De regels veranderen na een incident? ‘Ik dacht het niet’

26 mei 2015Leestijd: 9 minuten
'Marco Bakker'

Henk Korvinus (59) was hoofdofficier van justitie en daarvoor rechter. Vanaf 26 mei is hij raadadviseur van premier Mark Rutte. Machtige baan? ‘Zou zomaar kunnen.’

Vandaag is Henk Korvinus nog hoofdofficier van justitie in Den Haag. Maar vanaf 26 mei is hij raadadviseur veiligheid en recht van premier Mark Rutte. Gisteren hij afscheid genomen en nu is aan het opruimen en verhuizen. Jammer genoeg is de beschilderde apenhuid met liefdesscène tussen de koningin van Sheba en koning Salomo, die zijn vader ooit meenam uit Afrika, al verhuisd naar de nieuwe werkkamer.

Korvinus draagt overhemd en das bij een groene casual broek. Hij maakte carrière in de rechterlijke macht, werkte bij de rechtbanken van Zutphen, Rotterdam, Leiden, Gouda en Den Haag. In 2000 maakte hij een ongebruikelijke overstap naar het Openbaar Ministerie, waar zijn carrière vrolijk doorging.

En nu heeft hij grote hoogten bereikt: raadadviseurs functioneren dan wel achter de schermen, dichter bij de macht kan niet. Tien raadadviseurs heeft de premier, voor elk departement een. Een heel ­invloedrijke baan. Onbezorgde lach: ‘Dat zou zomaar kunnen.’

Klikgesprek

Voor zo’n baan wordt niet geadverteerd; daar word je voor gepolst. In dit geval vroeg Herman Bolhaar, voorzitter van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie (OM), of de functie hem wat leek.

‘Toen ben ik met een aantal mensen gaan praten die de baan hebben gehad. Gaandeweg werd ik nieuwsgieriger. Ik heb met de secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken gepraat: wat voor iemand hebben jullie nodig? Daarna kwamen de formele stappen die bij zo’n procedure horen. Ik heb nu ook kennisgemaakt met Rutte, we hadden een klikgesprek met elkaar.’

Een klikgesprek? ‘Ja, het is een kleine organisatie, je moet nauw met elkaar samenwerken. Als je alleen maar afstand voelt, moet je het niet doen.’ Korvinus heeft dus vijftien jaar Openbaar Ministerie achter de rug. Wat ziet hij als hij terugkijkt? Wat is er veranderd, al dan niet door zijn toedoen? Veel. Korvinus kwam bij het OM in 2000, de periode na de IRT-affaire, waarbij de politie gebruikmaakte van omstreden opsporingsmethodes.

‘Dat was een crisis in het gezag. Daarna is de BOB-wetgeving ingevoerd, de Wet bijzondere opsporingsbevoegd­heden, en werd bepaald dat de officier van justitie centraal in die opsporing moest komen te staan. Die werd er tot dat moment vaak heel laat bij betrokken; dan had de politie al van alles bedacht en uitgevoerd en werd de officier van justitie er nog even bijgehaald. Nu moet hij bij allerlei inzet van bevoegdheden op voorhand worden gekend en uitdrukkelijk een beslissing nemen. Nadeel is dat dat met een enorme bureaucratie gepaard gaat.’ Eigenlijk haalde het OM, immers de baas van de politie, de macht dus weer naar zich toe.

Korvinus is dan wel weg bij het OM, hij laat graag wat ‘wenselijkheden’ na. Die protocollen kunnen wel wat minder ingewikkeld, lijkt hem. Waarom geen standaardprocedure, en regels voor de uitzonderingen? Misschien een ideetje voor zijn nog onbekende opvolger.

ZSM

Nog een verandering: ZSM, een afkorting die Korvinus herhaaldelijk gebruikt. Het staat voor Zo Snel Mogelijk, maar ook voor Zo Slim, Selectief, Simpel, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk. Dat bestaat sinds 2013 en ook dat is een verbetering, vindt Korvinus. ZSM dient ertoe om alledaagse criminaliteit zo snel mogelijk aan te pakken.

‘Het is een wezenlijke verandering. Destijds stonden OM en politie erg op zichzelf. Nu zit een deel van onze mensen op het hoofdbureau te werken om daar zaken direct te kunnen afdoen. Er zitten ook mensen bij van organisaties die zich bezighouden met huiselijk geweld. Dertig procent van de ZSM-zaken heeft te maken met huiselijk geweld. In zulke zaken kunnen we makkelijk aan een deskundige vragen: hoe moeten we hiertegenaan kijken, hoe moeten we dit beoordelen, is het verstandig om met een voorwaardelijk sepot en gedrags­interventie aan de slag te gaan?

