Carry Pothuis-Smit: het eerste vrouwelijke Eerste Kamerlid

25 augustus 2015Leestijd: 4 minuten

Elsevier-journalist Carla Joosten bespreekt regelmatig een eerste vrouw in een beroepsorganisatie of bestuurlijke functie. Dit keer Carry Pothuis-Smit (1872-1951), het eerste vrouwelijke Eerste Kamerlid.

Het was geen voorpaginanieuws, maar afgelopen juni was het aantal vrouwen in de Eerste Kamer voor het eerst in de geschiedenis gedaald. Was in de periode 2011-2015 nog 27 van de 75 leden vrouw, sinds juni 2015 zitten er 26 vrouwen in de senaat.

Carry Pothuis-Smit trad op 23 maart 1920 aan als eerste vrouwelijke lid van de Eerste Kamer. Ze hield haar maidenspeech bij de behandeling van de begroting van de marine. Pothuis ageerde tegen het regeringsvoorstel om twee kruisers verder af te bouwen en hiervoor 18 miljoen gulden (96 miljoen euro omgerekend naar de actuele koopkracht) uit te trekken.

Ook al was datzelfde bedrag al uitgetrokken voor de eerste fase van de bouw, Pothuis vond dat maar beter helemaal kon worden gestopt met de bouw van de kruisers.

Volgens haar dachten niet alleen pacifisten als zijzelf er zo over, maar leefde die opvatting ook onder pleitbezorgers van verdere bewapening. De oorlogsschepen waren technisch niet doelmatig en zouden, doordat ze nogal klein waren, alleen maar getuigen van ‘de machteloosheid van Nederland op marinegebied in verschillende havens’.

Armoede

Carry Smit werd op 12 februari 1872 geboren in een welgesteld, liberaal milieu in Amsterdam, waar haar vader een ijzerhandel dreef. Het gezin telde vijf meisjes. Als dertienjarige ging Carry tegen de zin van haar ouders naar de Kweekschool voor Onderwijzeressen in Arnhem.

Ze ging lesgeven aan een particuliere school voor meisjes in Haarlem, maar koos al snel voor een openbare school in een Amsterdamse arbeiderswijk. Daar werd ze geconfronteerd met armoede en slechte huisvesting.

In 1903 huwde ze de arme Joodse diamantair en vakbondsbestuurder Samuel Pothuis (1873-1937), met wie ze twee dochters en een zoon kreeg.

Haar man was niet zo’n socialist die, als hij eenmaal thuis was gekomen, in zijn zetel neerviel en wachtte op het eten van moeder de vrouw. Als een flexwerker avant la lettre werkte hij enkele dagen per week vanuit huis, zodat zijn vrouw buitenshuis actief kon zijn.

Samen schreef het echtpaar een boek ter verdediging van het traditionele huwelijk, maar wel een waarin de vrouw een levenskameraad is van haar man en buitenshuis kan werken. Over een verdeling van de taken binnenshuis werd nog niet gerept.

Oplossing

Carry was lid van de SDAP – de voorloper van de PvdA – die streed voor nationale ontwapening, geheelonthouding en verbetering van de positie van vrouwen. Ook was ze lid van Kerk en Vrede. Maar het socialisme was volgens haar de oplossing voor het ‘vrouwenvraagstuk’.

Met behulp van vriendinnen financierde ze de oprichting van een vrouwentijdschrift dat in 1905 leidde tot De Proletarische Vrouw, een blad voor arbeidsters en arbeidersvrouwen dat op zijn hoogtepunt in de jaren dertig 63.000 abonnees telde. Ze bleef tot 1940 hoofdredacteur. Het tijdschrift was zo samengesteld en geschreven dat arbeidersvrouwen het graag lazen. Naast politiek stonden er bijvoorbeeld ook recepten in.

‘Het succes van De Proletarische Vrouw is misschien ook voor een deel hierin gelegen dat het nooit op een bureau werd geschreven, maar in het gezin, ’s avonds letterlijk langs de wieg en later te midden van de opgroeiende kinderen,’ schreef de hoofdredacteur eens.

Pothuis-Smit organiseerde vrouwenclubs die veelal waren gericht op socialistische politiek, ze schreef boeken (ook voor kinderen) en honderden pamfletten en ze zette zich in voor het vrouwenkiesrecht. Maar eenmaal geplaatst op de lijst voor de Tweede Kamer werd in 1919 niet Pothuis, maar Suze Groeneweg gekozen. Terwijl die juist veel minder ophad met het lot van haar seksegenoten.

Zwangerschapsverlof

Vanaf 2 september 1919 kwam Pothuis-Smit wel in de Amsterdamse gemeenteraad terecht, waar kinderbewaarplaatsen en consultatiebureaus haar aandacht hadden. In maart 1920 volgde het lidmaatschap van de senaat. Dat was wel even wennen in de herensociëteit van de Eerste Kamer, waar een vrouw maar een vreemd verschijnsel werd gevonden. Maar de tengere en gereserveerde Pothuis-Smit werd al snel geduld.

Zeventien jaar lang was ze Eerste Kamerlid en pleitte ze onder meer voor betaald zwangerschapsverlof. Ook ageerde ze tegen regeringsplannen om gehuwde vrouwelijke ambtenaren te ontslaan. Ze weigerde de meerderheid in haar partij te volgen toen die in 1936 het antimilitarisme losliet.

Ze overleed in het Amsterdamse rusthuis Moria. Het Vrije Volk luidde een vrouw uit die ‘het socialisme haar leven lang trouw in de voorste rijen had gediend’.

Zelf vond Pothuis-Smit spreken in het openbaar niet haar grootste kracht. Maar volgens Het Vrije Volk ‘waren haar toehoorders en vooral haar toehoorsters steeds diep onder de indruk van het bezielende woord van deze voorvechtster van de sociaal-democratie in ons land’.

In onder meer Amsterdam, Spijkenisse, Deventer en Eindhoven is een straat naar haar vernoemd. Haar dochter Carolina huwde de PvdA-politicus Gerard Nederhorst.