13 mythes en misverstanden over migratie

18 augustus 2015Leestijd: 16 minuten
''

De schokkende beelden van ‘vluchtelingen’ die met gevaar voor eigen leven Fort Europa proberen binnen te komen, vertekenen de werkelijkheid. Sommige mythes zijn onuitroeibaar. De grenzen zijn poreuzer dan het lijkt en de ene vluchteling is de andere niet.

Aangrijpende beelden van ‘bootvluchtelingen’, jonge mannen die er alles voor doen om naar Engeland te komen, Syriërs die onder chaotische omstandig­heden proberen weg te komen van Griekse eilanden. Het jaar 2015 wordt nu al ervaren als het jaar waarin een ongekende en wanhopige volksverhuizing op gang kwam.

Zowel lidstaten van de Europese Unie als de bevolking worden verscheurd tussen een primaire neiging om te willen helpen en beduchtheid voor de gevolgen. Volgens de Duitse bondskanselier Angela Merkel is niet meer het wankelen van de eurozone, maar de toestroom van migranten – voor 2015 verwacht Duitsland er 750.000 – het probleem dat ‘Europa’ verdeelt.

Maar de beelden vertekenen. Sommige mythes blijken onuitroeibaar. Is Nederland wel zo hardvochtig? Kan ontwikkelingshulp de stroom stoppen? Moeten de grenzen open? Moeten immigranten worden binnengelaten omdat ze niet te keren zijn? Is het  goed voor de economie dat er miljoenen naar het vergrijzende Europa komen? Gaan immigranten onze pensioenen betalen?

Elsevier brengt helderheid. Waarom veel Afrikanen en Aziaten naar Europa willen, maar meer migratie geen enkel ­Europees, Afrikaans of Aziatisch probleem oplost. En dat de ene vluchteling de andere niet is.

1 Het zijn allemaal (oorlogs)vluchtelingen

Media in Nederland zijn nogal snel geneigd om mensen die hun land verlaten en zich in een ander land willen vestigen tot ‘vluchtelingen’ te bestempelen, dus als mensen die bijvoorbeeld op de vlucht zijn voor oorlogsgeweld. Daarnaast kunnen vluchtelingen aanleiding hebben hun land te verlaten omdat overheden, oorlogvoerende partijen, terreurgroepen of rivaliserende clans het op hun persoon, hun familie of hun religieuze of etnische groep hebben voorzien.

Maar de ene vluchteling is de andere niet en dat geldt evenzeer voor ‘bootvluchtelingen’ die proberen de Middellandse Zee over te steken. Ruwweg de helft van de opvarenden die in de afgelopen jaren probeerden per boot vanuit Libië Italië te bereiken, kwam niet uit oorlogsgebied, maar bijvoorbeeld uit West-Afrika (Nigeria, Gambia, ­Senegal).

Slechts zo’n 5 procent van de ongeveer honderdduizend ‘bootvluchtelingen’ die in de eerste helft van dit jaar van Libië naar Italië kwamen, waren afkomstig uit het door oorlog geteisterde Syrië.

Op de keper beschouwd zijn ook Syriërs geen vluchtelingen meer zodra ze hun land uit zijn en in een veilig land als Turkije zijn gearriveerd. Wie vervolgens uit Turkije wil vertrekken, doet dat niet als vluchteling, maar omdat hij of zij aanneemt dat er elders een aangenamere toekomst wacht.

Dat geldt al helemaal voor de ‘vluchtelingen’ die zich ophouden bij Calais, wachtend op een kans om via de Kanaaltunnel Engeland te bereiken. Wie van Frankrijk naar Engeland wil, kan daar goede redenen voor hebben, maar is geen vluchteling.

Wie volgens het internationaal recht vluchteling is, is vastgelegd in de Conventie van Genève uit 1951. Dit verdrag poogde rechten te geven aan de velen die na de Tweede Wereldoorlog door Europa doolden. Sindsdien zijn de rechten van vluchtelingen verder uitgebreid, zowel in VN- als EU-verband.