‘Toen ik hier begon, stond het systeem in de kinderschoenen. We hebben afgesproken dat we het landelijk zouden invoeren. Toen ik in Rotterdam hoofdofficier was, waren we er al mee begonnen. Ik merkte hier dat men wat aarzelend van start was gegaan en toen heb ik gezegd: “Dit is echt huge. Dit is dé ontwikkeling van de komende jaren en daar moeten we enorm in investeren en mensen voor gereedmaken.” We moeten proberen een goeie plek bij de politie te krijgen; nu zitten we op het hoofdbureau.’

Een andere geslaagde vernieuwing is de Opvang Verwarde Personen in Den Haag. Net zoiets als het Leger des Heils?

‘Néé! Het gaat veel verder. De politie kan iemand van wie ze denken dat het niet helemaal goed gaat, bij de opvang brengen en sociaal-psychiatrische hulp bieden, toetsen wat voor hulp er verder nodig is. Dus de politie signaleert, brengt die mensen daarheen en hoeft verder niets te doen. Het is dus zo georganiseerd dat de ggz die verantwoordelijkheid heeft. Zo hoort het ook.’

Hij vindt ook dat er veel en intensief aan dacht moet worden gegeven aan jongeren met een licht verstandelijke beperking, om hen zoveel mogelijk gewoon te laten meedoen in de maatschappij. ‘Voordat die jongens misschien worden opgepakt en in aanraking komen met het strafrecht. We moeten een soort scan maken: wie ben je, waar kom je vandaan? Daar willen we tijdiger op kunnen inspelen.’

Zwakkeren

Korvinus is geboren in het Indonesische Medan, waar zijn vader gereformeerd zendingspredikant was. Komt zijn betrokkenheid bij de zwakkeren in de samenleving door dat geloof, de kerkgang van toen, de bijbellezing?

‘Dat zou zomaar kunnen. Dat weet ik niet. Maar het zijn wel dingen die me altijd hebben beziggehouden.’ Hem, en zijn broer, advocaat Cees Korvinus, en zijn zusje Dien, mensenrechtenexpert, en de drie andere broers en zussen ook. ‘Ik wil altijd heel graag bijdragen aan een rechtvaardige samenleving en opkomen voor degenen die dat niet één, twee, drie zelf kunnen.’ Zijn ze wereldverbeteraars? ‘Ja. Dat hebben we van huis uit meegekregen.’ De kerk bezoekt hij niet meer. ‘Godsbeleving is heel individueel geworden.’

Het geloof heeft zijn sporen nagelaten. Als iemand zegt: wij zijn de eersten, vult Korvinus automatisch aan: die zullen de laatsten zijn (Mattheüs 19:30). Zegt iemand: dat weet ik niet, dan komt een vers van Prediker naar boven: het ontbrekende kan niet geteld worden.

Hij leest nu de biografie van de katholieke premier Jan de Quay (1901-1985) en daarvoor Fasseurs leven van de protestantse Pieter Sjoerds Gerbrandy (1885-1961). ‘Een blij geloof, hè, dat katholicis­me. Als je de biecht maar werd afgenomen, dan was er weer nieuw leven. Een opgewekt geloof. En bij ons was het altijd maar genade: kwam dat wel of niet? Het is niet aan jou en je kunt nog zo je best doen, maar de Heere Heere beslist uiteindelijk…’ Hij lacht er vrolijk bij.

Rechter

Als jongen schijnt Korvinus te hebben gezegd dat hij ‘een openbaar ambt’ wilde uitoefenen. Hij ging rechten studeren en besloot naar de rechterlijke macht te gaan. ‘Toen ik voor de keus stond om rechter te worden of officier van justitie, vond ik het OM ook heel leuk. Maar ik had de indruk: als iedereen met enige pit in z’n lijf naar het OM gaat, gebeurt er bij de zittende magistratuur nooit wat. Ook een vent met pit in z’n lijf kan rechter worden.’

Korvinus benaderde zijn werk op een eigen manier. Hij bleef niet in de rechtbank, maar ging erop uit, kijken met wie en wat hij te maken had in een zaak. ‘Een van de leukste periodes was toen ik kantonrechter was in Alphen en Gouda. Ik keek ook met enige regelmaat ter plekke: wat is er aan de hand? Een officier van justitie vertelde me dat ik na afloop van een rechtszaak zei: “Zullen we even gaan kijken waar het zich heeft afgespeeld, voor ik een beslissing neem?” Tot haar verwondering. Dat deed ik gewoon als kantonrechter. Ik vond dat je niet alleen van de papieren werkelijkheid moest uitgaan.’

Maar in 2000 dacht hij: ‘Ik geef overal leiding, behalve in mijn werk. Als ik me daarvoor aanmeldde binnen de zittende magistratuur, keek men als eerste naar anciënniteit. Die bepaalde of je voor een leidinggevende functie in aanmerking kwam, wat ik een volstrekt onzinnig criterium vond.’

