Vierentwintig jaar later: Frits Bolkestein over zijn ideeën van toen

30 maart 2015Leestijd: 9 minuten
'ANP'

Voormalig VVD-leider Frits Bolkestein kijkt terug op zijn bijna kwart eeuw oude standpunten over Rusland, de Europese Unie en immigratie. ‘Hebben de opvattingen die ik in 1991 verkondigde de tand des tijds doorstaan?’

Mijn rede draagt de titel ‘Vierentwintig jaar later’ omdat er vierentwintig jaar zijn verstreken sinds ik op 6 september 1991 een toespraak hield op het Congres van de Liberale Internationale in ­Luzern. Mijn toespraak ging over drie onderwerpen: 1) Rusland, 2) de Europese Gemeenschap en 3) immigratie.

Hebben de opvattingen die ik toen verkondigde nu eigenlijk de tand des tijds doorstaan? Laat ik de onderwerpen behandelen in de volgorde waarin ik ze over het voetlicht bracht.

Om te beginnen Rusland. De ineenstorting van de Sovjet-Unie was een ontzagwekkend schouwspel, verklaarde ik indertijd. Het laatste imperium op aarde verkeerde in staat van ontbinding. Rusland werd met de dag chaotischer. De economische toestand bleef verslechteren. De republieken aan de periferie van het land waren gebrand op hun onafhankelijkheid. Als Oekraïne zich ook afscheidde, voegde ik eraan toe, zou er een eind komen aan de status van Rusland als wereldmacht.

Ten slotte verkeerde de democratie in Rusland in zwaar weer. Konden wij, in West-Europa, iets doen om Rusland te helpen? Maar heel weinig, vreesde ik.

Europa met twee snelheden

Vervolgens sprak ik over Oost-Europa, en dan in het bijzonder over Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije. Zij wilden lid worden van de Europese Gemeenschap, zoals we toen nog zeiden, en liefst zo snel mogelijk. Omdat het deze landen ontbrak aan een goed werkende markteconomie, meende ik dat dat op korte of middellange termijn niet mogelijk zou zijn.

En ze konden ook geen lid worden van de NAVO, omdat bijvoorbeeld Nederland niet bereid zou zijn de grens tussen Polen en Rusland te verdedigen als de zaken echt uit de hand liepen.

Over de Europese Gemeenschap was ik relatief kort. Uiteindelijk, zei ik, zou de EG alle democratische landen in Europa een thuis bieden. Ik somde alle toekomstige leden op en verklaarde dat ons een Gemeenschap met meer dan twintig leden te wachten stond.

Dat betekende dat een Europa van twee of zelfs drie snelheden vermoedelijk niet te vermijden viel. Ten slotte merkte ik nog op dat het de EG ontbrak aan een buitenlandbeleid, iets wat indertijd zonneklaar was.

Het derde onderwerp dat ik aansneed, was immigratie, en dan ging het wat Nederland aangaat in die dagen voornamelijk om mensen uit Turkije en Marokko.

Scheiding van Kerk en Staat

Wat ik zei was relatief eenvoudig, maar het gaf aanleiding tot veel onenigheid. Ik stelde de volgende vraag: welke cultuurwaarden moesten prevaleren wanneer er sprake was van conflict: die van de islamitische minderheid of die van de niet-islamitische meerderheid?

Ik keerde op dit punt terug naar onze wortels: het liberalisme had aan de wieg gestaan van bepaalde politieke basisprincipes, zoals de scheiding van Kerk en Staat, de vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en de afwijzing van discriminatie.

Liberalen, zo verklaarde ik, stelden zich op het standpunt dat deze principes niet alleen in Europa en Amerika golden, maar overal ter wereld. Het liberalisme kende deze principes universele waarde toe, dat was zijn politieke visie. Er kon geen sprake zijn van compromissen, stelde ik, of van gemarchandeer.

Hiermee heb ik mijn toespraak van vierentwintig jaar geleden kort samengevat. Wat is er sindsdien gebeurd? Waar staan we vandaag de dag?

Rechtsregels

Rusland is onze buurman. Het is een groot en ook een potentieel rijk land. Het is tevens een land dat kernwapens bezit. Maar onder president Poetin houdt het zich niet aan de rechtsregels. Het ontwikkelt zich tot een kleptocratie. De media moeten aan de leiband van het Kremlin lopen. Critici van Poetin worden vermoord.

De Russische economie kan dan ook niet naar behoren functioneren. Op dit ogenblik wordt ze dubbel getroffen: ten eerste door de lagere olie- en gasprijs, ten tweede door de sancties die de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben ingesteld na de Russische inmenging in Oost-Oekraïne. De betrekkingen tussen Rusland en het Westen zijn sinds het einde van de Koude Oorlog niet zo slecht geweest.

Was het noodzakelijk dat die betrekkingen zich op die manier ontwikkelden? In 1991 verklaarde ik dat het volgens mij niet mogelijk was dat Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije lid werden van de NAVO.

