Hammelburg (BNR): ‘Misschien moeten we niets doen tegen IS’

10 augustus 2015Leestijd: 9 minuten
'Marco Bakker'

Buitenlandcommentator Bernard Hammelburg (68) bekijkt de internationale politiek nuchter. Hij vindt dat het Westen weer toenadering moet zoeken tot het Rusland van Poetin.

Een journalist pur sang. Een levendige geest vol gestolde kennis en ervaringen. Van de oorlog in Vietnam tot het conflict in Oekraïne, van de pingpong­diplomatie in China tot de nimmer ophoudende spanningen in het Midden-Oosten. Weinigen kunnen er met zoveel autoriteit over spreken als Bernard Hammelburg. Een nuchter analyticus die zich blijft verbazen en vragen blijft stellen.

Hij ontvangt bij BNR Nieuwsradio in Amsterdam, waar hij presentator en buitenlandcommentator is en deze middag voor de microfoon nog even de jongste rel tussen Israël en de Palestijnen becommentarieert. In juli bezocht hij die regio nog samen met minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders (PvdA).

Ter plekke zijn en praten, is volgens Hammelburg cruciaal. ‘Ook al lees je je in dit vak te pletter, het gaat erom zoveel mogelijk primaire bronnen te hebben.’ En die heeft hij wereldwijd.

Maandenlang op reis of naar oorlogsgebieden, zoals in een grijs verleden, gaat hij niet meer. ‘Het moet in 1974 of 1975 geweest zijn dat ik terugkwam uit Vietnam en op Schiphol werd opgewacht door mijn vrouw Hetty. Dat deed ze anders nooit. Ze gaf me een hand en zei: “Mag ik me voorstellen?” En in de auto stelde ze me voor de keuze: óf mijn gezin – we hebben een zoon – óf het jongensboek van de oorlogsjournalistiek. Daar ben ik toen ook direct mee opgehouden,’ zegt Hammelburg.

Hij werd correspondent in New York voor het Algemeen Dagblad en de publieke omroep. Hij zou er twintig jaar blijven en heeft er tot op heden een flatje, in New York. Niet alleen omdat zoon David – ook journalist – met vrouw en dochtertje in hetzelfde gebouw woont, maar ook vanwege de passie voor het land en productiewerk dat hij van daaruit doet.

Nog altijd verslaat hij de Amerikaanse verkiezingen en woont hij de jaarlijkse Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York bij. ‘Waar het kinderlijk eenvoudig is om met vertegenwoordigers van allerlei landen te praten.’

Een Amerika-adept is hij niet. Op een vraag over racisme bij de politie in Amerika, veert hij op.

‘Ik heb altijd in New York gewoond. Die stad is heel divers. Ik dacht dat het met racisme gedaan was. Maar het blijkt er nog altijd te zijn. Ferguson, waar rellen uitbraken na de dood van een zwarte arrestant, heeft me aangegrepen. Dat er 51 jaar na de afschaffing van de apartheid in Amerika nog zulke onvoorstelbare rassenspanningen en so­ciale verschillen zijn, heeft me verbaasd.

‘Fascinerend ook dat de eerste zwarte president, Barack Obama, er niets tegen doet. Waarom zegt hij niet: linksom of rechtsom – hier ga ik wat aan doen? Omdat hij wel de eerste zwarte president is, maar zichzelf niet zo voelt. Hij is een elitaire meneer die het altijd goed heeft gehad en aan de goede kant van het spoor is opgegroeid. Een filosoof met sprankelende ideeën, maar geen politieke krachtpatser.’

Sinds 1999 is Hammelburg terug in Nederland. Hij werd presentator bij Net 5, een nieuw station van SBS. Ontwapenend eerlijk zegt hij: ‘Daar ben ik schromelijk mislukt.’ Zijn programma trok geen kijkers. ‘Later heb ik de documentaire Het Verdriet van Enschede gemaakt. Die kreeg een Gouden Beeld, een televisieprijs, waardoor ik toch nog met opgeheven hoofd bij SBS kon vertrekken. Toen ben ik zelf tv-documentaires en concerten voor de Amerikaanse televisie gaan maken en bij BNR begonnen.’

Op de radio duidt hij met zijn karakteristieke donkere stem de turbulenties in de wereld. ‘Ik ben een doodgewone journalist, dus ik stel vragen. Afpellen. Is het waar wat ik lees, wat willen ze me nou weer wijsmaken? Een journalist moet demystificeren. Politici, maar ook journalisten, weven rond iets wat niet ingewikkeld is een net van termen en kreten.

‘Noemen wetten en regels “wet- en regelgeving”. Een nodeloze complicatie van iets wat eigenlijk simpel is. Wij moeten dat net eraf rukken. James Carville, mannetjesmaker van Bill Clinton, zei dat je alles in twee zinnen kunt uitleggen, behalve derivaten. Dat vond ik fantastisch.’

