Minister Blok (VVD): Laat Assad door Internationaal Strafhof in Den Haag berechten

10 december 2019Leestijd: 24 minuten
Stef Blok, minister van Buitenlandse Zaken, komt aan op het Binnenhof voor de wekelijkse ministerraad. Foto: ANP REMKO DE WAAL

VVD-minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok wil dat de Syrische president Bashar Al Assad door het Internationaal Strafhof in Den Haag wordt berecht.

‘Hij verdient geen plek aan de onderhandelingstafel, maar een stoeltje in de beklaagdenbank,’ zegt Blok dinsdagavond in een toespraak in het Academiegebouw van de universiteit van Leiden bij gelegenheid van de Internationale Mensenrechtendag.

Blok zegt dat het Syrische vluchtelingenvraagstuk niet wordt opgelost, indien Assad aan de macht blijft. Hij voelt niets voor de suggestie van coalitiepartner CDA om met Assad te onderhandelen, omdat die nu eenmaal overwinnaar is in de Syrische burgeroorlog.

Blok: ‘Zolang zijn veiligheidsdiensten tekeer gaan, zullen de vluchtelingen niet naar hun land terugkeren. Het is Assad die hun terugkeer levensgevaarlijk maakt.’

Geschiedenis van familie minister Blok

De minister vertelde tijdens de lezing voor het eerst over de geschiedenis van zijn familie. Zijn vader zat als kind in een Jappenkamp in het toenmalige Nederlands-Indië . Blok vertelt over zijn vader ‘die toen 9 jaar oud was en van zijn moeder – mijn oma dus – te horen kreeg dat in een ander kamp zijn vader was overleden’.

Blok vertelt ook over zijn oudoom Bram Blok die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werd opgepakt voor het verzorgen en onderbrengen van Joodse mensen. ‘Hij overleed later in concentratiekamp Neuengamme.’

Mensenrechtenraad VN

De VVD-minister zegt dat hij de oorlogsgeschiedenis en het verdedigen van mensenrechten met de paplepel kreeg ingegoten. Van 2020 tot 2023 zit Nederland in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Dat is een omstreden gezelschap, omdat de raad vooral anti-Israël resoluties aanneemt. Ook landen als China, Saoedi-Arabië en Cuba zitten erin. Blok neemt zich echter voor ‘de situatie in Myanmar, Jemen China en Eritrea aan de kaak te stellen’.

Lees hieronder de lezing integraal terug

“Op 24 mei 1945, mijn negende verjaardag, maakte mijn moeder me midden in de nacht wakker voor mijn verjaardagscadeau. De anderen mochten er niets van merken. Ze gaf me een tomaat te eten, die ze ongetwijfeld uit de keuken van het kamp had gestolen. Zij wilde er geen hapje van. Hij was helemaal voor mij.”

Dames en heren, dit is een ervaring van een negenjarig kind uit een Jappenkamp tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een kind dat opgesloten zit met zijn moeder en zijn jongere broertje en zusje. Een kind dat honger heeft, beschietingen meemaakt en nog nooit naar school is geweest.

Dat kind was mijn vader, die later deze herinnering heeft vastgelegd in een boek bestemd voor zijn kinderen en kleinkinderen. Opdat zij niet vergeten. En dat gebeurt ook niet. We vergeten niet. Want daarvoor zijn mijn vaders herinneringen te intens. Te impactvol. Maken zij duidelijk dat mensenrechten iedereen raken.

Zo schrijft mijn vader ook over het moment waarop zijn eigen moeder – mijn grootmoeder dus – te horen krijgt dat haar man die in een ander kamp zit ernstig ziek is. Maar dat het door al het geweld in Indonesië – de Bersiap – te gevaarlijk is om hem te bezoeken. En als het al mogelijk zou zijn geweest, dan durfde ze haar drie jonge kinderen niet alleen in haar kamp achter te laten.

Dat moet een vreselijk dilemma zijn geweest. Mijn vader schrijft daar later over dat hij op negenjarige leeftijd er bij was toen zijn moeder niet lang daarna een telegram opende, en meteen daarop in snikken uitbarstte. “Is pappa dood?”, vroeg hij toen. En zijn moeder knikte alleen maar. Waarop ook hij in huilen uitbarstte.

Deze nare en trieste ervaringen van mijn vader tijdens de oorlog, vormen – zo weet ik nu – ook de reden waarom ik als kind al vroeg met de paplepel kreeg ingegoten dat ik niet alleen hard moest werken en altijd mijn bordje leeg moest eten, maar ook dat ik dankbaar moest zijn.

Dankbaar aan al die duizenden militairen die hun leven waagden voor onze vrijheid en die van Europa. En dankbaar aan al die moedige mensen in het verzet, zoals Ben Telders en Rudolph Cleveringa, die hier 79 jaar geleden in het auditorium vlijmscherp ageerde tegen het dreigende ontslag van zijn Joodse collega.

