Waarom de overheid wil dat u minder vlees eet

31 maart 2022Leestijd: 6 minuten
Runderkarkassen in een slachthuis (Foto ANP)

De overheid wil dat we minder vlees consumeren, maar voor een vleestaks is nu geen politieke steun. Moet het minder met vlees, en zo ja, hoe valt dat zonder extra belasting op vlees voor elkaar te krijgen?

Al jaren klinken oproepen om de vleesconsumptie in Nederland omlaag te brengen. De gemiddelde Nederlander eet zo’n 76 kilo vlees per jaar. Daarbij gaat het om het verbruik op basis van karkasgewicht, dus vlees inclusief been, vet en zwoerd. Daarvan wordt ongeveer de helft feitelijk geconsumeerd als vlees en vleeswaren. Tussen 2010 en 2015 was er sprake van een lichte daling van de vleesconsumptie. De cijfers van 2018 lieten voor het eerst in tien jaar weer een lichte stijging zien. En in coronajaar 2020 was weer sprake van een daling van 1,9 kilo ten opzichte van 2019.

Lees ook dit commentaar van vorig jaar terug: De vleestaks van D66 en GroenLinks kan beter op de tekentafel blijven

De overheid peinst al jaren over maatregelen om die kilo’s dierlijk eiwit omlaag te brengen en zinspeelt daarbij steeds duidelijker op een extra belasting op vlees voor de consument. In de Tweede Kamer maakten verscheidene partijen, zowel in als buiten de coalitie, onmiddellijk korte metten met die suggestie van de minister van Landbouw Henk Staghouwer (ChristenUnie). Maar het zal niet de laatste keer zijn dat een vleestaks wordt geopperd.

Argumenten tegen vlees gaan soms tegen elkaar in

Dat komt doordat er op diverse terreinen argumenten zijn om minder vlees te produceren. Hoe meer argumenten, hoe sterker de zaak zou je zeggen, maar in dit geval maken de verschillende invalshoeken de zaak juist extra complex, omdat het ene argument soms lijnrecht ingaat tegen het andere. En dat is nog los van het feit dat lang niet iedereen zich kan vinden in de stelling dat we minder vlees moeten eten.

De meest urgente reden om minder vlees te willen produceren, is duurzaamheid. De productie van vlees vergt ruimte, natuurlijke hulpbronnen in de vorm van water en voer en leidt tot uitstoot van stoffen die bijdragen aan de opwarming van de aarde (methaan en koolstofdioxide) of ongewenste aantasting van de natuur (stikstof). Het is eigenlijk niet zo efficiënt om schaars zoet water en maïs of tarwe aan beesten te geven om er vervolgens vlees van te maken. Dat vergt erg veel schaarse landbouwgrond waarop je producten kunt verbouwen die mensen ook zonder tussenkomst van koeien en varkens kunnen eten. De oplossing is om van sojabonen of tarwe iets te maken wat erg op vlees lijkt.

Intensieve pluimveehouderij is goed voor het klimaat

Maar de stelling dat vlees vervuilt, is wel erg simpel: koeien produceren weliswaar veel methaangas, dat sterker bijdraagt aan de opwarming dan CO₂, maar kippen nauwelijks. En moderne veebedrijven hebben hun uitstoot door strengere regels en innovatie al flink weten terug te dringen. Toch staat vast dat vlees een grote impact heeft op de omgeving.

Lees ook dit verhaal uit 2018 terug: Moet zelfs de koe wijken voor het klimaat?koe

Erger dan de broeikasgassen is de kap van oerwoud om plaats te maken voor de teelt van veevoer als soja. Circa 80 procent van de beschikbare landbouwgrond wordt gebruikt voor veevoer. Maar ook hier is onderscheid tussen diersoorten cruciaal: om 1 kilo kippenvlees te produceren, heb je circa vier keer minder voer nodig dan voor 1 kilo rundvlees. De intensieve pluimveehouderij mag een doorn in het oog zijn van dierenliefhebbers, het is uit het oogpunt van klimaat een zegen.

Hoe ongezond is het eten van vlees?

Die keuze voor kip in plaats van rund raakt ook aan een ander argument, dat van gezondheid. Weinig is zo moeilijk te onderzoeken als de gezondheidseffecten van voedsel, maar de meeste voedingswetenschappers zijn het er wel over eens dat het eten van veel vlees, vooral bewerkt vlees van zoogdieren als runderen, varkens en schapen, schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Gevogelte heeft dat effect niet. Vooral de kans op darmkanker is hoger onder gulzige eters van rood vlees. Alleen: het effect is klein.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) veroorzaakte in 2015 ophef met een rapport over het verband tussen vlees eten en kanker. Een commissie van de WHO beoordeelde achthonderd studies waarin dat verband onder de loep werd genomen en kwam tot twee conclusies: bewerkt vlees hoort in categorie 1: ‘kankerverwekkend’ en rood vlees in categorie 2: ‘mogelijk kankerverwekkend’. Ongeveer zes op de honderd Nederlanders krijgen darmkanker, meestal na hun 65ste. Volgens de WHO is dat risico met 18 procent te verminderen door dagelijks 100 gram minder bewerkt vlees te eten. Doen we dat braaf, dan krijgen straks niet zes, maar gemiddeld bijna vijf op de honderd Nederlanders darmkanker. Elk geval minder is winst, maar de vraag is of dit een significante daling zou betekenen.