Zodoende kan iemand die vanuit Syrië in veilig Turkije arriveert vervolgens toch een poging doen om asiel aan te vragen in een land van de Europese Unie (EU). De EU-landen zijn daardoor bij uitstek aantrekkelijk voor wie de asielroute denkt te kunnen gebruiken.

Wie uit zijn land weg wil of om andere redenen naar een ander land afreist, is een emigrant. Aangekomen in het land van bestemming wordt hij een immigrant. Migranten kunnen worden opgedeeld naar de veronderstelde of echte reden voor hun migratie of naar hun (beoogde) verblijfsstatus: vluchteling, asielzoeker, illegaal, arbeidsmigrant, huwelijksmigrant, gezinsmigrant, economische vluchteling, kennismigrant, gelukzoeker, avonturier. Of belastingvluchteling.

Dergelijke juridische, administratieve of statistische indelingen doen niet altijd recht aan de werkelijkheid. Veel migranten kunnen tegelijkertijd of achtereenvolgens of in omgekeerde volgorde zowel vluchteling, asielzoeker, gelukzoeker als arbeids­migrant zijn, zoals ook een toerist een illegaal wordt als zijn visum is verlopen. Maar lang niet iedere asielzoeker is een vluchteling. En dat geldt al helemaal niet voor iedere arbeidsmigrant of avonturier.

2 De regio is vol

Vluchtelingen uit oorlogsgebied trekken bij voorkeur naar het dichtstbijzijnde gebied waar ze niet voor hun leven hoeven te vrezen. Nadat in 1914 Duitse troepen België waren binnengevallen, ving Nederland in korte tijd een miljoen Belgische vluchtelingen op, vooral uit het aangrenzende Vlaanderen. De meesten keerden al binnen enkele weken terug.

Ook de vluchtelingen wegens de Joegoslavische oorlogen (1991-1999) bleven in de buurt, of anders ‘in de regio’: landen van de Europese Unie, vooral.

Ook de vier miljoen Syriërs die hun land zijn ontvlucht, belandden tot dusver voor meer dan 90 procent in de buurlanden Turkije (1,8 miljoen), Libanon (1,17 miljoen) en Jordanië (630.000).

Maar dat wil allerminst zeggen dat de gehele ‘regio’ rond Syrië overbelast is. Een groot en rijk land als Saudi-Arabië – de kortste afstand tot Syrië is 100 kilometer – neemt nauwelijks vluchtelingen op. Vorig jaar waren het er welgeteld 561.
De koningshuizen in de Golfstaten hebben geen zin in gedoe en vrezen dat Syriërs onrust genereren. Dat is extra navrant, omdat enkele Golfstaten zelf mede de oorlog in Syrië hebben veroorzaakt.

3 Het is inhumaan om de landsgrenzen te sluiten

De landsgrenzen zijn niet dicht, ook de buitengrenzen van de Europese Unie niet. Er zijn volop manieren om binnen te komen: voor familiebezoek, of als toerist bijvoorbeeld. Maar ook als ‘kennismigrant’ met de in 2009 ingevoerde Europese ‘Blue Card’ en in het kader van de regeling voor ‘kennismigranten’ (sinds 2004) die Nederland heeft.

Zelfs voor asielzoekers is ‘Europa’ niet dicht, getuige de 627.000 asielverzoeken die vorig jaar in de EU zijn gedaan en die voor ongeveer de helft worden gehonoreerd.

Maar immigratie naar de EU en ook naar Nederland kan wél moeilijk, omslachtig, zelfs onmogelijk zijn voor mensen die geen geld hebben om een mensensmokkelaar te betalen of niet over bijzondere kwalificaties beschikken. Of voor wie geen geloofwaardig verhaal heeft om als vluchteling te worden erkend.

Maar de EU in het algemeen en Nederland in het bijzonder zijn bepaald niet minder humaan dan andere ontwikkelde landen waarnaartoe inwoners van Azië, Afrika en Latijns-Amerika graag zouden vertrekken.