Of zoals mijn eigen oudoom Bram Blok, die tijdens de oorlog opgepakt werd voor het verzorgen en onderbrengen van Joodse mensen en later overleed in kamp Neuengamme. Dankzij hem en talloze andere voorlopers leven wij nu in een land waarin iedereen kan zeggen wat hij wil en veilig over straat kan lopen; Waarin mensen bijna allemaal de zekerheid hebben van een inkomen en een pensioen; En waarin onze kinderen en kleinkinderen naar school kunnen gaan en op kunnen groeien zonder angst.

Sterker nog, we leven nu in een land waar een vrouw aan de top van een bedrijf kan staan; Waar mensen kunnen trouwen met wie ze maar willen; Waar een man een vrouw kan zijn. En een vrouw een man. Dat is vrijheid. Het fundament waar het bij mij – bij mensenrechten – om gaat.

En dat brengt mij ook bij deze bijzondere dag en de reden waarom wij hier allemaal samen zijn. Want vandaag is het 71 jaar geleden dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd ondertekend. De dag waarop dat fundament voor onze vrijheid werd vastgelegd.

Want in die mensenrechtenverklaring is opgenomen dat we bijvoorbeeld allemaal het recht hebben op een dak boven ons hoofd, op voedsel, of op gezondheidszorg. Maar ook het recht om niet gemarteld te worden, het recht op een eerlijk proces, of om te zeggen wat je wilt. Dat zijn mensenrechten. Minimumnormen. Door bijna alle landen – van alle delen van de wereld – aanvaard.

En daarmee vormen die rechten ook meteen een maatstaf voor samenleven en voor een menselijk leven. Voor een waardig leven. Want van de jongen in Bangladesh die voor minder dan drie euro per dag – tien uur lang – in een kledingfabriek werkt, tot het meisje in Guinee dat niet besneden wil worden; en van de kritische journalist in Turkije, tot de baby om de hoek die voor het eerst zijn ogen opent – mensenrechten zijn er voor iedereen. Wie je ook bent. Wat je ook doet. Waar je ook vandaan komt.

Het eerste artikel van de Verklaring geeft eigenlijk meteen al de kern aan. “Mensen worden vrij en gelijk – in waardigheid en rechten – geboren”. Daarmee vormen mensenrechten dus niet alleen een standaard voor een geordende wereld of een moreel appel. Ze zijn ook wat ik zou willen noemen: de zuurstof van de menselijkheid.

En welke waarde heeft ons leven als er geen zuurstof is? Stop maar eens twee minuten met ademen en dan merkt u het wel. Dan krijgt ieder van ons al snel een benauwd gevoel. Heb je het idee dat je kan gaan stikken. Je raakt in paniek, ervaart doodsangst. En dan doen al die andere zaken er even niet meer zo toe. Want het wordt nu zaak dat je overleeft. Dat je vrij raakt en naar adem kan happen. Om weer zuurstof tot die hersenen toe te laten. Om normaal te functioneren, en jezelf weer te kunnen zijn.

Zo werkt dat ook met onze mensenrechten. Mensenrechten zijn als zuurstof. Ze zorgen voor vrijheid, voor rechtvaardigheid, voor een waardig leven. Prachtige verworvenheden dus die wij hier in Nederland nu veelal heel gewoon vinden. Maar die helaas verre van gewoon zijn. Want op heel veel plaatsen in de wereld leven mensen nog in angst, vluchten mensen, verdwijnen mensen. Nog steeds is er haat. Nog steeds is er oorlog.

We zien zelfs een negatieve trend, die al jaren zichtbaar is in gezaghebbende publicaties. Zo concludeerde Freedom House dit jaar dat vrijheid en democratie nu al voor het dertiende jaar op rij wereldwijd onder druk staan. Nog slechts de helft van alle landen ter wereld is volgens deze denktank vrij te noemen, en een derde gedeeltelijk vrij.

En volgens de nog strengere meting van de Economist Intelligence Unit – een zusterbedrijf van de invloedrijke Economist – leeft nog maar van 4,5 procent van de totale wereldbevolking in een ‘volledige democratie’. 4,5 procent… En een verdere 43,2 procent bevindt zich in gebrekkige democratieën.

Tel daarbij op dat het totale bruto nationaal product van de vrije landen afneemt ten opzichte van de niet-vrije landen, en we kunnen concluderen dat de democratiseringsgolf gestrand lijkt te zijn op onvrije kusten. Illiberale democratieën daarentegen hebben de wind in de rug.

En de gevolgen? Die lezen we iedere dag in de krant, zien we op het journaal, of krijgen we tot ons via het internet. Zo vonden bijvoorbeeld het afgelopen jaar wereldwijd 331 moorden plaats op transgenders en gender diverse mensen. Werd in 2017 een recordaantal journalisten vermoord. En dan heb ik het nog niet eens over al die journalisten en bloggers wereldwijd die vanwege hun artikelen, radio uitzendingen of vlogs bedreigd worden of moeten vrezen voor hun leven.