Toen Hammelburg in 2011, in strijd met de belofte aan zijn vrouw, nog één keer naar een oorlogsgebied ging – Afghanistan – vroeg hij aan de opperbevelhebber van ISAF, generaal Stanley McChrystal, hoe het met de oorlog ging. ‘Hij zei ronduit dat hij het ook niet wist. Dat sluit aan bij wat ik in meer oorlogssituaties heb gemerkt: je hebt meer aan generaals dan aan politici.’

In Vietnam had hij al de zinloosheid van de oorlog gezien. ‘De Amerikanen vochten er tegen het zelfverzonnen spook van de dominotheorie, het door de hele wereld oprukkende communisme. Ik mocht met de NAVO mee naar oefeningen van het Afghaanse leger, maar ze hadden niet eens een leger. Het was een vergaarbak van groepen die elkaar niet verstonden. Een fantoom door westerlingen bedacht. Later kregen we dat circus in Den Haag met president Hamid Karzai die kwam vertellen dat meisjes naar school mochten. Allemaal onzin.’

Na de Tweede Wereldoorlog is volgens Hammelburg geen oorlog meer gewonnen. ‘Met uitzondering misschien van Kosovo. Maar of het nu Afghanistan is of Irak, er werden ongelofelijk veel mensenlevens en geld op het spel gezet om er iets op te bouwen, maar er is daar helemaal niks.’

In de traditionele opvatting draait een oorlog volgens hem altijd om landen. ‘Land tegen land. En één land won. Maar tegen de Vietcong, Al-Qa’ida, IS of de Taliban kun je ondanks je technologie niet op.’

Met die nuchtere blik kijkt hij ook naar de oplopende spanningen tussen het Westen en Rusland. ‘Poetin is de winnaar. In zijn ogen is Oost-Oekraïne Russisch. De Russisch-orthodoxe Kerk komt er vandaan. De Krim komt nooit meer terug, en de separatisten blijven zitten. Vanuit Russisch perspectief is wat nu gebeurt, te begrijpen. Hoe hebben wij ze niet uitgedaagd? De NAVO zou niet uitbreiden naar het oosten, maar dat gebeurde wel. Europa flirt met Georgië, Rusland begon een oorlog – tot hier en niet verder – maar dat signaal werd niet opgepikt.

‘We gingen verder met Europese associatieverdragen. Wat zijn de motieven? Als ik de Amerikaanse president of een Congreslid hoor uithalen naar Rusland, vraag ik me af waarom ze dat doen. Wat kan het hun schelen dat Oekraïne Russisch wordt? In New York doet dat niemand pijn. Europa is het theater. Wij drijven handel met Rusland. De Amerikanen niet. Voor Amerika is Europa bondgenoot, maar ook buffer. En wie wordt de dupe? Onze komkommerboer en FrieslandCampina. Ik zeg: hou op met die sancties tegen Rusland en ga de-escaleren.’

Oorlog loopt als een rode draad door zijn leven, al was het maar omdat zijn ouders beiden geen familie meer over hadden na de Tweede Wereldoorlog.

‘Ach, tweede generatie, dat vind ik zo obligaat, daar ben ik altijd terughoudend in. Maar mijn ouders hadden allebei gigantische families verloren. Die waren natuurlijk ernstig getraumatiseerd daardoor, en mijn broer en ik zijn in getraumatiseerde omstandigheden opgegroeid. Nou is onverwerkt verdriet niet alleen iets van de Holocaust, maar wij konden ook nergens heen. Je hebt geen ooms, geen tantes, geen opa en oma. Normaal in getraumatiseerde omstandigheden zou je eens een weekendje bij je grootouders gaan logeren, maar dat konden wij dus niet.’

Wat het Hammelburg in elk geval heeft gebracht, is een fascinatie voor alles wat met oorlog, vrede en wereldpolitiek te maken heeft. ‘Ook het niet begrijpen. Lees de boeken van de Italiaanse Auschwitz-overlevende Primo Levi, die de rest van zijn leven is blijven zoeken naar een uitleg van de gruwelijkheden. Vergeefs.’

Hammelburg verbaast zich altijd over de felle emoties die het Palestijns-Israëlische conflict losmaakt. ‘En dat terwijl de meeste regeringen en partijen hetzelfde nastreven, namelijk een tweestatenoplossing. Maar in het debat overheerst polarisatie. Eerst had je in Nederland een overgecompenseerd schuldgevoel.