Overigens volgt uit dit rapport van de WHO niet dat mensen vlees helemaal zouden moeten afzweren. De studies keken naar wat een gezonde hoeveelheid vlees zou zijn. Het advies ligt tegenwoordig op 350 tot 500 gram rood vlees per week. Want dat vlees waardevolle voedingsstoffen bevat, staat buiten kijf. Vetten, vitaminen, mineralen en uiteraard de veelbesproken en zeer nodige eiwitten (proteïne). Veel van die bestanddelen zijn ook uit andere bronnen te halen, maar er zijn weinig producten die ze alle van nature bevatten.

Elsevier Weekblad cover editie 5 2019

Lees ook dit coververhaal terug: Opmars van het veganisme is niet te stuiten

Dierenwelzijn is meest principiële discussiepunt

Dat leidt naar het derde belangrijke argument om minder vlees te eten, of misschien wel helemaal geen vlees te eten: dierenwelzijn. Het is het meest principiële thema in de vleesdiscussie en niet snel zullen voor- en tegenstanders het eens worden. De een vindt dat de mens van nature een vleeseter is, de ander vindt dat de mens het recht niet heeft een dier te doden om het op te eten, zeker niet als zo’n dier in slechte, onnatuurlijke omstandigheden leeft.

Beide kampen zullen het niet snel nader tot elkaar komen, maar vegetariërs en veganisten zijn in het Westen wel in opmars. En vleesvervangers, die eigenlijk al sinds mensenheugenis beschikbaar zijn, worden slimmer gepresenteerd en beter verkocht, waardoor ze een enorme groei doormaken. Alleen heeft dat niet tegelijkertijd tot een even scherpe daling in de consumptie van echt vlees geleid.

Linksom of rechtsom wil het kabinet minder vleesconsumptie

Al die argumenten samen, met klimaat en milieu voorop, brengen het kabinet in elk geval tot de overtuiging dat het minder moet met vlees. Daarom zinspeelt landbouwminister Staghouwer op een vleesbelasting om de consumptie van burgers en bieflappen te ontmoedigen. D66 en Volt zijn voor, maar andere partijen in en buiten de coalitie, zoals VVD en CDA, schoten het plan onmiddellijk af.

Mogelijk was het niet meer dan een proefballonnetje van Staghouwer om eens te peilen hoe een vleestaks op dit moment valt bij publiek en politiek. Nou, niet zo goed dus, want velen vinden het kennelijk een veel te vergaande, betuttelende maatregel. Voor de coronacrisis was het sentiment al dat de overheid de burger pleziertjes als lekker doorrijden op de snelweg, de open haard stoken en een biefstukje eten kwam afpakken. Na twee jaar ingrijpende coronamaatregelen is dat gevoel niet minder geworden.

Gedrag beïnvloeden door belasting is slinks, maar niet uniek

Je kunt er principieel op tegen zijn dat de overheid met belastingen het gedrag van burgers probeert te beïnvloeden, maar die overheid zal daartegen inbrengen dat we dat op andere terreinen ook heel normaal vinden, denk maar aan de accijns op alcohol en tabak. Toch is dat geen argument om iets vergelijkbaars dan ook maar bij vlees toe te passen.

Bovendien is de vraag of een vleesbelasting wel de juiste mensen treft en het gewenste effect sorteert. Vlees dat in Nederland wordt geproduceerd, gaat voor het grootste deel naar het buitenland. De effecten van de productie treden op in Nederland, terwijl er over de grens geen taks over wordt betaald, of in elk geval geen taks die het Nederlandse milieu helpt.

Treft een taks niet de verkeerde personen?

De accijnzen en taksen op consumentengoederen treffen vooral degenen met een beperkt budget. Uit onderzoek naar de prijs van sigaretten is bekend dat de prijs van een pakje sigaretten enorm moet worden verhoogd om een aanzienlijk aantal rokers tot stoppen te bewegen. Vermoedelijk leidt een prijsverhoging van vlees er ook niet toe dat consumenten er minder van gaan kopen, maar gaan ze hun resterende geld anders inzetten. Misschien wel door juist minder gezonde groente te kopen.

Als het dus moet, zou het dan ook eerlijker zijn een financiële prikkel daar toe te passen waar de productie plaatsheeft, dus bij veetelers die niet duurzaam en milieuvriendelijk produceren. En dat betekent ook dat geïmporteerd vlees aan dergelijke eisen moet worden onderworpen. Uiteraard zal zo’n heffing in de prijs worden doorberekend, maar dan heeft het in elk geval direct effect op de juiste plek.