Het taboe op ­bevolkingspolitiek

14 november 2019Leestijd: 11 minuten
Immigratie is geworden tot iets wat Nederland overkomt. Foto: Rob Voss/HH

Pleit je voor een immigratiestop, dan krijg je het verwijt populistisch te zijn (en rechts). Waarom eigenlijk?

Premier Mark Rutte (VVD) zei dat er geen taboes mogen zijn bij het oplossen van de stikstofcrisis. Helaas is er één enorm groot taboe, een bijdrage die steeds ongenoemd blijft. En dat is een immigratiestop, zo schreef ik in mijn ‘Non Solus’ van 19 oktober.

Elk jaar een stad als Alkmaar of Deventer erbij

Aanleiding was het bericht dat de bevolking dit jaar zou groeien met 100.000 mensen, grotendeels immigranten, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat betekent dat er in Nederland in één klap een stad als Alkmaar of Deventer bij komt. En die groei gaat de komende jaren nog wel even door en was er de afgelopen decennia natuurlijk ook.

Let wel, die 100.000 is een saldo. Het aantal immigranten dat dit jaar arriveert, benadert de kwart miljoen. Maar aangezien er ook inwoners vertrekken, resteert uiteindelijk een plus van 100.000. Opvallend is dat meer migranten met een Nederlandse achtergrond vertrekken dan er binnenkomen.

Maar het gaat eigenlijk niet om de samenstelling van de groep, het gaat om de aantallen. Want die 100.000 ­extra inwoners moeten allemaal een plaatsje zien te vinden. En omdat de groei al een tijdje gaande is, is het geen wonder dat er een tekort is aan huizen. Is het geen wonder dat de kosten voor de zorg zo snel stijgen (in deze kabinetsperiode is alleen al die stijging gelijk aan het bedrag dat jaarlijks aan defensie wordt uitgegeven). Is het geen wonder dat de natuur in de verdrukking komt. Is het geen wonder dat de treinen vol zitten. Is het geen wonder dat de wegen dichtslibben. Is het geen wonder dat de CO2-uitstoot toeneemt.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Vanwaar toch het taboe op het denken over een immigratiestop?

Bij alle discussies over het oplossen van die problemen, valt nooit het woord bevolkingsgroei. Dat is vreemd. Even geen mensen toelaten, kan immers even verlichting bieden. Vanwaar toch het taboe op het ­denken over een immigratiestop en over bevolkings­politiek?

Gezien de reacties van de buitenwacht op dit pleidooi in de ‘Non Solus’ van 19 oktober is pleiten voor een immigratiestop blijkbaar heel rechts, of erger, populistisch, want links reageerde ontsteld. Alsof je voorstelt het minimumloon af te schaffen of de slavernij weer in te voeren. Maar wat is er rechts (of links) aan immigratie?

Immigranten passeren de Duits-Oostenrijkse grens bij het dorp Simbach, november 2015. Foto: Christof Stache/AFP/ANP

Artikel 2: niemand heeft zomaar het recht om te worden binnengelaten

Iedereen kent Artikel 1 van de Grondwet. Dat verbiedt discriminatie. Met andere woorden, iedereen die in ­Nederland verblijft, heeft er recht op in gelijke gevallen gelijk te worden behandeld, dus ook buitenlanders die in Nederland wonen.

Artikel 2 van de Grondwet is veel minder bekend. Daarin staat dat de wet regelt wie tot Nederland wordt toegelaten. Niemand heeft zomaar het recht om te worden binnengelaten. Immigratie is dan ook geen recht dat wordt beschermd door de Grondwet. Emigratie overigens wel, want in hetzelfde Artikel 2 staat dat eenieder het recht heeft het land te verlaten.

Gezien Artikel 2 zou je veronderstellen dat Nederland een immigratiebeleid heeft. Dat buitenlanders niet zomaar worden toegelaten, maar dat erover is nagedacht welke immigranten worden toegelaten, hoeveel en waarom. Zoals er voor ­alles in Nederland een beleid is. Maar hoe dat beleid ook luidt, als je tegen immigratie bent, is dat blijkbaar rechts.

D66 toonde zich een voorstander van een stringent bevolkingsbeleid

Hoe anders was het een halve eeuw geleden. Toen was het links om voor een bevolkingspolitiek te zijn. De katholieken werden gekapitteld omdat ze te veel kinderen kregen, zoals de paus nog steeds wordt gekapitteld als hij zich in Afrika keert tegen het gebruik van voorbehoedsmiddelen. De kinderbijslag heette destijds bij links een ‘fokpremie’.

In haar eerste verkiezingsprogramma’s toonde D66 zich een voorstander van een stringent bevolkingsbeleid, oftewel van het beperken van de bevolkingsgroei (‘een zeer verontrustend verschijnsel’). Dit streven kreeg wereldwijd aandacht toen de Club van Rome, opgericht in 1968, in 1972 met haar eerste rapport kwam. Dat heette De grenzen aan de groei. Grenzen aan de bevolkingsgroei werden in dat rapport nadrukkelijk niet uitgezonderd.

