Het aanzetten tot onverdraagzaamheid is volgens het Nederlands recht niet strafbaar. Waarom dan toch de veroordeling van de Amsterdamse politicus die homoseksuelen ‘eruit wil sodemieteren’?
De vrijheid van meningsuiting is een mijnenveld voor rechters. Dat blijkt weer eens uit een recente uitspraak. Delano Felter, de lijsttrekker van de Republikeinse Moderne Partij (RMP) van Amsterdam heeft zich in 2010 in het openbaar beledigend uitgelaten over de homoseksuelen. Dat deed hij vanuit een christelijke motivatie.
Het Gerechtshof sprak hem in 2013 vrij. Maar de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege van Nederland, vernietigde het arrest van het Hof. Het Hof in Amsterdam heeft nu, conform de uitspraak van de Hoge Raad, opnieuw naar de zaak gekeken en de verdachte wordt veroordeeld wegens groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie.
Afwijkende sekse
Eerst de feiten: in het openbaar, in een interview tijdens het lijsttrekkersdebat uitte de politicus zich als een fervent homofoob. Een selectie van zijn uitspraken:
‘Het is echt een hele dominante homofiele groep.’ ‘Het is heel normaal he om te zeggen van ik heb een hekel aan homofielen.’ ‘We hebben te maken met hele agressieve homofiele groepen hier. Zoals die homofielen bij de politie. Weet je, kijk dat, dat moet gewoon weg.’ ‘Kijk het zijn die mensen met die seksuele afwijkingen die moeten gewoon eigenlijk bestreden worden door de hetero’s, vind ik.’ ‘Dus mensen met afwijkende sekse die, die pakken we aan.’
‘Die mensen eruit sodemieteren.’ ‘Nou in ieder geval de homofiel. Ja, het spijt me maar die moet even weg want we zijn hetero.’ ‘Ik denk dat Amsterdam staat te snakken naar een hele mooie heteroseksuele Adam en Eva eh periode.’ ‘We willen van die pedo’s af joh. Echt dat is een hele, hele zware punt.’ ‘Dus het wordt weer een heteroland. U hoeft niet meer bang te zijn dat de homofiel weer te dominant wordt.’
Opruiend
De bewoordingen maken deze uitspraken zonder meer beledigend en onnodig grievend voor homoseksuelen. Dit levert in mijn visie echter nog geen strafbaar feit op; de lijsttrekker doet zijn uitspraken immers in de context van zijn geloof en zijn functie als politieke leider van een lokale partij.
Wat zijn uitspraken naar mijn mening wel strafbaar maakt, is het opruiende, dus het gewelddadige karakter van woorden als ‘eruit sodemieteren’, ‘die pakken we aan’, et cetera. Toch ging de Hoge Raad anders te werk.
Choqueren
De Hoge Raad redeneerde in zijn arrest van 16 december 2014 vanuit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Wie de uitspraak goed leest, ontkomt niet aan de gedachte dat de Hoge Raad bezig is met meer dan de verdachte in casu.
Om de Hoge Raad geen geweld aan te doen, citeer ik hier de belangrijkste passage uit het arrest:
‘Bij de beoordeling van de vraag of een uitlating onnodig grievend is, dient, indien het gaat om een uitlating door een politicus in het kader van het publiek debat – het politieke debat daaronder begrepen – onder ogen te worden gezien enerzijds het belang dat de betreffende politicus daadwerkelijk in staat moet zijn zaken van algemeen belang aan de orde te stellen ook als zijn uitlatingen kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, maar anderzijds ook de verantwoordelijkheid die de politicus in het publieke debat draagt om te voorkomen dat hij uitlatingen verspreidt die strijdig zijn met de wet en met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Daarbij gaat het niet uitsluitend om uitlatingen die aanzetten tot haat of geweld of discriminatie maar ook om uitlatingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid.’
