De stagiairs in de hoofdstad van het talent: wat drijft hen?

22 juni 2015Leestijd: 9 minuten
'Kristof Vadino'

Duizenden zeer gekwalificeerde stagiairs uit heel Europa verschijnen elk jaar in Brussel, dromend van een loopbaan bij de EU. Slechts een klein aantal vindt een baan. Wat drijft deze talenten? Hoe ziet hun leven eruit? Wie heeft succes, wie faalt?

Wie in Brussel stage loopt, is niet alleen. Nieuwkomers worden opgevangen door landgenoten en de Europese gemeenschap van stagiairs. De meesten studeerden al eens een half jaar in het buitenland met een beurs van de Europese Unie (EU) en zijn verzot op het internationale wereldje.

‘Toen ik voor het eerst in Brussel kwam, vond ik het maar een lelijke stad,’ zegt de Kroatische oud-stagiair bij de Europese Unie Kruno Stjepanovic (27). ‘Maar het ­leven hier is geweldig. Iedereen uit de 28 verschillende EU-landen brengt zijn ­eigen manier van leven mee. Brussel kent meer culturele diversiteit dan Londen of ­Parijs. Je leert hier gemakkelijk mensen kennen, want iedereen spreekt Engels.’

De meeste stagiairs komen naar Brussel omdat ze iets willen betekenen voor het Europese project. Een van hen is de Griekse Alkistis Zavakou (27), die promoveert aan het Florentijnse European University Institute waar ook oud-Commissievoorzitter José Manuel Barroso studeerde.

Het schrijven van een scriptie noemt ze een ‘super wow experience’. ‘Ik geloof heilig in Europa. Ik kom dan wel uit Griekenland, maar ik voel me eerst en vooral Europeaan. Ik ben federalist. Ik wil voor de EU leven en werken.’ Voor een bliksemstart in de ambtelijke of diplomatieke wereld is de hoofdstad van Europa inderdaad de aangewezen plek.

De stad is een herberg voor politieke dieren en beleidsmakers die nergens anders in Europa bestaat. ‘De beste bankiers gaan naar Londen, de besten in beleid en politiek gaan naar Brussel,’ zegt de Nijmeegse oud-stagiair bij de Europese Commissie Max Laven (25). ‘Dit is het kloppende hart van de Europese politiek.’

Hoeveel stagiairs er in Brussel rond­lopen, wordt elke donderdagavond duidelijk als het Luxemburgplein voor het Europees Parlement volstroomt met jongeren. In biertenten en op terrassen slaan zij hun stagevergoeding stuk en hopen ze stiekem een potentiële werkgever tegen het lijf te lopen.

Forse concurrentie

De internationale cultuur maakt het Brusselse leven zelfs voor eurosceptici de moeite waard, merkte Daryl Pfoster (24) uit het Limburgse kerkdorp Buchten. Hij liep stage bij de toenmalige conservatieve europarlementariër Derk Jan Eppink en is inmiddels Provinciale Statenlid voor de PVV. ‘Als ik mijn studie niet had moeten afmaken, was ik zeker in Brussel gebleven. Het contact met buitenlanders is razend interessant.’

Om een baan te vinden in de Europese wijk waar de Europese instituties zijn gevestigd, is een stage een bijna noodzakelijke eerste stap. De grootste aanbieder van stages is de Europese Commissie, die elk halfjaar 700 nieuwe zogeheten trainees aanneemt. In totaal lopen bij de Unie continu ruim duizend jongeren stage.

Daarbovenop komen de plekken bij lobbykantoren, bureaus van europarlementariërs en diplomatieke diensten. De concurrentie is fors: alleen al bij de Commissie solliciteerden voor de komende periode meer dan 24.000 kandidaten. Een universitair diploma en talenkennis zijn minimale vereisten.