 Aanvankelijk vond D66 bevolkingsgroei ‘een zeer verontrustend verschijnsel’

De confessionele partijen waren in de naoorlogse jaren nadrukkelijk tegen een bevolkingspolitiek die het aantal geboorten wilde verminderen. Voor PvdA-premier Willem Drees zat er daarom niets anders op dan de emigratie te bevorderen. Dat was voor de PvdA in die jaren de enige manier om de druk op de ruimte en de schaarse middelen (woningnood!) te beperken.

Later, in 1972, installeerde de regering een Staatscommissie Bevolkingsvraagstuk onder leiding van voormalig PvdA-staatssecretaris prof.dr. Piet Muntendam. In zijn 292 pagina’s tellende rapport Bevolking en welzijn in Nederland van drie jaar later, toonde Muntendam zich een voorstander van het terugdringen van de bevolkingsgroei (lees: het aantal geboorten) en een tegenstander van immigratie. Volgens de commissie waren de gevolgen van ‘gastarbeid’, zoals immigratie toen nog werd genoemd, voor zowel de ‘herkomstlanden als voor ons land’ meer negatief dan positief. Ook de gevolgen van bevolkingsgroei voor het milieu en de natuur betrok de commissie-Muntendam in haar conclusies. Was dat links of rechts?

Het kabinet-Van Agt oordeelde in grote lijnen positief over het rapport van Muntendam. Zo onderschreef het de aanbeveling dat het beëindigen van de natuurlijke bevolkingsgroei ‘wenselijk’ is. Dit betekende dat het aantal geboorten lager moest uitvallen dan het aantal sterfgevallen. Ook stelde het kabinet dat het toelatingsbeleid voor immigranten restrictief moest zijn, aangezien ‘immigratie op de bevolkingsontwikkeling in ons land geen noemenswaardige invloed mag uitoefenen’.

Italiaanse gastarbeider met gezin op Amsterdam Centraal Station, 1961. Foto: Spaarnestad Photo

Nederland stuit op de grenzen van de mogelijkheden

Destijds, in 1970, telde Nederland zo’n 13 miljoen inwoners. Inmiddels zijn dat er ruim 17 miljoen. Nederland heeft, zo hoor je vaak, al die extra miljoenen makkelijk kunnen herbergen en voeden. Zoals ook Los Angeles, Londen en Tokio dat kunnen. Maar zo langzamerhand stuit de stadstaat Nederland op de grenzen van de mogelijkheden. Veel problemen waarmee het land kampt, hebben te maken met de bevolkingsgroei. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om 25.000 huizen in een jaar te bouwen om alleen al die 100.000 nieuwkomers onderdak te bieden. En stikstof is in een minder dichtbevolkt land als Duitsland een veel minder groot probleem. Juist doordat het minder dichtbevolkt is.

Zoals je een rivier niet moet kanaliseren, maar een beetje de ruimte moet geven om te kunnen overstromen, om zo de kracht uit het water te halen, zo zou het ook helpen als de bevolking niet zo hard zou groeien. Even de tijd hebben om voldoende huizen te bouwen, wegen aan te leggen, het openbaar vervoer op orde te brengen, een luchthaven in zee te bouwen.

Het lastige van bevolkingspolitiek is dat je moeilijk tegen ouders kunt zeggen dat ze geen kinderen mogen krijgen. ‘Zonder gebruik van machinegeweren’ kun je niet bewerkstelligen dat de omvang van de bevolking afneemt, was de conclusie op een wetenschappelijk symposium van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in 1966, zo herinnert demograaf prof.dr. Dick van de Kaa zich in het artikel ‘Veertig jaar “Bevolking en Welzijn in Nederland’’, waarin hij terugkijkt op het rapport van de commissie-Muntendam uit 1975.

Lees het essay van Jan Latten en Jan van de Beek nog eens terug: De saamhorigheid staat op het spel

Het enige wat overblijft is beperking van de immigratie

Bevolkingsgroei door geboorten is tegenwoordig nauwelijks aan de orde. Het enige wat overblijft is beperking van de immigratie. Als land kun je immers wel zeggen – zie Artikel 2 van de Grondwet – dat er even geen nieuwkomers bij kunnen. Laat ons eerst even orde op zaken stellen. Is dat links of rechts? Het is vooral verstandig.

Maar het heet rechts te zijn. En dat komt vooral doordat links het hele onderwerp heeft laten kapen door rechts. Bevolkingspolitiek en immigratie waren ooit linkse onderwerpen. Begrijpelijk. Het hebben van veel kinderen veroordeelde moeders tot het huishouden en remde zo hun emancipatie. Begrijpelijk ook, omdat de onderklasse de gevolgen van immigratie het sterkst ervaart. Ze wonen in dezelfde buurten, de kinderen gaan naar dezelfde scholen en ze werken vaak ook samen (of concurreren met elkaar op de arbeidsmarkt). Geen wonder dat de Socialistische Partij in Nederland en bijvoorbeeld de Communistische Partij in Frankrijk tegen immigratie waren.