Vandaar de overstap naar het Openbaar Ministerie, waar hij zijn rechterlijke houding mee naartoe nam. ‘Dat was voor sommigen in het Openbaar Ministerie wel irritant. Ik bleef wegen: wat pleit ervoor, wat pleit ertegen. Bij het OM gold ik toch een beetje als die onafhankelijke geest die niet altijd hosanna riep als er weer iets was bedacht, maar die zei: “Heb je ook nagedacht wat het betekent en welke gevolgen het zou kunnen hebben?” Eerst goed nadenken, dat probeer ik altijd.’

Gezag

Vandaar dat Korvinus geen voorstander is van de incidentregelreflex. Dus: ‘Op het moment dat jongelui over een OV-poortje springen, is er al bijna een meerderheid in de Tweede Kamer voor om die poortjes te gaan verhogen. Dat kost tijd en geld. Ik vind het een verstandige benaderingswijze dat de betrokken onderneming dan zegt: “Nou ja, zullen we eerst even kijken of dat gedrag op een andere manier kan worden beïnvloed, dan kunnen we altijd nog zien of we die investering doen.” Als mensen roepen: er is iets gebeurd, we moeten de regels veranderen, dan zeg ik meteen: dacht het niet.’

Toen hij hoofdofficier in Rotterdam was, was Ivo Opstelten, voormalig VVD-minister van Justitie, daar burgemeester. Als onafhankelijke geest had Korvinus er geen moeite mee zich tegen hem teweer te stellen.

‘Ivo is door al die jaren altijd zichzelf geweest. Hij zorgt dat hij alles regelt zoals hij vindt dat het moet. Dus ik had dat een beetje aangezien en toen riep hij in de driehoek als burgemeester dat het OM bepaalde dingen moest doen. Toen zei ik: “Dat gaan we dus niet doen.” Nou… Hoe ik het in m’n hoofd haalde! Ik zei: “Omdat ik vind dat we dat niet moeten doen.” Ik hield voet bij stuk. Het was hoogst vermakelijk. Kennelijk was hij dat niet gewend. Maar ik vind: dit type mannen moet je per definitie tegenspreken. Mannen die vanwege het aplomb en het gezag dat ze op één terrein hebben, van alles en nog wat vinden over onderwerpen waar ze eigenlijk niet over gaan. Dan kies ik voor wat ik juist vind. Ja. Zo simpel zit ik daar wel in. Ik verzet me daar dan tegen. Strafrecht toepassen, überhaupt recht toepassen, is echt een vak.’

Het is belangrijk om iemand met gezag te kunnen tegenspreken, dat hoort zeker bij Korvinus’ nieuwe baan. ‘Ik denk ook dat een minister-president het enorm op prijs stelt als hij het juiste verhaal krijgt en dus soms ook tegenspraak. Zeker in eigen huis.’

Kwaad

Het afscheid van gisteren ijlt nog na. Een officier van justitie vertelde hoe ze ooit in een bepaalde zaak het vuur na aan de schenen kreeg gelegd door een aantal gehaaide advocaten. ‘Ik ben daar toen onmiddellijk heen gegaan, om erbij te zitten.

Prompt vroegen die advocaten wat die meneer daar deed. Ik zei: “Ik ben de hoofdofficier, dat is mijn officier, en daarom zit ik hier. Gaat u verder.” Voor haar was dat het signaal dat ze werd gesteund door haar hoofdofficier. Voor mij was het niet eens een vraag. Als ik over zoiets hoor, dan ga ik ernaartoe.’

Zijn voorlichter zegt: ‘Henk kent iedereen bij naam. Dat is heel bijzonder voor een hoofdofficier.’ Daar heeft hij wel enige moeite voor moeten doen, zegt Korvinus. Het gaat om 350 mensen. ‘Ik waardeer wat de mensen hier doen. We doen het met elkaar. Zo ben ik: je doet iets met elkaar, je bent allemaal een onderdeel van het geheel en niemand is meer of minder dan een ander.’

Wie zijn hele leven omgaat met goed en kwaad, met het recht en het strafrecht, zou kunnen gaan denken dat de mens geneigd is tot alle kwaad. Harde lach.

‘De Heidelbergse Catechismus! Is me met de paplepel ingegoten! Maar de mens kan ook de keuze voor het goede maken. Ik denk dat ieder mens beide kanten op kan. De Heidelbergse  Catechismus benadrukt de keuze voor het kwaad; ik realiseer me dat de andere kant ook steeds mogelijk is. Heel veel mensen doen heel veel dingen gewoon goed. Omdat dat óók in henzelf zit; dat vinden ze de aantrekkelijkste manier om in het leven te staan.’

Elsevier nummer 22, 30 mei 2015