Ik denk ook aan alle mensen die de afgelopen jaren gevangen werden genomen of vermoord. Vanwege hun politieke voorkeur, zoals het Russische oppositielid Boris Nemtsov in 2015. Aan de mensen wier protesten werden neergeslagen, zoals dit jaar in Soedan. Aan al die mensen die gerekruteerd werden als kindsoldaat. Of opgejaagd vanwege hun geloof zoals de Jezidi in Irak tijdens het schrikbewind van ISIS. Of juist opgejaagd vanwege het feit dat ze niet geloven, zoals Ahmad al-Sharmi die vanwege zijn atheïstische overtuiging door een Saudische rechtbank ter dood werd veroordeeld.

Ook werden mensen opgesloten in zogenoemde ‘heropvoedingskampen’, zoals de Oeigoeren in China. In voetbalarena’s of elders gestenigd, zoals vermeende overspelige vrouwen onder de Taliban in Afghanistan. Mensen in hun woonkamer – of op straat – met zuur overgoten zoals in Pakistan, en voor het leven verminkt. Of zelfs voor dood achtergelaten in de straat vanwege hun seksuele voorkeur, zoals een zestienjarige jongen in Irak die – nadat hij in elkaar geslagen was – gefilmd werd terwijl hij bloedend op straat om zijn moeder vroeg.

En ik denk aan de nog altijd 168 miljoen kinderen – slaven in feite – omdat ze gedwongen worden om te werken. In mijnen, bordelen of sweat shops. Of aan al die miljoenen mensen die de afgelopen jaren werden ontvoerd, verdeeld, verkocht, of zelfs verloot. Zoals Nadia Murat: een moedige en strijdbare Jezidi-vrouw die ik in september dit jaar heb mogen ontmoeten in New York, en met wie ik sprak over het belang van berechting. Want voor mij is het heel duidelijk; zonder berechting ook geen kans op gerechtigheid.

Daarom – en vanwege al die voorbeelden die ik net noemde – moeten we ons inzetten voor die mensenrechten. Niet alleen omdat we ons hebben gecommitteerd aan de Verklaring, aan mensenrechten, aan de maatstaf voor menselijk leven en samenleven. Maar ook omdat respect voor mensenrechten elders leidt tot meer ontwikkeling en tot meer stabiliteit om ons heen.

Kijk bijvoorbeeld maar naar de ranglijsten die er zijn: De World Happiness ranglijst, de World Doing Business ranglijst, de Transparency ranglijst, de goed bestuur ranglijst. Allemaal laten ze zien dat landen die slecht scoren op mensenrechten vaak ook slecht scoren op andere lijsten. Of misschien moet ik het juist wel andersom zeggen: landen die er een potje van maken qua bestuur, scoren ook slecht op de mensenrechten.

Wat dat betekent is dat er een samenhang bestaat tussen hoe landen omgaan met mensenrechten en hoe ze omgaan met andere vormen van bestuur. Landen die de mensenrechten respecteren zijn ook bijna altijd stabiele partners in de internationale politiek. Thuis je aan de rechten houden is immers de beste garantie dat een land zich internationaal ook aan het recht houdt.

En landen met een goede mensenrechtenscore voeren geen oorlog en zijn eerder bereid tot regionale samenwerking. En andersom net zo: landen met een slechte mensenrechtenscore zijn vaker agressief en onbetrouwbaar. Als middel om de mondiale situatie wat minder gevaarlijk te maken is mensenrechtenbeleid alleen daarom al vereist.

Maar er zijn meer redenen. In het jaar 2100 – over ruim 80 jaar dus – leven naar verwachting 3,3 miljard mensen meer op deze aarde. Vooral in landen die het toch al niet breed hebben. Dit is weer een potentiele bron voor nieuwe conflicten.

En we weten ook dat we problemen – zoals burgeroorlogen, terrorisme en extreme armoede – niet los kunnen zien van mensenrechten. Want wie niks heeft en geen perspectief heeft op verbetering is vatbaarder voor extremistische bewegingen die weer hun uiterste best doen om de instabiliteit in de eigen regio verder te vergroten. Wat vervolgens ook weer zijn weerslag heeft op Europa.

Niet voor niets viel al in 2004 in het High Level Panel Report van de VN te lezen dat “terrorism flourishes in environments of despair, humiliation, poverty, political oppression extremism and human rights abuse”. Wie weinig te verliezen heeft is nou eenmaal eerder bereid risico’s te nemen.

En ook het tegenovergestelde is waar. Daar waar mensen in waardigheid kunnen leven en waar wordt gehandeld, wordt meestal niet gevochten. Dan heb je namelijk iets te verliezen. Mensenrechten zijn voor een land als Nederland dus niet alleen een doel op zich. Ze vormen ook een slot op de deur, omdat ze ons veilig houden, landen om ons heen stabiel houden en daardoor ook voor meer handel, banen en economische groei zorgen.

Kortom, mensenrechten vormen een waarborg voor een wereld die leefbaar is voor een ander en dus ook voor onszelf.