SGP
De Hoge Raad legt politici een bijzondere verantwoordelijkheid, ze zijn dragers van de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Met alle respect voor deze raadsheren, maar waar in de Grondwet of een andere wet staat dat politici, de volksvertegenwoordigers, de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat moeten uitdragen?
In een democratisch staatsbestel staan alle grondbeginselen ter discussie in het kader van de interpretatie ervan. Sommige uitlatingen, sterker nog, de beginselen van SGP waren in strijd met artikel 1 van de Grondwet.
Dit uitgangspunt van de Hoge Raad straalt minachting voor de democratie uit, waarbij de grondbeginselen van de rechtsstaat als religieuze onveranderlijke dogma’s worden voorgesteld.
Maar de Hoge Raad maakt nog een grotere fout door te stellen dat de uitlatingen die aanzetten tot onverdraagzaamheid, strafbaar zijn. Het aanzetten tot onverdraagzaamheid is volgens het Nederlands recht niet strafbaar. Dat weten de raadsheren ook.
Genocide
Het begrip komt voort uit enkele EHRM-uitspraken. Deze rechters hebben te maken met verschillende landen (rechtsculturen) en soms ook met verschillende delicten. In Frankrijk is het ontkennen van de Armeense genocide strafbaar. In Nederland niet.
Bovendien hebben de EHRM-rechters geen wetgevende bevoegdheid. Wel kan de EHRM een staat wijzen op de positieve plicht ter bescherming van de rechten van de mens. Deze positieve plicht moet dan door de nationale wetgever worden verwezenlijkt.
Nog een voorbeeld: de EHRM-rechters vonden dat de Turkse staat een partij mag verbieden die naar een sharia-regime streeft. Dat is in Nederland (nog) niet het geval. Kortom, strafbare feiten worden niet bedacht door rechters, maar door wetgevers.
Willekeur
Wat is onverdraagzaamheid? De democratie is, via de rechten van de mens, juist een institutionalisering van conflicten en onverdraagzame opvattingen. Onverdraagzaamheid uit zich in het niet willen tolereren – dat is ongeveer de kernactiviteit van politieke partijen.
De grens ligt bij geweld of het dreigen met geweld. Onverdraagzaamheid is een te breed begrip om als strafbaar feit te worden opgevat. De interpretatie ervan is per definitie willekeurig.
De Hoge Raad formuleert in uitermate onnauwkeurige bewoordingen een nieuw strafbaar feit en schendt daarmee een van de belangrijkste grondbeginselen van de rechtsstaat: het legaliteitsbeginsel. Geen feit is strafbaar zonder een voorafgaande strafbepaling, zie artikel 16 van de Grondwet, artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens.
Dom
Mijnheren raadsheren, weet u welke schijn u hebt gewekt bij de gemiddelde burger? De gemiddelde rechtsgenoot denkt nu: de Hoge Raad maakt de weg vrij voor het veroordelen van PVV-Kamerlid Geert Wilders wegens het begaan van een niet bestaand delict, namelijk het aanzetten tot onverdraagzaamheid. Nogal dom!
De rechters moeten zich houden aan het grondbeginsel nullum crimen sine lege poena legali, geen strafbaar feit zonder wettelijke strafbepaling.
Uitingsdelicten betreffen het politieke domein. Het is aan het Nederlandse parlement om deze grove schending van het recht te corrigeren. Anders zouden op grond van aanzetten tot onverdraagzaamheid nogal wat parlementariërs, opiniemakers en academici kunnen worden vervolgd.
Niet de rechter, maar de wetgever heeft het laatste woord bij het voorschrijven van strafbare feiten.
Ingelogde abonnees van EWmagazine kunnen reageren
Bij het plaatsen van een reactie geldt een aantal voorwaarden. Klik hier voor de voorwaarden.
Reacties die anoniem worden geplaatst of met een overduidelijke schuilnaam zullen door de moderator worden verwijderd, evenals reacties die niets met het onderwerp van het artikel te maken hebben. Dit geldt evenzeer voor racistische of antisemitische reacties. De moderator handelt in opdracht van de hoofdredacteur.