Vier vragen en antwoorden over de jihadistenwet van Opstelten

18 december 2014Leestijd: 3 minuten

Jihadisten die naar het buitenland vertrekken om mee te vechten met een terroristische organisatie kunnen straks mogelijk hun Nederlanderschap verliezen zonder dat er een strafrechtelijke veroordeling aan te pas komt.

Dat blijkt uit een wetsvoorstel dat minister Ivo Opstelten (VVD) van Veiligheid en Justitie voor advies heeft gestuurd naar onder meer de Raad voor de rechtspraak. Wat voor stappen worden er met het wetsvoorstel gezet? Vier vragen en antwoorden.

1. Wat houdt het voorstel in?

Het Nederlandschap van jihadisten kan straks zonder een voorafgaande strafrechtelijke veroordeling worden ingetrokken, mits er genoeg bewijs is dat ze daadwerkelijk meevechten met een terroristische organisatie.

Volgens het ministerie van Justitie vormen dit soort jihadisten ‘immers een direct gevaar voor de nationale veiligheid’. Dit betekent dat een snelle reactie noodzakelijk is en er niet met het intrekken kan worden gewacht tot iemand is teruggekeerd en een hele strafrechtelijke procedure heeft doorlopen.

2. Wie kan hiermee het staatsburgerschap verliezen?

De wet wordt toegepast wanneer iemand zich aansluit bij een groep die op een nog op te stellen lijst staat van terroristische organisaties. Hiermee richt Opstelten zich voornamelijk op jihadisten die naar het buitenland vertrekken om daar deel te nemen aan een gewapende strijd in het belang van terroristen, zoals nu veel gebeurt in Syrië en Irak.

Het belangrijkste kenmerk van de groeperingen die op de lijst staan is dat ze een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Volgens het ministerie is hier sprake van als het een organisatie betreft ‘die zich keert tegen de Nederlandse samenleving, of breder: de westerse samenleving’.

Daarnaast zetten de organisaties voor het bereiken van hun doel geweld in. Voorbeelden van dergelijke terreurgroepen zijn Islamitische Staat (IS) en Al Qa’ida. De lijst zal worden vastgesteld door de Rijksministerraad en openbaar gemaakt zodat jihadisten weten wat voor risico ze lopen als ze zich bij zo’n organisatie aansluiten.

Overigens kan het Nederlandschap alleen worden afgepakt van mensen die een dubbele nationaliteit hebben.

3. Hoe wordt beoordeeld wie hier onder valt?

Volgens het ministerie kan het ‘uit verschillende bronnen’ blijken of een jihadist zich heeft aangesloten bij een terroristische groepering. Voorbeelden zijn ambtsberichten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, openbare bronnen zoals weblogs of videobeelden op internet maar ook informatie van het Openbaar Ministerie (OM), waaronder afgetapte sms- en telefoonberichten.

Het ministerie benadrukt dat het in ieder geval helder moet zijn dat iemand zich ‘fysiek’ bij een organisatie heeft aangesloten en dat ‘virtuele aanwijzingen alleen’ niet voldoende zijn. Daarna moet de minister beoordelen of de informatie volstaat om het Nederlanderschap in een bepaalde situatie in te trekken.

4. Kan de intrekking van het burgerschap nog worden teruggedraaid?

Wanneer het Nederlanderschap is ingetrokken wordt de jihadist ook tot ‘ongewenst vreemdeling’ verklaard. Dit betekent dat de jihadist wordt verhinderd terug te keren naar Nederland en het Schengengebied in zijn geheel.

Volgens het ministerie vereist deze maatregel een ‘zorgvuldige belangenafweging’, vooral met het oog op rechtsbescherming. De jihadist in kwestie kan beroep aantekenen tegen een besluit van intrekking.

Wanneer dit niet binnen vier weken gebeurt, stelt Opstelten in alle gevallen de rechtbank op de hoogte van het besluit. Dit houdt in dat de rechter altijd het eindoordeel heeft over een bepaalde situatie. Tegen de uitspraak van de rechtbank is hoger beroep mogelijk bij de Raad van State.