Verder heeft elk land het recht om in het eigen belang immigratie aan regels te binden. Het is bovendien zeer de vraag of de structurele problemen van Afrika en het Nabije Oosten (zoals etnische en religieuze spanningen, snelle bevolkingsgroei door achterblijvende vrouwenemancipatie) zich door massa-emigratie laten oplossen.

4 De wereld is van iedereen

Als de wereld van iedereen zou zijn, dan zou dat niet alleen betekenen dat iedereen te allen tijde het recht heeft om te verblijven waar hij of zij wil, maar ook dat er een eind komt aan nationale staten en zelfs dat het eigendomsrecht wordt afgeschaft. Want als alles van iedereen is, dan heeft niemand meer iets.

In werkelijkheid is de wereld niet één en van iedereen. Er zijn rond de tweehonderd natiestaten, die elk vaak verschillende (vermeende) belangen hebben. Al die landen hebben een grondgebied waar eigen wetten en regels gelden en overigens in veel gevallen ook de willekeur van dictatuur en corruptie heerst.

Al die landen hebben ook een eigen migratiebeleid: wie er in mag en wie niet en soms – zoals bij communistische landen – de regel dat niemand eruit mag. Sommige landen hebben juist een emigratiebeleid. Zo stimuleerde de Nederlandse overheid haar burgers vanaf eind jaren veertig om naar elders te vertrekken. Tot halverwege de jaren vijftig verlieten een half miljoen Nederlanders hun vaderland.

Een recht om je te vestigen waar je wilt, bestaat niet en heeft, zeker in de recente geschiedenis, ook nooit bestaan. Ontwikkelde landen, die in Europa voorop, zijn de afgelopen eeuw bovendien steeds meer verzorgingsstaten geworden. Een immigrant stapt bij binnenkomst niet alleen een grens over, maar wordt onderdeel van een door de staat geleide gemeenschap – in elk geval in administratieve zin.

Binnen die gemeenschap dient iedereen verplicht solidair te zijn, met iedereen die jong of oud is, kwetsbaar, dakloos, werkloos of ziek. Om die verplichte solidariteit te financieren, worden hoge belastingen en premies geheven.

In een wereld die van iedereen zou zijn, is het afgelopen met de verplichte solidariteit. De kans dat Nederlanders hun grondgebied, hun welvaart en hun belastingopbrengsten vrijwillig met de rest van de wereld willen delen, is nul. De wereld die van iedereen is, is óf een werelddictatuur óf een wereld vol chaos, geweld en armoede. Of beide.

5 De stroom valt niet tegen te houden

Dat is inderdaad moeilijk. Anders dan Australië vinden de lidstaten van de Europese Unie dat ‘bootvluchtelingen’ verdragsrechtelijk niet mogen worden teruggesleept. Wie erin slaagt om binnen te komen, is vaak moeilijk weer weg te krijgen. Binnengrenzen van de Europese Unie – de Schengenzone althans – worden doorgaans niet gecontroleerd en de buitengrenzen van de EU zijn poreus.

Bulgarije en Griekenland hebben geprobeerd om de stroom tegen te houden met een hekwerk aan de grens met Turkije, maar nu komen de asielzoekers met bootjes naar Griekse eilanden. Hongarije bouwt deze zomer een hekwerk van 175 kilometer aan de grens met doorvoerland Servië.

Tien jaar terug kwamen jaarlijks tienduizenden Afrikanen per boot naar de Canarische eilanden. Die stroom is vrijwel geheel opgedroogd, nadat Spanje samenwerkingsovereenkomsten met West-Afrikaanse landen had gesloten. De samenwerkingsovereenkomst tussen Italië en de Libische dictator Muammar al-Khaddafi was, hoewel gekritiseerd, ook effectief bij het indammen van de bootmigratie vanuit Libië. Cruciaal is dus een goede samenwerking met doorvoerlanden, waarbij ook geld en handelsovereenkomsten van pas kunnen komen.