‘Disproportioneel van Joden houden omdat we er disproportioneel niet van hebben gehouden. Die generaties zijn nu weg, en nu krijg je jongeren die zeggen dat Israël ook maar gewoon een bezetter is. Die vinden de industriële massamoord van de Holocaust vergelijkbaar met andere genocides. Ik ben zelf in deze kwestie niet vooringenomen en ook voor een tweestatenoplossing. Maar ik proef wel een toenemend antisemitisme.’

Hij signaleert dat de termen ‘Jood’ en ‘Is­raëliër’ veelvuldig worden verward. ‘Het onderscheid wordt niet meer gemaakt. En dus worden Nederlandse Joden aangesproken op Israëlisch gedrag. Dat verontrust me. Het voedt het antisemitisme. Mijn zorg is minder gericht op wat ik maar noem de hooligans met getatoeëerde armen en veel bier, maar wel op hen die dat onderscheid tussen Joden en Israël niet maken.

‘Ik maak me zorgen over de anti-Israëlische beweging BDS (Boycott, Divestment and Sanctions), die aanhang wint in elitaire en hoog-intellectuele kringen en eigenlijk draait om het bestaansrecht van Israël.’

Gevraagd waarom de Amerikanen de laatste tijd minder actief lijken in de Midden-Oostendiplomatie zegt hij: ‘Dat is simpel. Amerika koopt bijna geen olie meer in het Midden-Oosten en wil in 2017 zelfvoorzienend zijn. De Amerikanen hebben er dus minder belangen. Ze zijn ook altijd eerlijk geweest over hun motief van eigenbelang als drijfveer voor hun handelen. Maar als de Amerikanen ons niet hadden bevrijd, hadden wij dit gesprek niet gehad. Al moet je niet vergeten dat Auschwitz is bevrijd door de Russen.’

Over de westerse strijd tegen IS is hij cynisch. ‘Die oorlog begon toen vorig jaar James Foley werd onthoofd. Maar in 2013 had Amerika nog voor 66 miljard dollar aan wapens geëxporteerd, waarvan de helft naar Saudi-Arabië. Ik heb in Washington nooit een woord gehoord over de mensen die daar worden onthoofd.

‘Waarom raken we van één onthoofding overstuur en niet van de systematische onthoofdingen en gaan de handel en betrekkingen met Saudi-Arabië gewoon door? Misschien moeten we IS laten doodbloeden, niets meer doen. Er wordt gezegd dat we ze in de kiem moeten pakken omdat ze anders de boel hier opblazen. Maar dat doen ze misschien toch. Ja, de polderjihadisten. Maar ik weet niet of we daar iets aan doen door met vier F-16’s in Irak te bombarderen. Wil je iets oplossen, dan hebben we een grondleger nodig, maar dat hebben we er niet.’

Over de immigratiedruk uit dezelfde regio naar Europa is Hammelburg mild. ‘Als mensen verdrinken in de Middellandse Zee, moet je niet gaan praten over bed, bad en brood, maar zeggen: we zetten even de deur open en praten dan verder.

‘Misschien ben ik historisch bewust vanwege mijn achtergrond. De mensen die probeerden in de periode van Stalin en daarna van het nationaal-socialisme te vluchten, Joden voorop, stuitten in Europa en de Verenigde Staten op dichte grenzen.’

Hij groeide op in Amsterdam en wijst erop dat de stad al eeuwen vreemdelingen uit alle windstreken opneemt. ‘Het is altijd een multiculturele stad geweest. Natuurlijk brengt dat problemen mee. Maar het is even zinloos om minderheden verantwoordelijk te stellen voor al het kwaad, als de verschillen te ontkennen.’

Na de aanslag op de redactie van het satirische blad Charlie Hebdo in Parijs verkondigde Hammelburg een afwijkend geluid. ‘Ik ben niet Charlie,’ schreef hij in Het ­Financieele Dagblad. Zijn verblijf in Amerika klonk erin door.

‘Amerika kent in principe geen enkel publicatieverbod. Zelfs de nazi­-literatuur in het Nederlands wordt er gedrukt. Maar die cartoons van Charlie Hebdo publiceren ze er niet. Het is een kwestie van smaak, niet van wet. Ik vond ze ook smakeloos en heb ze vergeleken met de nazi-cartoons over Joden, en die zijn vrijwel identitiek. Als je ze naast elkaar legt, denk je: verhip, deze moslim is gewoon een Jood uit 1934. Om nu mensen die smakeloze dingen publiceren, helden te noemen omdat ze zijn vermoord, vind ik onzin. Maar ze mogen het van mij wel publiceren.’

Over hoe journalisten hun afwegingen maken en hoe anderen in het nieuws komen, publiceert hij binnenkort een boek met voormalig BNR-collega Paul van Liempt: Geen vak voor bange mensen. Aan pensioen denkt hij voorlopig nog niet.

Elsevier nummer 33, 15 augustus 2015