Juist daarom is het zo belangrijk om iets aan mensenrechten te doen. En vooral om prioriteiten te stellen, zoals het kabinet nu heeft gedaan met de mensenrechtenprioriteiten. Want goed mensenrechtenbeleid wordt bepaald door effectiviteit.

Dat betekent ook dat we concrete stappen zetten, om zo ook echt effectief te zijn. Een beetje misschien wel, zoals de inmiddels beroemde 56-jarige Indische boer – de heer Jadav Payeng – die ook wel de ‘forest man’ wordt genoemd. Misschien heeft u over hem gehoord of gelezen, omdat deze man op het nieuws kwam omdat hij op een dorre kale plek in de Indiase staat Assam – waar ooit een groot bos stond – bomen zaaide en stekjes plantte. Dertig jaar lang, boom voor boom.

Hierdoor heeft deze boer nu in zijn eentje een prachtig groot bos in India weten te creëren. 550 hectare groot. Groter dus dan duizend voetbalvelden bij elkaar! En in dat bos leven nu ook vele vogels. Evenals tijgers, neushoorns en meer dan honderd olifanten. Een ware oase dus waar weer leven mogelijk is. Meneer Jadav Payeng zei daar overigens zelf in een interview over: “Ik heb het bos voor de mensen aangelegd. Het gaat er niet om wat ik voor het land beteken, maar wat ik voor het land kan doen.”

Een inspirerend voorbeeld dus als u het mij vraagt en dit is rechtstreeks te vertalen naar mensenrechten. Mensenrechten zijn er voor de mensen, voor iedereen. En het gaat er niet om wat we voor deze rechten kunnen betekenen; het gaat erom wat we voor mensen doen. Dus dat we effectief zijn – net als de ‘forest man’ – en ook echt een verschil maken.

En dat brengt mij bij mijn pleidooi voor effectiviteit. Want we kunnen als Nederland op verschillende manieren effectief zijn. Namelijk middels het vormen van coalities en de gezamenlijke agendering, inzet en aanpak. Maar ook via de Europese Unie, de Verenigde Naties, de Raad van Europa en middels bilaterale initiatieven en activiteiten.

Via al deze wegen proberen we als Nederland stappen vooruit te zetten en concrete resultaten te boeken – en ook iedere keer weer met behulp van andere oplossingen. Want als het gaat om het tegengaan van mensenrechtenschendingen zijn er nou eenmaal geen eenvoudige, duidelijke richtlijnen voor het handelen in de praktijk.

Oud-minister Max van der Stoel – die een grote internationale staat van dienst had op het gebied van mensenrechten – heeft ooit gezegd: “Er is geen vast recept voor regeringen om tegen schendingen van mensenrechten actie te ondernemen. Die schendingen verschillen steeds van aard. Soms moet je gebruik maken van stille diplomatie, achter de schermen werken; andere keren is een protest of forse druk noodzakelijk”.

Dat heb ik zelf als minister ook ondervonden kan ik u zeggen. Dus dat de oplossingen om effect te sorteren, iedere keer weer anders zijn.

Neem bijvoorbeeld het aspect van berechting en gerechtigheid waar ik met die moedige Jezidi-vrouw over sprak die ontsnapt is aan ISIS; Nadia Murat. Ik sprak met haar over berechting omdat Nederland zich al geruime tijd inzet voor het verzamelen van bewijsmateriaal door VN-teams.

Sterker nog, we zijn de drijvende kracht hierachter. Zo steunen we met 5,5 miljoen euro de VN-bewijzenbank Syrië en het VN-onderzoeksteam in Irak, die allebei bewijzen verzamelen van de afgrijselijkste misdaden die IS daar heeft begaan. Zodat we straks ook genoeg bewijsmateriaal op zak hebben om stappen te kunnen zetten om mensen te vervolgen en te berechten.

Want we weten ook; zonder die laatste stap naar de rechter is er geen gerechtigheid. En dus ook geen afschrikwekkende werking voor potentiele daders. Of kans op genoegdoening voor slachtoffers en samenlevingen – en dus ook geen kans op vreedzame samenlevingen op de lange termijn. Iets wat ook weer in ons eigen belang is.

Dat is ook de reden waarom ik in september in New York, samen met mijn counterpart in Irak, ministers en diplomaten uit dertig landen bijeen heb geroepen om een plan te maken voor berechting van ISIS-strijders. “In het beste geval”, zo zei ik toen, “zou het Internationaal Strafhof die taak op zich moeten nemen”. Maar Irak erkent het hof niet en de Veiligheidsraad van de VN kan het niet eens worden over vervolging.

Dus vroeg ik aan de aanwezigen om alternatieven te bedenken. Zoals een ad hoc internationaal tribunaal in de regio of nationale berechting in Irak zelf. Op voorwaarde natuurlijk dat ISIS-strijders een eerlijk proces krijgen. Daarom onderzoekt Nederland ook hoe we tot legitieme berechting kunnen komen in samenwerking met andere landen en instanties. Want we weten dat we zo een verschil zouden kunnen maken en effectief kunnen zijn.