Verder zou de Europese Unie meer muren kunnen opwerpen: controles aan binnengrenzen kunnen worden hersteld, verdragen kunnen worden opgezegd of minder royaal toegepast. Het zal er niet van komen, en zeker niet in de EU als geheel. Maar voorlopig zijn ook de bestaande maatregelen redelijk effectief.

Als ze de vrije keus zouden hebben, dan zouden tientallen miljoenen en wellicht veel meer Aziaten en Afrikanen naar Europa willen. De meesten blijven thuis. Zo afschrikwekkend zijn de buitengrenzen van Europa nog wel.

6 Immigratie is goed voor de economie

Als nieuwe immigratie goed is voor de economie, dan zou dat moeten blijken uit een gunstig effect op de welvaart van de al aanwezige inwoners van Nederland. Helaas gaat die vlieger, zeker in het geval van Nederland, tot dusver niet op. De immigratie uit niet-westerse landen van de laatste halve eeuw – inmiddels aangegroeid tot 2,3 miljoen personen – levert tot dusver een negatieve balans op.

Er bestaat geen enkel onderzoek dat een batig saldo van de immigratie van de niet-westerse immigratie in Nederland over de afgelopen vijftig jaar aantoont.

Wel rekende het Centraal Planbureau in 2003 uit dat de immigratie uit niet-westerse landen de samenleving per immigrant of directe nakomeling van die immigrant gemiddeld 3.000 euro per jaar had gekost. Maar die berekening hield alleen rekening met het nadelig saldo voor de verzorgingsstaat.

Elsevier voegde daar kosten aan toe zoals die voor de opvang van asielzoekers en integratie van allochtonen, extra onderwijs en kosten als gevolg van extra criminaliteit. Zo kwam het voor 2009 uit op een negatief saldo van 12 miljard euro. Onderzoek van Nyenrode kwam nadien op een nadelig jaarlijks saldo van ongeveer 7 miljard euro.

Nu kan, zeker in theorie, immigratie in materiële zin gunstig uitpakken voor de samenleving als geheel. Dat geldt bijvoorbeeld als de immigrant, liefst elders hoog opgeleid, gemiddeld meer verdient dan de gemiddelde Nederlander en dus boven­gemiddeld bijdraagt aan de overheid en de sociale voorzieningen. Bij voorkeur vertrekt hij weer voordat hij per saldo niet meer bijdraagt.

Anders dan in een land als Groot-Brittannië zijn immigranten van buiten de EU in Nederland juist lager opgeleid dan de bestaande bevolking, verdienen ze minder en zijn ze vaker werkloos. Dat is zowel het gevolg van bewust als van onbedoeld beleid.

De gastarbeiders uit Turkije en Marokko werden geselecteerd op hun lage opleidingsniveau. Huwelijksmigranten die hen volgden – vooral de vrouwen – waren voor ongeveer de helft analfabeet. Asielzoekers die naar Nederland komen, worden, anders dan in een land als de Verenigde Staten, niet geselecteerd op wat ze kunnen betekenen voor Nederland.

Van de niet-EU-burgers in Nederland – inclusief westerse allochtonen die veelal wel werk hebben – werkt minder dan de helft, terwijl van de overige ingezetenen 77 procent werkt. Van de Somaliërs in Nederland zit 70 procent in de bijstand.

Voor zover er een gebrek aan specifieke vakkrachten in Nederland zou zijn, kan dat prima worden aangevuld met de arbeidsimmigratie uit andere EU-lidstaten, waarvan de inwoners een vrije toegang hebben tot de Nederlandse arbeidsmarkt. In de praktijk gaat het bij de Oost-Europeanen overigens om mensen die relatief simpel en laagbetaald werk doen.

