Ruttes discussie over ‘dikke ikken’ dreigt snel te verzanden

16 juni 2015Leestijd: 3 minuten
'ANP'

De tirade van de premier tegen het ‘Dikke Ik’ trok veel aandacht. Het onderwerp belandde zelfs op de politieke agenda. De eerste reacties doen echter ernstig vrezen voor het niveau van de discussie.

Het is enigszins pijnlijk om te moeten bekennen, maar ik kan het ook moeilijk ontkennen: ooit heb ik gewerkt voor een gesubsidieerde instelling. Dankzij de belastingbetaler mocht ik bij de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD, jarenlang in een ruime, comfortabele kamer met zonnig terras in alle rust boeken doorbladeren en wat schrijven.

Best leuk werk. Je stak er iets van op en je kreeg zonder noemenswaardige moeite de status van ‘VVD-ideoloog’. Journalisten zochten je op om je mening over allerlei kwesties op te tekenen.

Het was duidelijk dat zij vooral kritiek op de partijleiding wilden vernemen en het kostte enige inspanning om alle feitelijke onjuistheden in hun concept-artikelen te elimineren, maar de journalistieke belangstelling deed het ego toch goed.

Tegelijkertijd was het frustrerende arbeid. De vervaardigde studies leken in een liberaal luchtledig te verdwijnen. Geruime tijd werd gewerkt aan een doordachte visie, soms met ruziënde commissies die in de veronderstelling leefden dat na publicatie van hun opvattingen de politiek nooit meer hetzelfde zou zijn.

Maar het rapport belandde doorgaans ongelezen in lades of prullenbakken. Het werken voor een wetenschappelijk bureau wil nog weleens bijdragen aan een besef van de helaasheid der dingen, een besef dat bij mij toch al niet onderontwikkeld is.

Morele basis

Aandacht voor de publicaties betekende overigens niet per se een zonnig humeur voor de auteurs. Zo boog een partijraad van de VVD zich in 1996 over Tussen vrijblijvendheid en paternalisme, een rapport met, al zeg ik het als scribent zelf, een interessante probleemstelling.

Liberalen zijn van nature nogal legalistisch. Zij zijn geneigd te denken dat met het formuleren van goede regels en de handhaving daarvan zowat alle maatschappelijke problemen kunnen worden opgelost.

Maar wetgeving heeft een morele basis nodig. Het christendom, dat in westerse landen eeuwenlang het normatieve fundament leverde, is aan erosie onderhevig. De vraag is hoe erg dit is.

Leiden secularisering en individualisering tot zedelijk verval en maatschappelijke desintegratie? En zo ja, in hoeverre kunnen overheid en politieke partijen het tij keren door bij te dragen aan de ontwikkeling van een waardevolle publieke moraal?

Aan de in Bussum verzamelde VVD’ers waren deze prikkelende vragen niet besteed. De partijraad bleek moraliseren te associëren met spruitjeslucht en christen-democratische bekrompenheid. Zo bloedde een potentieel boeiende discussie in één Gooise middag dood door liberale desinteresse en domheid.

Hebzucht

Gezien de intellectuele sfeer in zijn partij kan Mark Rutte onmogelijk hebben verwacht dat hij veel bijval in eigen kring zou krijgen voor zijn verrassende pleidooi op het laatste VVD-congres voor een soort liberaal beschavingsoffensief.

Maar in de buitenwereld trok de tirade van de premier tegen het ‘Dikke Ik’ aandacht. Het onderwerp belandde zelfs op de politieke agenda. De eerste reacties doen echter ernstig vrezen voor het niveau van de discussie.

Zo meende Diederik Samsom een slag te kunnen slaan door Rutte het terugdringen van de overheid te verwijten. De grotere ruimte voor de markt zou volgens de PvdA-leider slechts tot hebzucht en ongezonde competitiedrift leiden. Alsof toegenomen hufterigheid bijvoorbeeld bestreden zou kunnen worden door versterking van de in al zijn voegen krakende verzorgingsstaat.

Dagblad Trouw ging op bezoek bij Harry Kunneman, bedenker van de term ‘Dikke Ik’. Het linkse orakel sprak zich uit tegen ‘consumptieve mateloosheid’ en vertelde tevreden over zichzelf dat hij bijna altijd met openbaar vervoer en vouwfiets reist.

Volgens zijn redeneringen komt de strijd tegen dikke ikken ongeveer neer op het omhelzen van het programma van GroenLinks.

Evenmin vrolijk stemde de klacht in NRC Handelsblad dat Rutte niet de indruk wekt zijn waarden te willen handhaven. Waarden kunnen nu eenmaal lastig worden gehandhaafd – dat is juist het probleem. Het zijn geen wetten. Het gaat om normatieve uitgangspunten en beschavingsvormen die hoogstens op subtiele wijze van hogerhand kunnen worden gestimuleerd.

De door Rutte aangezwengelde discussie dreigt op deze manier snel te verzanden door partijpolitieke spelletjes en misverstanden. Spijtig, want het vinden van een balans tussen vrijblijvendheid en paternalisme is nog net zo’n belangrijke politieke opdracht als twintig jaar geleden.

Elsevier nummer 25, 20 juni 2015