Vrijwel iedereen is extreem gekwalificeerd, zegt lobbyist Alexander Kneepkens (25) bij een cappuccino op het Luxemburgplein. Vorig jaar zette hij een vacature voor een stageplaats bij zijn lobbykantoor Cicero online. ‘De reacties waren overweldigend. Verschillende kandidaten hadden twee of drie masters en waren cum laude of magna cum laude afgestudeerd. Haast alle sollicitanten spraken zeker drie talen. En dat is dan voor een stageplek. Je hebt het talent voor het uitkiezen.’

Vooral uit Zuid-Europese landen is de vraag naar stageplekken groot. In Spanje, Griekenland en Zuid-Italië is meer dan de helft van de jongeren werkloos. Ook hoogopgeleiden komen moeilijk aan een baan. Brussel is een interessant alternatief.

‘Als ik in Spanje zou solliciteren, ben ik de beste kandidaat,’ zegt de Spaans-Engelse Daniel Neale (23), terwijl hij vol zelfvertrouwen een hand door zijn halflange haar haalt. Hij is stagiair bij de Brusselse lobby van de Britse Kamer van Koophandel. ‘Maar het probleem is: op die arbeidsmarkt zijn helemaal geen vacatures. Daarom komt iedereen hierheen om stage te lopen en een baan te zoeken.’

Startsalaris

Een stage vinden is al niet eenvoudig, de deur die vervolgens naar een baan leidt, is ook nog eens piepklein – en goed verstopt. De meest geliefde plek is een baan binnen de ‘gouden kooi’ van de ambtenarij. Maar slechts een enkeling slaagt erin daar terecht te komen.

Om op een vaste aanstelling als EU-ambtenaar te solliciteren, inclusief startsalaris van 4.380 euro per maand en het vooruitzicht op een baan voor het leven, moet je als starter een zwaar selectieproces doorlopen – het concours. Dit jaar meldden 31.000 belangstellenden zich aan voor 149 plekken.

Geconfronteerd met de concurrentie ­keren de meeste stagiairs na enkele vergeefse pogingen een baan te bemachtigen, terug naar hun land van herkomst. Max ­Laven (25) uit Nijmegen ging terug naar Nederland toen hij na een stage bij de Europese Commissie geen baan in Brussel kon vinden.
‘Mijn Frans is niet best,’ zegt de politicoloog en bestuurskundige. ‘Dan is het bijna onmogelijk ertussen te komen. Concurrenten hebben bijvoorbeeld een Spaanse vader en een Britse moeder en zijn opgegroeid in Brussel. Ze spreken vier of vijf talen vloeiend. Probeer daar met vwo-Duits maar eens tegenop te boksen.’

Naast kwaliteit en motivatie is een goed netwerkinstinct noodzakelijk om een baan te vinden. ‘Tenzij je de juiste mensen kent, is het zeer moeilijk erdoor te komen,’ zegt stagiair Daniel Neale.

‘De meeste jongeren netwerken verkeerd. Ze gaan op donderdag wat drinken op het Luxemburgplein, maar daar tref je vooral andere stagiairs. Die gaan jou niet aan een baan helpen, want ze zoeken zelf een baan. Je kunt beter naar borrels en lezingen gaan, want daar komen de grote jongens. Misschien kun je wel aan een visitekaartje komen. Het voelt wel extreem nep, want iedereen weet dat je daar alleen bent om op een baan te jagen.’

Ook op je stage is het zaak zoveel mogelijk werknemers te leren kennen. Dat is de manier waarop de Griekse promovendus Zavakou het aanpakt.

‘Mijn chef heeft me op andere locaties voorgesteld,’ zegt ze enthousiast. ‘Zo heb ik in een paar maanden tientallen ambtenaren buiten mijn eenheid leren kennen. Zij weten nu dat ik hier zit en een baan zoek. Buiten kantooruren ­organiseer ik met andere stagiairs bijeenkomsten rond kunst en film. Dat is ook een goede manier om mensen te ontmoeten.’

Voor Brusselse baantjeszoekers loont het in de Europese wijk actief te blijven, ook voor wie niet meteen wordt aangenomen. ‘In het bedrijfsleven is het geen goed teken als je na een paar stages nog steeds niet aan de bak kunt komen, maar hier is dat heel normaal,’ zegt Davide Patteri (29), die van Sardinië naar Brussel is verhuisd.