Maar de groep landen en organisaties die zich bezighoudt met eerlijke berechting van ISIS strijders vormt slechts één voorbeeld van een ‘coalitie’ die Nederland smeedt om effectief te zijn.

Andere voorbeelden zijn de door Nederland opgerichte Freedom Online Coalition; een groep van 31 landen die samenwerken om internetvrijheid te bevorderen. Omdat het internet nou eenmaal een soort centraal plein vormt waar iedereen samenkomt – als de agora van de 21ste eeuw. En dus ook de ‘kanarie in de koolmijn’ is, want als een land de mensenrechten wil beknotten pakt het als eerste het internet aan. Daar moet je dan ook samen wat aan doen. En dat kan via die coalitie.

Een ander voorbeeld is de Equal Rigths coalition; een unieke coalitie van 40 Europese en Latijns-Amerikaanse landen samen met een Afrikaans land. Die allen strijden voor de rechten van LHBTI’s, en zo ook aantonen dat gelijke rechten helemaal geen ‘westers’ ding zijn maar juist iets universeels.

Weer een ander voorbeeld zijn de academische internationale conferenties die we dit jaar – en volgend jaar – in Nederland organiseren. En waar we met allerlei beleidsmakers en experts uit de praktijk de dialoog aangaan over vrijheid van religie en levensovertuiging, en over persvrijheid.

En van die laatste conferentie over persvrijheid – de World Press Freedom Conference 2020, is de Leidse Universiteit de gastuniversiteit! Met professoren Jaap de Jong en Willem Koetsenruijter als trekkers. Harstikke mooi natuurlijk, en weer een mooi voorbeeld hoe we elkaar opzoeken om ook echt wat te doen.

Tot slot wil ik nog één coalitie noemen die we vormen om wat aan mensenrechten te doen, namelijk die van Buitenlandse Zaken samen met Nederlandse steden. Oftewel het Shelter City Programma dat in 2012 is opgericht en inmiddels in twaalf Nederlandse steden draait, en ook vijf internationale vestigingen heeft.

Via dit programma bieden we ruimte aan bedreigde en moegestreden mensenrechtenactivisten van over de hele wereld. Dus van een mensenrechtenadvocaat uit Rusland, een journalist uit Venezuela en een advocaat uit Nigeria – tot een vrouwenrechtenactivist uit Honduras en een verdediger van gelijke rechten voor LHBTI uit Jamaica.

Zodat al die mensen weer even op adem kunnen komen, maar ook veiligheidstrainingen kunnen volgen die hen weer effectiever maken in eigen land. Het Shelter City programma is dus ook bij uitstek een voorbeeld hoe we via verschillende coalities mensenrechtenschendingen tegen proberen te gaan.

Maar – en ik zei het net al even – er zijn meer wegen die naar Rome leiden. Zo proberen we ook effect te sorteren via de EU. Want ik weet dat ik effectiever ben als ik in EU verband optreed, dat mijn stem via de Unie kan worden versterkt. 28 keer zelfs.

Laten we daarbij ook niet vergeten dat Nederland de grondlegger is van de EU, en de EU gefundeerd is op mensenrechten en recht. De zuurstof dus, die de stabiliteit en veiligheid van Europa kenmerkt en voedt. Om al die redenen voert Nederland dan ook – via de EU – de politieke druk op andere landen op die mensenrechten schenden. En geven we gezamenlijk verklaringen uit, steunen we projecten op het gebied van mensenrechten en nemen we clausules op in handelsverdragen.

Ook gebruiken we de EU om sterker te staan bij de VN-Veiligheidsraad. Zo heeft de Unie meerdere keren, mede op ons verzoek, de Veiligheidsraad opgeroepen om de situatie in Syrië naar het Strafhof te verwijzen. Want niemand moet gedwongen worden om buiten zijn land te verblijven.

Maar we weten ook dat de Syrische vluchtelingen niet terug keren, zolang Assads veiligheidsdiensten tekeer blijven gaan. Het was immers Assad waarvoor de meesten op de vlucht sloegen, en het is Assad die hun terugkeer levensgevaarlijk maakt. Hij verdient wat mij betreft dus ook geen plaats aan de onderhandelingstafel, maar een stoeltje in de beklaagdenbank van het Internationaal Strafhof in Den Haag. Dat kunnen we via de Europese Unie voor elkaar proberen te krijgen.

Dan nog één voorbeeld hoe we via de EU door kunnen pakken en stappen kunnen zetten om effectiever te zijn. Zo pleit Nederland er al ruim een jaar voor dat er een Mensenrechtensanctieregime moet komen voor de EU. En ik ben blij hier te melden dat de Nederlandse inzet ook effectief is geweest! Want ik kom nu rechtstreeks uit Brussel, waar gisteren door alle EU-ministers van Buitenlandse Zaken politieke steun is uitgesproken voor het initiatief.