Voor specialistisch personeel dat bovengemiddeld is opgeleid of bovengemiddeld verdient en van buiten de Europese Unie naar Nederland wil komen, zijn er al soepele regelingen. Door een aantrekkelijke fiscale regeling voor deze categorie zijn ze zelfs goedkoper voor de Nederlandse werkgever dan Nederlands personeel. Er komen op grond van deze regelingen voor ‘kennismigranten’ en ‘buitenlandse wetenschappers’ jaarlijks zo’n tienduizend mensen van buiten de EU naar ­Nederland.

Aan andere, laaggeschoolde of ongeschoolde, arbeidskrachten is in Nederland geen enkel tekort dat niet binnenslands, dan wel binnen de Europese Unie met zijn 510 miljoen inwoners en tientallen miljoenen werklozen, kan worden opgelost.

Het idee dat immigratie goed zou zijn voor de Nederlandse economie als geheel en dat er ‘vakkrachten’ nodig zouden zijn boven op het reservoir dat in de EU al beschikbaar is, klopt dus niet. Dat wil niet zeggen dat individuele personen en bedrijven niet goed zouden kunnen verdienen aan immigratie. Maar dat is een heel andere zaak.

7 Het zijn er ‘maar’ 200.000

Bij de ‘bootvluchtelingen’ gaat het nu inderdaad om enkele honderdduizenden, maar dat aantal groeit. Het totaal­aantal asielzoekers in de EU bedroeg vorig jaar al het drievoudige van vijf jaar geleden en kan dit jaar tot één miljoen groeien.

Eenmaal erkende asielzoekers brengen volg­migratie van gezins- en familieleden op gang. Als iedereen die zich aandient
als asielzoeker een verblijfsvergunning krijgt, dan zal dat ook tot een nieuwe ex­plosie van asielzoekers en andere migranten leiden.

Daarbij wordt al te snel vergeten dat er in heel West-Europa al voortdurend maatschappelijke en politieke spanningen zijn als gevolg van omvangrijke immigratiegolven in de afgelopen decennia. Die immigratie ís al het splijtende maatschappelijke thema.
Het zou een roekeloos experiment met voorspelbare uitkomst zijn: bestaande immigratieproblemen vergroten door de grenzen wijder open te zetten.

8 Het Nederlandse asielbeleid is hardvochtig

Er zijn juist weinig landen – Zweden daargelaten – zó soepel met het verlenen van een verblijfsvergunning aan wie asiel aanvraagt. Vorig jaar werd in Nederland over 18.790 asielaanvragen een besluit genomen. Daarvan bleken er 2.485 recht te hebben op een verblijfstatus als vluchteling.

Maar 9.290 aanvragers mochten toch blijven, omdat hun land niet veilig werd geacht. Nog eens 775 mochten blijven om ‘humanitaire redenen’. Nederland heeft daarnaast een traditie van automatische verblijfsvergunningen voor iedereen die bijvoorbeeld – tot voor enkele jaren – uit Centraal-Irak kwam of tot een bepaalde Somalische stam ­behoort.

Verder heeft Nederland, net als veel andere Europese landen, een ‘pardon’-geschiedenis: herhaaldelijk afgewezen asielzoekers en andere illegalen die het land zouden moeten verlaten, maar uiteindelijk toch mogen blijven.

9 Migranten zijn nodig om de vergrijzing op te vangen

Immigratie helpt niet tegen vergrijzing. Als Nederland de gemiddelde leeftijd van de Nederlandse bevolking niet verder zou willen laten stijgen, is er een jaarlijkse immigratie van honderdduizenden jongeren nodig, die ook nog eens een plaats in de ­Nederlandse samenleving zouden moeten verwerven.

Maar die geïmmigreerde jongeren worden, net als de rest van de samenleving, ook weer ouder, waardoor de immigratie als middel tegen vergrijzing met volle kracht moet worden voortgezet. Zo’n piramidespel leidt ertoe dat Nederland, toch al het dichtstbevolkte land van het Europese continent, binnen een eeuw bijna honderd miljoen inwoners heeft. En dat zonder dat deze methode tegen de vergrijzing dan ook maar iets heeft opgelost.

