Kleinere klassen? Flexibel onderwijs is veel belangijker

11 december 2013Leestijd: 2 minuten

Onderwijsvernieuwing is belangrijker dan het beperken van het aantal leerlingen per klas. Als rekening wordt gehouden met individuele leerverschillen, hoeft overpopulatie de ontwikkeling van leerlingen niet in de weg te staan.

De schoolklassen raken overvol, zo beweren leraren van de vakbond Leraren in Actie. Dinsdag boden zeven van hen een petitie aan, voorzien van 46.000 handtekeningen.

De overhandiging was in een speciaal voor de gelegenheid opgebouwd glazen klaslokaal voor het gebouw van de Tweede Kamer. Verschillende Kamerleden waren aanwezig.

Beheersen

De indieners maken kenbaar dat er inmiddels klassen zijn van bijna 40 leerlingen. Zij hekelen het gemiddelde van 23,3 waarover VVD-staatssecretaris Sander Dekker spreekt. Toch blijkt dat ‘slechts’ 6 procent van de groepen in het basisonderwijs boven de 30 leerlingen uitkomt. Desondanks erkent de staatssecretaris de toename.

Als beheersingsinstrument kiezen de indieners voor een landelijk maximum van 28 leerlingen. Dit moet volgend jaar ingaan. Binnen drie jaar moet dat aantal verder zakken naar maximaal 24 leerlingen per klas.

Positief effect

Dat kleinere klassen een positief effect hebben op de individuele leerling is wetenschappelijk aangetoond. Onderwijsbudgetten maken echter dat kleine klassen vooralsnog onrealistisch zijn. Pedagogische vernieuwingen liggen meer voor de hand.

Het zou verstandig zijn om te kijken naar hoe het onderwijs is ingericht. Het idee van een vaste klas met gestandaardiseerd onderwijs voor iedereen is achterhaald. Zeker gezien de voortschrijdende technologie, die nieuwe vormen van (interactief) leren mogelijk maakt.

Flexibel onderwijs

Leerlingen verschillen sterk van elkaar, zowel qua denkkracht als op psychosociaal gebied. Klassen verkleinen geeft weliswaar meer ruimte per leerling, maar komt nog steeds niet tegemoet aan talent- en leerverschillen.

Scholen moeten flexibeler omgaan met hun populatie en de individuele behoeften. Hierbij kan worden gedacht aan parallelle sessies, waar in kleinere groepen wordt gewerkt aan specifieke taken – afgestemd op de individuele talenten.

Samenwerking

Behalve de leraren zijn onderwijsassistenten hierbij onmisbaar. Zij faciliteren op ondersteunende wijze de instructiebehoefte van de leerlingen – uiteraard onder toezicht van een bevoegde leraar.

Studenten zijn prototypische assistenten. Hun betrokkenheid bij het onderwijs en hun kennis maken dat zij relatief eenvoudig kunnen worden ingezet. Liefst onbezoldigd.

Goed onderwijs en adequate zorg voor de jeugd vormen de basis voor een samenleving waarin iedereen tot zijn recht komt en het beste uit zichzelf kan halen: talentmaximalisatie door flexibel onderwijs