Onberaden stap

Maar in 1997 besloot de NAVO om die landen juist wel lid te maken. Ik was indertijd partijleider van de VVD en keerde me tegen de uitbreiding. Dat leidde tot een debat in het parlement. Ik zei dat het net leek of Rusland de Tweede Wereldoorlog had verloren: het land was arm en chaotisch en het Rode Leger was op sterven na dood.

Er bestond niet de minste militaire reden om de NAVO uit te breiden. Bovendien: wat vormde nou eigenlijk de aanzet tot deze onberaden stap?

Was dat niet de belofte die president Clinton zijn publiek in de Polish Club in Detroit had gedaan, in de hoop dat hij tijdens zijn herverkiezingscampagne het etnische electoraat aan zijn zijde kon krijgen? Wilden we echt onze betrekkingen met Rusland schaden omdat we president Clinton nog eens in het zadel wilden helpen?

Jaap de Hoop Scheffer

De Nederlandse regering zei dat ze zeer hechtte aan haar goede betrekkingen met Rusland. Maar dan, stelde ik, kon ze de uitbreiding van de NAVO onmogelijk steunen. Mijn critici in het parlement stelden dat het karakter van de NAVO ten tijde van deze uitbreiding was veranderd.

Ze vergaten dat de NAVO vanuit Moskou bezien een massieve aanvalsmachine was. Het parlementaire debat liep uit op een nederlaag voor de VVD. Enkele jaren later sprak George Kennan, de initiator van de ‘containmentpolitiek’, zijn steun uit voor onze positie, en ik denk nog steeds dat we het indertijd bij het rechte eind hadden.

De NAVO heeft recentelijk nog een tweede uitbreiding voorgesteld, ditmaal met Oekraïne en Georgië. Maar nu stribbelden de Europese lidstaten tegen. Het rampzalige voorstel werd verworpen, ook al had Jaap de Hoop Scheffer, destijds secretaris-generaal van de NAVO, het in dit verband over ‘niet óf maar wannéér’.

MH17

Een ‘wat als’-geschiedenis is altijd speculatief. Niettemin heb ik het idee dat Rusland zich anders had opgesteld als Kiev duidelijk te verstaan had gegeven dat het noch lid wilde worden van de NAVO, noch van de Europese Unie. Zo’n uitspraak was in feite gewoon een afspiegeling geweest van de feitelijke situatie, aangezien er momenteel geen enkele regering in de Europese Unie is die Oekraïne als lid wil aanvaarden.

Diplomatiek gezien hebben we onszelf in de wielen gereden. En toen werd het Maleisische passagierstoestel MH17 neergehaald, waarbij haast driehonderd mensen het leven lieten en Rusland schimmig bleef doen over zijn rol in het drama.

Met betrekking tot de Krim ben ik bang dat Poetin een punt heeft. Rusland veroverde de Krim aan het eind van de achttiende eeuw op de Turken. Sebastopol werd de eerste haven voor de Russische vloot. Het was Chroesjtsjov, zelf een Oekraïner, die de Krim halverwege de vorige eeuw bij Oekraïne voegde. Maar de meerderheid van de Krim-bevolking wil liever bij Rusland horen.

Het probleem met sancties is dat ze niet tot in eeuwigheid kunnen worden volgehouden. En behoorlijk beleid worden ze nooit.

Tweede Jalta

Zeventig jaar geleden was er een conferentie in Jalta, waarbij Roo­sevelt, Churchill en Stalin aanwezig waren.

Misschien wordt het tijd voor een tweede Jalta-conferentie, die dan een vervolg zou moeten geven aan de resultaten van Minsk. Jalta II zou de soevereiniteit van de Baltische republieken moeten herbevestigen, de nieuwe status van de Krim moeten aanvaarden en het federale karakter van Oekraïne moeten regelen.

Het tweede onderwerp waar ik in Luzern over sprak was de Europese Gemeenschap, tegenwoordig de Europese Unie. Het staat er slecht voor met de Europese Unie. De Unie doet veel te veel. Het Europese Parlement heeft nog steeds federale ambities. Het ziet ‘meer Europa’ als de oplossing voor alle problemen. Het beseft niet dat de Europese burgers niet ‘meer Europa’ willen.

Ze willen ‘minder Europa’. Helaas nemen de politici die naar Straatsburg worden gestuurd allemaal al snel de inheemse reflexen over van de afgevaardigden die daar al jaren Europa proberen te runnen.

Glazen koepel

Deze hardwerkende lieden leven in een hermetisch afgesloten glazen koepel waar ze het contact met het Europa van de gewone mensen kwijtraken. Geen wonder dat het enthousiasme voor de Europese Unie in de lidstaten gestaag afneemt.

De zogenaamde Europese Grondwet – die geen grondwet was – werd verworpen door een kleine meerderheid van de Franse kiezers. Tweederde van de Nederlandse kiezers stemde tegen – terwijl Nederland mede aan de wieg stond van het document.