Dat betekent dat we nu concreet aan de slag kunnen met een EU-besluit dat ons in staat stelt sancties op te leggen aan mensenrechtenschenders waar dan ook ter wereld. We kunnen hen dan niet alleen toegang ontzeggen tot het EU-grondgebied maar ook tot financiële middelen in de EU. Zo kunnen ze dus ook niet meer zaken doen hier – of blijven shoppen in dure winkelstraten in Amsterdam of Parijs.

Bovenal komen ze voor het oog van de wereld te boek te staan als schender van mensenrechten, iets wat niemand wil. Kortom, via dit nieuwe EU-sanctieregime kunnen we als EU laten zien dat we tanden hebben en dat we met die tanden mensenrechtenschenders ook echt kunnen raken waar het pijn doet. Zo ben je effectief.

Maar ook via de Verenigde Naties kunnen we als Nederland stappen zetten als het aankomt op mensenrechten. Zo zitten we volgend jaar voor drie jaar in de Mensenrechtenraad van de VN waar we de situatie in Myanmar, Jemen, China en Eritrea aan de kaak kunnen stellen.

Duidelijk is ook dat lidmaatschap vereist dat landen de mensenrechten in hun land respecteren en bevorderen. It’s not a free ride. Daar wijst Nederland de leden van de Mensenrechtenraad dan ook steevast op. En we kunnen in diezelfde Raad focussen op voor ons belangrijke onderwerpen, zoals vrijheid van religie en levensovertuiging, gelijke rechten van LHBTI’s en vrijheid van meningsuiting.

Daarnaast biedt dit VN-orgaan ook bij uitstek een goed platform voor een kritische dialoog met allerlei landen. Alhoewel ik ook echt wel de geuite frustraties goed snap. Bijvoorbeeld over het feit dat een land als Venezuela onlangs is gekozen in de Mensenrechtenraad. Je maakt Dracula immers ook geen bestuurslid van de bloedbank. Maar dat is nog geen argument om de bloedbank dan maar te sluiten, die blijft hard nodig. Wij laten ons er dan ook niet van weerhouden om Venezuela aan te spreken.

Lid zijn van de mensenrechtenraad betekent overigens ook dat wij kunnen worden aangesproken op ons beleid. Onder andere door VN rapporteurs die elke lidstaat kunnen aanspreken. En dat is ook goed, want als wij andere landen aan willen spreken op de bloedvlekken op hun laarzen, dan is het geen groot offer dat iemand ons soms wijst op de modderspatten op onze mouw. Samenvattend; Ik kies voor de Mensenrechtenraad omdat ik liever hervorm van binnenuit dan eruit stap. Dat is vele malen effectiever.

Een tweede voorbeeld – hoe Nederland effectief kan zijn via de VN als het aankomt op het aanpakken van schenders van mensenrechten – is via het instellen van sancties. Zo zijn tijdens ons lidmaatschap van de Veiligheidsraad, op Nederlands initiatief, sancties aangenomen tegen mensenhandelaren in Libië. Dat hebben we gerealiseerd door de criteria voor het sanctieregime voor Libië uit te breiden, zodat het nu ook op mensenhandelaren van toepassing is.

Daarmee hebben de Verenigde Naties dus de verplichting opgelegd om banktegoeden van deze criminelen te bevriezen en reisverboden te hanteren. Cruciaal. Want er gaat nu volgens de Internationale Arbeidsorganisatie zo’n 150 miljard dollar per jaar om in mensenhandel en moderne slavernij. Dat is dus zo’n 136 miljard euro dat jaarlijks wordt verdiend aan menselijk leed.

De criminelen die daar verantwoordelijk voor zijn wil je pakken, en voorkomen dat anderen op hetzelfde idee komen. Daarom hebben we informatie aangeleverd waardoor de Veiligheidsraad vijf personen op de sanctielijst kon plaatsen.

Een hele stap kan ik u zeggen, voor de internationale gemeenschap. Want deze mensenhandelaren mogen misschien nog over cash geld beschikken en vrij rondlopen ergens in Libië, maar dat is lang niet zo leuk als toen ze nog vrij konden reizen en in Dubai, Marbella of andere badplaatsen hun geld konden opmaken. Of toen ze nog internet op hun mobiele telefoons hadden en een grote glimmende four wheel drive voor de deur.

Maar als u mij nou vraagt ‘is er intussen al één bankrekening geblokkeerd?’. Dan is het antwoord helaas ‘nee’. Dat is nog niet gebeurd. En waarom dat is? Omdat die bankrekeningen vaak op namen van partners staan, of neven, kinderen en secretaresses. Of de rekeningen zijn afgesloten in landen die niet veel op hebben met sanctieregimes. Dan denk je dus even drie stappen vooruit te zetten, maar doe je in feite meteen daarop twee stappen terug.

Niet heel effectief dus, zou u wellicht zeggen. Maar dan is het ook zaak om niet bij de pakken neer te zitten, want van zo’n sanctieregime gaat wel een sterke afschrikkende werking uit. Het heeft ook een sterk preventief karakter, zoals ik net al zei. Bad guys don’t get away with their crimes.