De kleine Italiaan doet de pr van de Brusselse banensite Euractiv, maar droomt stiekem ook van een toekomst als EU-ambtenaar. ‘Dat is me nog niet gelukt, maar ik doe nu tenminste ervaring op in de publieke sector,’ zegt hij.

Springplank

Wanneer het niet meteen lukt bij de Europese Unie aan het werk te gaan, kan het geen kwaad naar andere banen in Brussel te kijken. Naarmate je langer in de stad woont en werkt, groeit je kans op een baan bij de Unie. Zo werd de oud-stagiair Melvin van Velthoven (25) niet aangenomen bij de Europese Commissie, maar werkt hij inmiddels wel bij een Belgische verzekeringsmaatschappij.

‘De EU is een springplank,’ zegt hij. ‘Met een stage bij de Commissie op je naam kun je haast overal heen.’ Van Velthoven sluit een terugkeer naar de Brusselse bureaucratie niet uit.

Patteri en Van Velthoven hebben een betaalde baan gevonden, maar een jaar of langer stage lopen voor het zover is, is in Brussel geen uitzondering. Doorzettingsvermogen is onmisbaar.

‘Ik deed mijn stage bij de Commissie met een grote groep anderen,’ zegt Marijn Speth (28) uit Nijmegen, terwijl hij in de lunchpauze snel een broodje naar binnen werkt. ‘Slechts een van ons heeft in Brussel een baan gevonden. De rest is teruggekeerd naar eigen land of loopt stage. Ik loop mijn vierde stage op rij, bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EU.’

Stage lopen mag dan de norm zijn, je moet het wel kunnen betalen en er zin in hebben. ‘De concurrentie heeft een weerslag op je mentale gezondheid,’ zegt Speth in de broodjeszaak. ‘Als ik er een dag niet lekker in zit, denk ik: wanneer kan ik eens op een stabiel inkomen rekenen en toekomstplannen maken? Ik kan goed met deze druk omgaan. Anderen kunnen er nachten van wakker liggen. Dat is niet goed voor je baankansen, want je moet niet zenuwachtig of cynisch overkomen.’

Het probleem met Brussel is dat het zoveel slimme mensen telt met veel diploma’s, verzucht oud-stagiair bij de Europese Commissie Melvin van Velthoven. ‘Ik vergelijk mezelf alleen nog met hen en niet meer met medestudenten aan de Radboud Universiteit of de middelbare school. Maar dat motiveert ook. Als andere oud-stagiairs een baan krijgen, waarom zou het mij dan niet lukken?’

Glamour

Voor degenen die het blijven proberen, maakt de glamour van de EU een hoop goed. ‘Ik werd onderbetaald en maakte geen enkele kans op een vaste baan,’ zegt oud-stagiair Van Velthoven. ‘Maar ik heb een evenement met de Franse president François Hollande georganiseerd en werkte bij de Commissie mee aan het dossier-Griekenland. Brussel heeft allure. Je bent dicht bij de top. Je ruikt het een beetje. Het ruikt wel goed.’

Wie talent heeft, makkelijk contacten legt en het zich kan permitteren lange tijd rond te komen van een stagevergoeding, lukt het uiteindelijk een baan in Brussel te vinden.

Zo wist Driekus van de Ven (27) tijdens stages bij de CDA-fractie in het Europees Parlement en landbouwclub LTO contact te leggen met CDA-europarlementariër Annie Schreijer-Pierik. Dat leverde uiteindelijk een baan op als haar medewerker.

‘Je hebt ook een beetje geluk nodig,’ zegt Van de Ven. ‘En iemand moet je een baan gunnen. Dit was mijn kans. Wat als ik niet was aangenomen? Dan was ik verder gaan solliciteren. Misschien na een tijdje in Nederland of in Azië, maar eerst nog even in Brussel. Dit is de plek waar het gebeurt.’

Elsevier nummer 26, 27 juni 2015