Immigratie kan wel een bijdrage leveren tegen het ontvolken van landen. Dat probleem doet zich in de Europese Unie als geheel overigens niet voor. De 28 lidstaten van de EU hebben nu 510 miljoen inwoners en volgens statistiekbureau Eurostat zal dat aantal – overigens mede door immigratie – tot 2050 tot 526 miljoen blijven doorgroeien, om pas daarna heel langzaam iets te zakken.

Het bevolkingsaantal van landen als Frankrijk, België, Zweden en Groot-Brittannië zal volgens de prognose van Eurostat zelfs stevig blijven groeien.

Met Nederland is het volgens Eurostat wat anders gesteld: daar wordt de top in 2040 bereikt met 17,7 miljoen inwoners, waarna het aantal inwoners licht gaat zakken.

Duitsland is een bijzonder geval. Volgens Eurostat zal het huidige aantal van bijna 81 miljoen inwoners met 15 miljoen dalen in 2080. Of dat werkelijk gebeurt, is uiteraard ongewis. Voorlopig kende Duitsland het afgelopen jaar nog een bevolkingsaanwas van een half miljoen: door immigratie.

10 Fort Europa houdt alles tegen

Dat valt nogal tegen, of mee – afhankelijk van de voorkeur. Het fort is open voor wie als gewenste immigrant wordt beschouwd, open voor wie Europa weet te bereiken en een verblijfsvergunning als asielzoeker of als ontheemde op humanitaire gronden weet te krijgen. Dat geldt voor 45 procent van wie asiel aanvraagt. Huwelijks- en familiemigratie is ook mogelijk.

Voor arbeids­migranten van buiten de ­Europese Unie is het lastiger, maar ook niet onmogelijk om het fort binnen te komen. Dat geldt al helemaal voor degenen die bijzondere kwaliteiten wordt toegedicht. Een wetenschapper bijvoorbeeld. Of een zeer getalenteerde voetballer.

11 Met meer ontwikkelingshulp hou je stroom tegen

Het idee dat ontwikkelingshulp ongewenste migratie naar Europa kan intomen, steekt om de zoveel tijd de kop op. In de jaren ­negentig werd het als extra argument voor het opvoeren van ontwikkelingshulp ingezet, al vonden andere ijveraars voor hulp het een immoreel motief.

Na de eeuwwisseling werd het nut van ontwikkelingshulp steeds vaker in twijfel getrokken, waarna een tijdje ideeën circuleerden om (tijdelijke) immigratie juist als middel van ontwikkelingshulp in te zetten.

Het kabinet-Rutte II heeft sinds enkele maanden weer het eerdere idee opgepikt en wil ontwikkelingsgeld – nu ook gericht – inzetten om te voorkomen dat mensen uit West- en Noord-Afrika de Middellandse Zee over trekken. Premier Mark Rutte (VVD)
zei in april dat Nederlandse ontwikkelingshulp ertoe bijdraagt dat mensen uit West-Afrika ervan afzien om naar Europa te migreren.

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Lilianne Ploumen (PvdA) trok in mei 50 miljoen euro uit om de werkgelegenheid in landen als Ghana, ­Senegal en Tunesië te verbeteren, zodat jongeren de animo wordt ontnomen om naar Europa te emigreren. Maar het zijn juist de beter gesitueerden, vaak ook uit minder arme landen, die het zich financieel kunnen permitteren om naar Europa te trekken.

Als ontwikkelingshulp werkt, waarover veel twijfel bestaat, dan heeft die hulp juist tot gevolg dat meer mensen financieel in staat worden gesteld om naar Europa te gaan.

12 De Australische regering is hardvochtig

De Australische regering is in elk geval strikt. Australië was al streng voor ‘bootvluchtelingen’, maar het twee jaar geleden aangetreden kabinet van premier Tony Abbott gooide de grens volledig voor hen dicht. Een kleine vloot van marineschepen en een reeks vliegtuigen is ingezet om mensensmokkelboten uit de Australische wateren te houden.

