Nieuw stelsel moet inburgeringsproblemen statushouders oplossen

17 november 2021Leestijd: 4 minuten
Asielzoekers krijgen taalles. Foto: ANP

Een nieuw inburgeringssysteem neemt statushouders meer bij de hand. De overheid gaat alle kosten voor de inburgering betalen, maar wie niet slaagt, kan een fikse boete krijgen. De vier grote gemeenten vragen in een brandbrief aan het demissionaire kabinet of ze asielzoekers alvast mogen laten inburgeren op basis van de regels die pas vanaf 1 januari gelden.

1.Hoe ziet het huidige inburgeringsstelsel eruit?

Asielzoekers die een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen, worden statushouders genoemd. Zij zijn nu zelf verantwoordelijk voor hun inburgering. Hun inburgeringsdiploma moeten zij binnen drie jaar  hebben behaald.

Statushouders moeten de Nederlandse taal beheersen, maar ook leren hoe zij werk kunnen vinden, een afspraak kunnen maken bij het ziekenhuis en wat de belangrijkste Nederlandse regels en kernwaarden zijn, zoals de vrijheid van meningsuiting en het verbod op discriminatie.

Lees over de grootste groep asielzoekers in Nederland: 105.440 Syrische vluchtelingen: tijdelijk of permanent?

Om het staatsexamen goed te kunnen afleggen volgen statushouders doorgaans een inburgeringscursus. Die worden aangeboden door particuliere bedrijven. Een statushouder moet zelf op zoek gaan naar een geschikte aanbieder. Om de cursus te kunnen betalen, kunnen ze geld lenen bij de overheid. Het maximaal te lenen bedrag is 10.000 euro. De lening wordt een gift zodra het staatsexamen is gehaald. Wie niet binnen drie jaar slaagt, moet alles terugbetalen en krijgt daarbovenop een boete.

2. Wat is er mis met het huidige stelsel?

Uit het evaluatierapport ‘Systeemwereld versus leefwereld’ dat onderzoeksbureau Significant in 2018 uitvoerde, blijkt dat het inburgeringsstelsel tal van tekortkomingen heeft die effectieve inburgering belemmeren. De hoofdboodschap: er is te weinig oog voor het individu en er ligt een te grote verantwoordelijkheid bij de statushouder.

Een van de aanbevelingen is dat statushouders op de inburgeringsmarkt niet de rol van consument moeten krijgen : zij zijn de Nederlandse taal vaak niet machtig en kunnen zich dus niet als kritische klanten opstellen die weten of de kwaliteit van een inburgeringsbureau goed of slecht is. Van echte marktwerking is dus geen sprake. Bovendien biedt het ruimte voor frauduleuze praktijken en louche taalbureaus.

Daarnaast, zo meldt het rapport, is er te weinig aandacht voor het individu. Boetes en sancties leggen volgens de opstellers de nadruk op wat mensen niét kunnen, in plaats van op wat ze wel kunnen. In de praktijk lukt het maar een derde van de statushouders om binnen de wettelijke drie jaar aan de voorwaarden te voldoen.

3. Wat verandert er in het nieuwe stelsel?

In het nieuwe stelsel wordt een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de statushouder weggehaald en overgeheveld naar de gemeente. Het doel: inburgering op maat. Vanaf het moment dat een statushouder is gekoppeld aan een gemeente is die gemeente verantwoordelijk voor de begeleiding. Er wordt een persoonlijk ‘Plan Inburgering en Participatie’ opgesteld.

In het nieuwe stelsel hoeven de inburgeraars geen geld meer te lenen, want de overheid betaalt alle kosten. Statushouders die het examen niet binnen vijf jaar halen, kunnen nog wel een fikse boete krijgen. Ze krijgen dus twee jaar langer de tijd dan nu het geval is.

Gemeenten schaffen de inburgeringscursussen zelf aan. Dit doen ze met subsidies van het Rijk. Hierdoor blijft de particuliere markt intact en wordt het cursusaanbod geen eenheidsworst, aldus demissionair minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (D66). Het risico dat statushouders belanden bij malafide aanbieders van cursussen wordt kleiner, zo is de gedachte, en de gemeente houdt zicht op de kwaliteit van de inburgeringscursussen.

Daarnaast komt er meer nadruk te liggen op participatie in de samenleving door statushouders zo vroeg mogelijk aan het werk te krijgen. De taaleis wordt strenger. Taal is volgens minister Koolmees een sleutel tot meedoen in de maatschappij en tot werk. En werk is de sleutel tot integratie. Op dit moment is de minimale eis niveau A2 (te vergelijken met het taalniveau op de basisschool). In het nieuwe stelsel gaat de taaleis een stap omhoog, naar B1. Hiermee kan iemand een mbo-opleiding volgen.

4. Wat is de wens van de gemeenten?

Een statushouder mag pas beginnen met een inburgeringstraject als die naast een verblijfsvergunning ook een eigen huis heeft. Echter, de krapte op de huizenmarkt treft ook deze groep huizenzoekers. Op dit moment verblijven elfduizend dakloze statushouders in asielzoekerscentra in afwachting van een huis. Dit is ongeveer een derde van alle mensen die in asielzoekerscentra worden opgevangen. Een gevolg van deze procedure is dat ze pas maanden of zelfs jaren na het verkrijgen van hun verblijfsvergunning kunnen beginnen met een inburgeringstraject.

Het nieuwe inburgeringsstelsel gaat per 1 januari in, maar het kabinet wil dat iedereen die voor deze datum een verblijfsvergunning kreeg, nog inburgert onder het oude stelsel. Wethouders van Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht vinden dat onrechtvaardig en onhandig, schreven ze in een brief aan demissionair staatsecretaris van Sociale Zaken Dennis Wiersma (VVD). Als iemand niet goed is ingeburgerd, is dat niet alleen voor diegene zelf vervelend, maar ook voor gemeenten. Slecht ingeburgerde inwoners hebben meer kans om afhankelijk te worden van een uitkering bijvoorbeeld. Als de lening voor de inburgeringscursus niet is omgezet in een gift (omdat de inburgeraar het examen niet op tijd heeft gehaald) kampen ze bovendien vaak met schulden.

Het invoeren van het nieuwe stelsel is al drie keer uitgesteld. Gemeenten en Rijk werden het maar niet eens over de kosten die de verantwoordelijkheid voor de inburgering voor hen gaat meebrengen. Ook waren meerdere betrokken partijen, waaronder de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), onvoldoende voorbereid om de taken goed te kunnen uitvoeren.

Verschillende gemeenten nemen het heft in eigen handen om te voorkomen dat te veel statushouders zijn overgeleverd aan het ‘falende stelsel’. In 2018 besloot de Amsterdamse wethouder Inburgering, Marjolein Moorman, al om statushouders extra taallessen aan te bieden en te gaan controleren of inburgeringsbureaus hun werk goed doen.