En dus hebben we als Nederland een nieuwe stap ondernomen: het Liechtenstein-initiatief. Samen met Liechtenstein, de naam zegt het al – maar ook met Australië – hebben we nu een routekaart laten ontwikkelen door financiële experts uit allerlei delen van de wereld.

Zij hebben weer concrete aanbevelingen opgeschreven voor iedereen in de financiële sector. Om er zo voor te zorgen dat het criminele geld van mensenhandelaren dat zij verdienen aan moderne slavernij, niet vloeit in ons internationaal financieel stelsel.

Samen met 300.000 euro van Nederland daarbovenop – om te komen tot implementatie – zorgt die routekaart weer voor extra druk. Bijvoorbeeld extra druk op banken, op hedge funds, op pensioenfondsen, op ontwikkelingsfinancieringsinstituties, op verzekeringsbedrijven, of op fintech bedrijven – om ook echt actie te ondernemen.

En daarmee dus een einde te maken aan menselijk leed en via die weg weer bij te dragen aan welzijn en economische groei. Want al die miljoenen mensen die nu als slaaf uitgebuit worden en misbruikt worden vormen in potentie een enorm reservoir mensen die een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan economieën wereldwijd, evenals aan duurzame ontwikkeling. Als ze de kans maar krijgen.

Zo pakken we als Nederland dus stap voor stap problemen aan via de VN, de EU en coalities. En dat doen we uiteraard ook nog op bilateraal niveau. Zo stel ik in mijn gesprekken met alle landen, waaronder dus ook landen waar grote mensenrechtenschendingen plaatsvinden, altijd mensenrechten aan de orde. Altijd.

Met Saoedi-Arabië bijvoorbeeld spreek ik over de moord op de journalist Khashoggi, over rechten van bloggers en over vrouwenactivisten. En met de Chinezen spreek ik over de Oeigoeren of over de noodzaak tot vreedzaam optreden tegen studenten in Hong Kong.

Maar ook EU-collega’s spreek ik aan. Over zorgwekkende ontwikkelingen bijvoorbeeld die de democratische rechtsstaat raken. En dat het verontrustend is dat onafhankelijke rechtspraak – en verworvenheden als ruimte voor samenspraak en tegenspraak – onder druk staan.

Daarbij vertel ik dat die ontwikkelingen niet alleen raken aan de fundamentele waarden waar onze Unie op is gegrondvest, maar dat ze ook een bedreiging vormen voor de praktische samenwerking. Bijvoorbeeld als het gaat om onze interne markt, of om de samenwerking tussen justitiediensten. Precies daarom steunt Nederland ook het voorstel van de Europese Commissie voor een jaarlijkse review cyclus, waarin rechtsstatelijke ontwikkelingen in alle lidstaten tegen het licht worden gehouden.

En ja, soms moet je – vooral buiten de EU – ook een andere ingang zoeken om een luisterend oor te vinden. Dat is het aloude verhaal van de dominee en de koopman. Als er over en weer handel wordt gedreven heb je immers allebei belang bij een goede en stabiele relatie. En dat biedt weer de mogelijkheid om ook andere zaken te bespreken, zoals de mensenrechten.

Oftewel, de koopman opent de deur voor de dominee. En als de koopman eenmaal binnen is wordt er ook geluisterd naar het belang dat Nederland – de dominee – hecht aan universele waarden. En een land met een goed waardenstelsel als Nederland, bevordert dan ook weer de koopmansgeest. Want een land waar de mensenrechten worden gerespecteerd heeft meestal ook een functionerende rechtsstaat – en in rechtsstaten is het weer goed zaken doen, want dan is er ook investeringszekerheid.

Dat besef – dus dat de koopman de deur opent voor de dominee – is er terdege. En dat is dus ook de manier waarop we als Nederland zaken aanlopen. Zo bieden we bijvoorbeeld in China een cursus over EU-recht aan over het functioneren van de interne markt, en laten we daar zien hoe wij in die markt met de Rule of Law omgaan – dus met de rechtsstaat.

Vinden ze daar interessant, kunnen ze kijken naar onze voorschriften. Maar bij dat EU-recht zit dan ook een hoofdstuk rechtszekerheid. Dat is te verkopen. Als we in China aankomen met “wij komen hier even een cursus mensenrechten geven”, zeggen ze daar “doe maar niet, we regelen het zelf wel”.

Soms is het dus nodig om via de praktische kant bepaalde concepten naar binnen te krijgen. En natuurlijk ervoor te zorgen dat we zelf het goede voorbeeld zijn en blijven. Renée Jones-Bos – een topdiplomate die niet alleen de eerste Mensenrechtenambassadeur was onder mijn voorganger Van Aartsen, maar ook ambassadeur is geweest in Moskou – heeft eens gezegd dat Russische mensenrechtenadvocaten ooit tegen haar zeiden:

“Het beste wat jullie kunnen doen voor ons, is zorgen dat jullie eigen land en de EU goed blijven functioneren. Dan ben je namelijk een ‘shining city on the hill’: een baken van rechtsstaat en stabiliteit, en geef je autoritaire regimes geen kans om terechte kritiek terug te kaatsen. Blijf dus doen wat jullie zelf altijd hebben gepropageerd”, was de conclusie.