Wie eerder niet kon worden tegengehouden, is geïsoleerd ondergebracht in detentiecentra in de regio, zoals Papoea-Nieuw- Guinea en het eilandstaatje Nauru. Wie daar belandt, krijgt het aanbod naar landen als Cambodja of Vietnam te worden gebracht. De bedoeling is om kandidaat-migranten en mensensmokkelaars ondubbelzinnig duidelijk te maken dat het totaal kansloos is om te proberen illegaal per boot Australië te bereiken.

Veel Australiërs vinden dat wie illegaal probeert Australië binnen te komen als asielzoeker eigenlijk een ‘voordringer’ is. Een legale route voor asielzoekers is er wel degelijk. Zo neemt Australië de laatste jaren zo’n 15.000 erkende vluchtelingen op, van wie velen in vluchtelingenkampen in probleemregio’s zijn voorgeselecteerd door de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR.

13 Ze zoeken alleen een veilige haven

Wat de motieven zijn voor vluchtelingen en migranten om naar een specifiek land te willen, is moeilijk te achterhalen. Eigen verklaringen van landverhuizers zijn notoir onbetrouwbaar, omdat die worden aangepast aan de kansen om het doel te bereiken. Afghanen doen in Griekenland nu bijvoorbeeld alsof ze Syriërs zijn.

Emigranten reizen ook vaak af met een onjuist beeld van hun bestemming, al dan niet ingefluisterd door mensensmokkelaars of familie.

Nergens ter wereld is juist de asielaanvraag zo’n aantrekkelijke route om binnen te komen als in de Europese Unie. Maar lang niet alle landen zijn in gelijke mate in trek. In Griekenland willen asielzoekers zelden blijven. De uitgesproken voorkeur gaat uit naar een beperkt aantal landen in Noordwest- Europa.

Daarbij speelt een rol of er historische banden zijn (Pakistani naar Groot-Brittannië), of er een zekere bekendheid is met de taal (waardoor Groot-Brittannië ook populair is) en of er al substantiële verwante gemeenschappen zijn (immigranten uit voormalig Joegoslavië in Duitsland).

Verder speelt een doorslaggevende rol of het beoogde land van aankomst een goede opvang biedt, er een goede kans is op een snelle verblijfsvergunning, of de familie zonder te veel problemen kan overkomen, of er direct zakgeld is, kans op huisvesting, werk, gratis studie en royale sociale voorzieningen.

Dat hoeft natuurlijk niet altijd werkelijk het geval te zijn, want migranten worden gedreven door het beeld dat ze hebben, niet per se door de feiten. Sudanezen bij Calais beweren dat het weer in Engeland beter is dan in het koude Frankrijk. Syriërs op het Griekse eiland Kos zeggen dat ze juist naar Duitsland willen vanwege het goede weer daar.

Gerekend naar de omvang van de bestaande bevolking is vooral Zweden populair: soepel bij toelating, snelle toegang tot werk, een royale verzorgingsstaat en grote bestaande asielzoekersgemeenschappen. Zweden kreeg vorig jaar 81.000 asielaanvragen.

In absolute aantallen is Duitsland de grootste magneet (203.000 aanvragen, vorig jaar), al bestaat de toevloed daar voor een deel uit kansloze asielzoekers uit Balkanlanden. Een groot land als Spanje (5.600 aanvragen, vorig jaar) of ook Portugal (445) is veel minder in trek. Nederland (24.500) en België (23.000) waren weer wel populair.

Nederland behoort zelfs tot de top van de asielmigratie naar Europa, gerekend naar het percentage ingewilligde verzoeken. In Nederland leidde 67 procent van de asielverzoeken tot een verblijfsvergunning, in Zweden zelfs 77 procent. Het laat zich raden dat dergelijke percentages van voorspellende waarde zijn voor de nog te verwachten asielzoekersstroom.