Dat deden ze omdat de Europese Unie hun te veel kostte, omdat Brussel zich met te veel Nederlandse zaken bemoeide en omdat de grote lidstaten het spel van de Economische en Monetaire Unie niet volgens de regels speelden.

Geld van andere mensen

De Monetaire Unie is momenteel Europa’s grootste probleem. Het is een mislukking omdat de grondslag niet deugt. Die grondslag is: gelijke monniken, gelijke kappen. Maar de monniken zijn niet gelijk. Het noorden van Europa hanteert een liberaal economisch beleid en wil zich houden aan de overeengekomen voorschriften.

Het zuiden van Europa, Frankrijk inbegrepen, wil politieke oplossingen voor economische problemen. Het noorden wil soliditeit, het zuiden solidariteit, dat wil zeggen: het geld van andere mensen.

Kijk eens naar de economische geschiedenis van Italië. Het land werd één in 1870. Toen bestond er behoefte aan een gemeenschappelijke munt. Dat werd de lire. Die was gekoppeld aan de economie van het noorden, dat zich sterker had ontwikkeld dan het zuiden. De lire was te sterk voor het zuiden. En dus kon het zuiden niet concurreren.

Dat werd gecompenseerd door jaarlijkse transferbetalingen van de Cassa per il Mezzogiorno. Italië was al een transferunie sinds de geboorte van het land.

Steunen en kreunen

Ook de huidige eurozone groeit uit tot een transferunie. De insolvente landen willen hun munt devalueren om weer concurrerend te kunnen worden, maar dat mag niet. Ik denk dat Griekenland de Monetaire Unie moet verlaten. Ik zie geen andere uitweg.

Een cruciaal jaar voor de EU wordt 2017. Dan zijn er Bondsdagverkiezingen in Duitsland, presidentsverkiezingen in Frankrijk en Tweede Kamer-verkiezingen in Nederland. En bovenal wordt er in het Verenigd Koninkrijk een referendum gehouden over de vraag of het land al dan niet lid moet blijven van de EU.

Ik denk dat de uitkomst dezelfde zal zijn als die van het referendum in Schotland. De Engelsen zullen steunen en kreunen, maar ten slotte hun nationale belangen laten prevaleren. Het is koud buiten de Europese Unie.

Niks nieuws

Ten slotte sprak ik in Luzern over het onderwerp immigratie. Ik liet een paginalang artikel in de Volkskrant op mijn toespraak volgen waarin ik de voornaamste punten herhaalde. Het werd diezelfde maand, september 1991, nog gepubliceerd. En er werd in een honderdtal andere artikelen op gereageerd – verreweg de meeste kritisch, sommige instemmend, enkele ronduit beledigend.

Eenieder die het artikel vandaag de dag zou lezen, zou zich afvragen waarom ik eigenlijk de moeite had genomen het te schrijven. ‘Er staat niks nieuws in,’ zou hij zeggen, zonder een gaap te kunnen onderdrukken. Zozeer is de gangbare opinie gedurende de afgelopen vierentwintig jaar veranderd.

Over het geheel genomen is de integratie van immigranten redelijk succesvol verlopen. Aan universiteiten doen vrouwen die afkomstig zijn van etnische minderheden het beter dan hun autochtone zusters. Er worden meer en meer huwelijken gesloten die de etnische grenzen overschrijden.

Maar werkloosheid en misdaad blijven hoger in immigrantengemeenschappen dan in de samenleving als geheel.

Staatloos

Op twee specifieke zaken moet ik hier nog ingaan. Ten eerste de gruwelijke moord op de medewerkers van Charlie Hebdo. Ik heb deelgenomen aan de protestmars in Amsterdam, met een bord in de hand waarop ‘Je suis Charlie’ stond. Hadden de journalisten van Charlie Hebdo het recht om die spotprenten te publiceren? Zeer zeker. Was het wijs om dat te doen? Nee.

Dan is er de kwestie van het moslimterrorisme. Het is waar dat veruit de meeste moslims streven naar een vreedzaam leven. Maar het is ook waar dat veruit de meeste terroristische aanslagen worden gepleegd door moslims.

We worden nu geconfronteerd met het veelkoppige monster IS, dat aantrekkingskracht uitoefent op tal van jihadisten. Ik vind dat mensen die het land verlaten om voor IS te vechten hun staatsburgerschap zouden moeten verliezen. Als ze van Marokkaanse komaf zijn, kunnen ze terugvallen op hun Marokkaanse nationaliteit. Als ze alleen de Nederlandse nationaliteit hebben, verliezen ze die en worden ze staatloos. Dat is dan hun probleem.

Nog een laatste punt met betrekking tot het Midden-Oosten. Irak was tijdens de Turkse bezetting verdeeld in drie wilaya’s: een sjiitische in het zuiden, een soennitische in de middenregio en een Koerdische in het noorden. Ik zou willen pleiten voor de vorming van een onafhankelijke staat Koerdistan in het noorden van Irak.

Vertaling: Jabik Veenbaas

Elsevier nummer 14, 4 april 2015