Wetten tegen discriminatie leiden zelf tot ongelijke behandeling

08 februari 2014Leestijd: 2 minuten

De vraag is waarom iemand zich op religieuze gronden niet hoeft te houden aan voorschriften die anders wel bindend zijn. Op deze manier creëer je een bevoorrechte positie voor gelovigen. Daarvoor hebben we een woord: discriminatie.

Waarom mag een werkgever geen moslima weigeren omdat ze een hoofddoekje draagt? De kwestie laaide weer eens op naar aanleiding van dit recente voorval: de achttienjarige Leila Kallal wilde stage lopen bij een Brabants uitzendbureau, maar kreeg te horen dat het dragen van een hoofddoek problematisch was.

Een déjà vu-gevoel is onvermijdelijk. De afgelopen jaren hebben zich vergelijkbare situaties voorgedaan. In het Belgische Genk ontsloeg de HEMA een medewerker met een hoofddoek, wat volgens de arbeidsrechter overigens niet mocht.

Wel of geen religieuze symbolen op de werkvloer? Eerder speelde deze vraag kwestie binnen het Amsterdamse Gemeentelijk vervoersbedrijf, dat gaat over de trams en metro’s in de stad.

Het d-woord

Minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) vindt het goed dat de moslima het er niet bij laat zitten. ‘Als de feiten kloppen, dan is dit een ernstige zaak. Discriminatie en uitsluiting op basis van geloof, geslacht en leeftijd is verboden. In Nederland is iedereen voor de wet gelijk. Het is dan ook goed dat ze aangifte heeft gedaan,’ zegt de minister.

Het d-woord is gevallen. Ziehier het antwoord op het beginvraag – althans, zo lijkt het.

Waarom mag een werkgever geen moslima weigeren omdat ze een hoofddoekje draagt? Omdat het discriminerend zou zijn.

Je kon wachten op deze Pavlov-reactie. Maar is deze reactie ook terecht?

Kledingvoorschrift

Artikel 1 van de grondwet zegt dat we niet mogen discrimineren. Iedereen verdient een gelijke behandeling. Het is echter maar de vraag of Kallal het slachtoffer is van discriminatie, zoals ze zelf vindt. Eerder lijkt ze te willen profiteren van wetgeving die zelf discriminerend is.

Het zit namelijk zo. Werkgevers mogen namelijk – binnen grenzen – eisen stellen aan het uiterlijk van werknemers. Ze vertegenwoordigen het bedrijf of de instelling waar ze werken.

Een tijdje terug ontsloeg de KLM een stewardess omdat ze zich niet aan de kledingvoorschriften hield. Ze droeg een oorpiercing, had een tatoeage en gemillimeterd haar. De luchtvaartmaatschappij kreeg gelijk van de kantonrechter en de stewardess was haar baan definitief kwijt.

Tegenwerping

Ja, maar je mag de stewardess en de moslima niet met elkaar vergelijken, zal de tegenwerping luiden. De laatste wordt beoordeeld op haar religie en dat is verboden volgens de grondwet. Klopt, en juist dat is een doorn in het oog.

Preciezer: dat zou het moeten zijn, want waarom zou iemand zich op religieuze gronden mogen onttrekken aan voorschriften die anders wel bindend zijn? Op deze manier creëer je een bevoorrechte positie voor gelovigen. Voor deze ongelijke behandeling hebben we een woord: discriminatie.