Dat vertelde Renée, omdat zij zelf ook constateerde dat een land als Rusland het niet meer accepteert dat een land als Nederland komt vertellen wat het moet doen. Renée, net zoals veel van haar collega’s en oud-collega’s, focuste daarom op wat we in ieder geval wel kunnen doen. En dat is – behalve organisaties steunen, en mensenrechtenactivisten tools en inspiratie bieden – ook helpen bij het opbouwen van een rechtsstaat.

En natuurlijk kennis en expertise uitwisselen. Ik ben daarom ook blij dat hier vanavond een aantal gedreven internationale mensenrechtenverdedigers aanwezig zijn, die ons land bezoeken. Een land met een internationale reputatie op het bied van vrede en recht, en met Den Haag als belangrijke VN-stad. Een land ook, dat zich inzet via de EU en de Raad van Europa voor gezamenlijke waarden, en tracht instituties – als het Europees Hof van de Rechten van de Mens – te versterken.

Kortom, via uitwisseling van kennis en expertise kunnen we ook een concreet verschil maken voor mensenrechten wereldwijd. In een wereld waarin wij het niet alleen voor het zeggen hebben – verre van zelfs – en waarin we te maken hebben met een weerbarstige internationale politieke context. Waarbij ook nog eens datgene wat vandaag zeker lijkt, morgen alweer anders kan zijn.

In die wereld probeer ik stap voor stap problemen aan te pakken, samen met al mijn collega’s, beleidsmedewerkers en diplomaten. Zodat we ook echt effectief kunnen zijn.

En dat zijn we. Want we blijven niet hangen in allerlei filosofische beschouwingen over hoe de hele rechtsketen eruit zou moeten zien in een bepaald conflictgebied. Maar we investeren geld in groot en gedegen onderzoek naar bewijslast, en kijken vervolgens met andere landen hoe – en waar – we daders legitiem kunnen berechten.

We schrijven ook geen boeken vol over moderne slavernij, en hoe dit meer dan 40 miljoen mensen wereldwijd raakt. Maar we stellen in plaats daarvan een sanctieregime in om geld van mensenhandelaren tegen te houden en we gaan een publiek-private samenwerking aan van regeringen en partners uit de financiële sector. Om zo daders van mensenhandel op te sporen en slachtoffers toegang te bieden tot het financiële systeem.

En we houden geen ellenlange pleidooien over hoe corruptie het fundament van een democratische rechtsstaat kan aantasten en het vertrouwen in instituties kan ondermijnen, maar doen in plaats daarvan een geslaagd voorstel tot een blauwdruk voor een wereldwijd EU-sanctieregime. Zodat we schenders van mensenrechten ook echt de toegang tot Europa kunnen ontzeggen en beslag kunnen leggen op hun bezittingen of banktegoeden, die ze hier nu eenmaal hebben.

Allemaal kleine stappen dus, die we zetten door heel gericht te ‘zaaien en te planten’. Boom voor boom in feite, zoals ook de Indiase ‘forest man’ al jarenlang doet. Zodat wij ons hopelijk op een dag in een ‘veel grotere oase’ bevinden, waar mensen zich laten leiden door waarden als vrijheid, gerechtigheid en waarheid.

Omdat zij ook ooit dappere voorlopers hadden zoals Ben Telders, Rudolph Cleveringa en mijn eigen oudoom Bram Blok. Mensen die zich met gevaar voor eigen leven durfden uit te spreken en opkwamen voor anderen wier rechten werden geschonden en vertrapt. Het zijn al die moedige mensen die mij blijven inspireren, en mij ook verplichten om ook echt wat te doen.

Want ook in 2019 zijn er nog vele gezinnen die gevangen zitten, honger lijden, geweld meemaken, kou en ellende moeten doorstaan, of moeten horen dat een dierbare door ziekte, geweld of ondervoeding is gestorven. Zoals ook bij mijn eigen vader het geval was toen hij als negenjarig jongetje in het Jappenkamp zat.

Maar hij kan nu zijn kinderen en kleinkinderen in vrijheid zien opgroeien. Of, zoals mijn vader in het begin van zijn memoires aan ons schreef: “Lieve kinderen en kleinkinderen, telkens als een van jullie de leeftijd van negen jaar passeerde, voelde ik me opgelucht en gelukkig dat die mijlpaal gezond, veilig en in vrijheid was bereikt”.

Heel ontroerend. En ik zelf zou daar zelf nog aan toe willen voegen: dat verdient iedereen. Iedereen verdient het om zo zijn kinderen en kleinkinderen te zien opgroeien. Sterker nog, dat is ieders recht. Want ieder mens heeft recht op een waardig, gezond, veilig en vrij leven. Daarom zullen wij ons blijven inzetten zolang er mensenrechtenschendingen zijn.

Precies zoals Nederland dat doet.

Pragmatisch en gedreven.

Dank u wel.