het referendum over de Europese grondwet en het Oekraïne-referendum, probeert dat midden zich er toch weer uit te wurmen en door te denderen. Hallucinant, zeggen ze dan in België.