Laten rechters zich werkelijk door racistische motieven leiden?

29 januari 2015Leestijd: 3 minuten

Er zijn ‘substantiële’ en ‘significante’ verschillen in de straffen die rechters opleggen aan verschillende etnische groepen voor hetzelfde vergrijp. Maar hoe dat komt, weten wetenschappers nog steeds niet.

In 2012 ontstond er de welbekende ophef rond een onderzoek naar de relatie tussen de specifieke kenmerken van een verdachte en de opgelegde straf door een rechter. Uit het onderzoek kwam naar voren dat daders met een niet-Nederlands uiterlijk een grotere kans hebben een onvoorwaardelijke celstraf te krijgen dan daders met een Nederlands uiterlijk.

Niet te rechtvaardigen

Toen dit onderzoek in NRC Handelsblad verscheen leidde dit tot Kamervragen. Minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie (VVD) schreef terug aan de Kamer dat de conclusies in het rapport ‘onvoldoende te rechtvaardigen zijn’.

Er was immers geen rekening gehouden met bijvoorbeeld het strafblad of het gedrag van de verdachte. Dat de strengere straffen voor allochtonen puur zijn gebaseerd op racisme en stereotypering is te kort door de bocht. Er zijn immers veel meer factoren die bijdragen aan de totstandkoming van een straf.

Nieuw onderzoek

En dus gaf de Raad voor de Rechtspraak de afdeling Criminologie van de Universiteit Leiden de opdracht om ook deze zogenoemde ‘straftoemetingsfactoren’ onder de loep te nemen. Het resultaat werd donderdagochtend in dagblad Trouw gepresenteerd.

‘Allochtone dader heeft grotere kans op zware straf,’ was de kop boven het artikel. Die kop is feitelijk juist, zo blijkt uit het onderzoek dat op rechtspraak.nl te vinden is. ‘Daders met een allochtone herkomst krijgen substantieel vaker en langere gevangenisstraffen opgelegd,’ melden de onderzoekers. Maar deze conclusie wordt getrokken zónder rekening te houden met de overige ‘straftoemetingsfactoren’. Kortom, dit wisten we dus al.

Strafblad

Uit een analyse van deze overige factoren blijkt dat etnisch niet-Nederlandse daders vaker ook voor andere delicten terecht staan (o.a. vaker drugsdelicten), vaker al eerder delicten hebben gepleegd (recidive), vaker hun daden ontkennen en minder vaak vrouw zijn.

De onderzoekers komen tot de conclusie dat, wanneer deze straftoemetingsfactoren worden meegenomen, de verschillen tussen verdachten van Nederlandse en niet-Nederlandse afkomst ‘veel minder groot’ zijn.

In de meeste andere landen zijn deze verschillen veel groter. Delictkenmerken en eerder genomen beslissingen over (voorlopige) hechtenis zijn de grootste veroorzaker van de verschillen tussen de opgelegde straffen. De focus op etniciteit lijkt onterecht te zijn, zo bevooroordeeld zijn de Nederlandse rechters dus niet.

Significante verschillen

Toch, zo meldt het onderzoek, blijven er ‘na aftrek’ van de delict-, dader- en proceskenmerken nog altijd ‘substantiële’ en ‘significante’ verschillen over tussen etnische groepen.

Laten de Nederlandse rechters zich dan toch leiden, zij het minimaal, door racistische vooroordelen? Niet helemaal, want het onderzoek van de Universiteit Leiden onderzocht alleen de ‘gemeten’ en niet de ‘ongemeten’ straftoemetingsfactoren. Stereotypering is één van deze ongemeten factoren, maar er zijn er nog veel meer. Zo houdt een rechter rekening met het gedrag van een verdachte in de rechtszaal. Toonde hij berouw? Deed hij moeite om Nederlands te spreken? Sprak hij überhaupt?

Door voorbij te gaan aan deze factoren weten we dus nog steeds niet of rechters in Nederland racistische motieven laten meewegen in hun beslissing. We weten alleen dat de verschillen klein zijn en dat voor de meeste allochtone verdachten geldt dat ze beter in Nederland gestraft kunnen worden dan bijvoorbeeld in het land van herkomst.