Eerste vrouw in Staten mocht niet stemmen, maar werd wel gekozen

19 maart 2015Leestijd: 3 minuten
'BWSA'

Elsevier-journalist Carla Joosten bespreekt regelmatig een eerste vrouw in een beroepsorganisatie of bestuurlijke functie. Dit keer Gaatske Adriana Ladenius (1883-1953), de eerste vrouw in Provinciale Staten.

Gaatske Adriana Ladenius was niet in de wieg gelegd voor een leven binnenshuis. De dochter van een griffier van het kantongerecht in Emmen die opgroeide in Vianen en Zuidhorn, was er te ondernemend en te geëngageerd voor.

Vrouwenclub

Na de christelijke meisjesschool in Utrecht en de hbs in Almelo, waar ze in 1897 kwam wonen, verbleef ze een tijdje in het buitenland om daarna in Amsterdam een tekenschool voor meisjes te bezoeken. Op de Academie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam leerde ze schilderen.

De politiek trok haar. Ondanks haar orthodox-christelijke achtergrond zag ze meer in het socialisme. In 1908 sloot ze zich aan bij de SDAP, de latere PvdA. Ze sprak op bijeenkomsten, vervulde bestuursfuncties in de lokale en gewestelijke afdeling van de partij, richtte een vrouwenclub op en zette jongeren aan tot politieke activiteiten.

Verkapt dameskiesrecht

In 1913 sprak ze zich uit tegen regeringsdeelname van de SDAP. Nog liever zag ze het vrouwenkiesrecht uitgesteld dan de mogelijkheid van ‘verkapt dameskiesrecht’, ingevoerd door een liberaal-socialistisch kabinet. Voortzetting van de klassenstrijd was haar devies. Dat zou vanzelf tot algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen leiden.

Ze tekende platen over het vrouwen-kiesrecht voor onder andere het blad De Proletarische Vrouw. In 1918 schreef ze een verhandeling over de noodzaak van betrokkenheid van de arbeidersvrouw bij de gemeenteraadspolitiek.

Zelf werd ze in 1919 raadslid in Almelo en lid van Provinciale Staten van Overijssel. Daarmee was ze het eerste vrouwelijke raadslid van Almelo, maar ook het eerste vrouwelijke Statenlid van Nederland. Ze werd gekozen, terwijl ze zelf niet mocht stemmen.

Passief kiesrecht (gekozen worden) was ingevoerd in 1917, maar actief kiesrecht (gaan stemmen) voor vrouwen was pas in 1923 mogelijk. Ladenius zou tot 1950 in de Provinciale Staten blijven en kreeg pas in 1948 gezelschap van een andere vrouw: de communiste J. Broekman-Smit.

De kroeg

Als Statenlid concentreerde Ladenius zich op volksgezondheid, sociale voorzieningen en volksontwikkeling. Ze zette zich in voor de verbetering van de verpleging van zieken en tbc-lijders en vond de vestiging van bibliotheken belangrijk.

Romans waren volgens haar een probaat middel tegen verveling op het platteland. ‘Het gaan naar de leeszaal weerhoudt van het gaan naar de kroeg,’  zei ze in de Overijsselse Statenzaal.

Jubileum

Ze was zich maar al te goed bewust dat ze de enige vrouw in de Staten was en wilde daarom niet falen. Ze was een goed spreker en mocht ter gelegenheid van het gouden regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1948 de Staten toespreken. Een halve eeuw geschiedenis passeerde de revue. Van wereldoorlogen tot politieke en sociale veranderingen.

‘De plaats van de vrouw en de plaats van de arbeider is nu een geheel andere dan een halve eeuw geleden. Waren het toen goeddeels de hooggeplaatsten en welgestelden, die deel uitmaakten van regering, Eerste en Tweede Kamer, Staten en gemeenteraden, thans is ook het arbeiderselement, zijn de kleine burgers en de kleine boeren er rijkelijk in vertegenwoordigd, ook in deze Staten. Dat de vrouwen in die lichamen rijkelijk vertegenwoordigd zijn, kan ik helaas niet zeggen, … maar misschien komt dat later nog… In elk geval zou het in 1898 iets ondenkbaars zijn geweest, dat het een vrouw was, die op dit ogenblik het woord tot u richtte.’

Ladenius was getrouwd met rechter – later president – Albert Leendertz van de rechtbank in Almelo. Het paar bleef kinderloos. Twee jaar na haar toespraak verliet ze de Staten. Drie jaar later overleed ze.

Almelo eerde Leendertz-Ladenius met een straatnaam. In Zwolle-Zuid is de Ladeniusmarke naar haar vernoemd.