Immigratie is als onderwerp niet alleen door rechts gekaapt, maar is vooral in handen gekomen van een anti-islampartij. Dat maakt het voor linkse partijen niet makkelijk om zich eveneens tegen immigratie te keren, want ze wensen zich niet te vereenzelvigen met wat ‘islamofobie’ heet.

Links heeft immigratie overgelaten aan rechtse partijen

Dat links zich altijd heeft verzet tegen religie (de drie fobieën waren Kapitaal, Kroeg en Kerk), maar de islam omarmt, is het grootste raadsel van deze tijd. Behalve als je dit verklaart uit een mededogen met de onderliggende partij. Maar daarvoor moet ‘links’ wel veel slikken, onder meer de achterstelling van vrouwen en een onduidelijke of zelfs afwezige scheiding tussen kerk en staat.

 Immigratiestop is geen tovermiddel, maar thema taboe verklaren is onverstandig

Tolerantie ten opzichte van (anders)gelovigen is te begrijpen uit de Nederlandse geschiedenis en traditie, maar het is juist ‘links’ geweest dat deze leerstellingen ter discussie heeft gesteld.

Hoe het ook zij, links heeft immigratie als maatschappelijk vraagstuk – niet alleen in Nederland – overgelaten aan rechtse partijen. Dat is niet alleen een grote blunder, maar het bemoeilijkt ook eendrachtig beleid in het belang van het land. Dat de ‘linkse dominee’, schrijver en historicus Geert Mak inmiddels het licht heeft gezien, evenals veel eerder ‘PvdA-ideoloog’ Paul Scheffer, is hoopvol. Maar krijgen zij de anderen mee?

Voortdurend arbeidskrachten toelaten maakt ondernemers lui

Immigratie is geworden tot iets wat Nederland overkomt. Het CBS houdt keurig bij hoeveel nieuwkomers er het land binnenkomen, en de achtereenvolgende regeringen richten zich – machteloos – op de gevolgen. Of doen zelfs dat niet en laten Gods water over Gods akker lopen.

Ja maar, wordt vaak gezegd, een immigratiestop kan helemaal niet, want de bedrijven hebben toch arbeidskrachten nodig? Zonder buitenlanders, expats en arbeidsmigranten lukt het niet. Welnu, werknemers uit de Europese Unie kan Nederland niet tegenhouden. Dus vooruit. Maar uit niet-EU-landen?

Wat dit betreft hebben de rechtse partijen het op hun beurt een beetje laten lopen. Want zijn al die buitenlandse werknemers inderdaad echt nodig? Japan laat nul immigranten toe, althans, dat is het beleid. Dus hoe lossen Japanse bedrijven het gebrek aan werknemers op? Heel simpel, zoals bedrijven dat al eeuwen doen als er gebrek is aan arbeidskrachten of als die te duur zijn. Namelijk door te investeren in machines die menskracht vervangen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De katoenplanters in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten beweerden bij hoog en bij laag dat ze niet zonder slaven konden om katoen te oogsten. Totdat de slavernij werd afgeschaft en ze – Eureka! – de katoenplukmachine uitvonden.

Voortdurend (goedkope) arbeidskrachten toelaten aan de grens, maakt ondernemers lui en remt innovatie. De gastarbeiders die in de jaren zestig en zeventig kwamen, hebben de betreffende bedrijfstakken niet kunnen redden. Uiteindelijk konden de textielindustrie en de scheepsbouw het – zelfs met staatssteun – toch niet bolwerken in de concurrentiestrijd met bedrijven in landen waar de arbeid goedkoper was. De meeste bedrijven moesten stoppen of zich sterk specialiseren.

Integratie buitenlandse werknemers die altijd soepeltjes verlopen

Intussen schoof het bedrijfsleven de maatschappelijke gevolgen van het benutten van buitenlandse arbeidskrachten wel heel gemakkelijk af op de samenleving als geheel. In de eerste plaats financieel, want bij het afstoten van deze gastarbeiders maakte het bedrijfsleven gretig gebruik van het goede sociale stelsel met zijn arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsuitkeringen.

 Zo langzamerhand stuit stadstaat Nederland op grenzen van zijn mogelijkheden

De samenleving bleef met de brokken zitten. Noem het de nieuwe ‘sociale kwestie’. Want zelfs als je heel welwillend bent, moet je toch toegeven dat de integratie van al die buitenlandse werknemers en hun gezinnen niet altijd even soepeltjes is verlopen. Ongetwijfeld ligt dat ook aan een nurkse houding van de oorspronkelijke bewoners, en aan discriminatie, en aan nog zo wat, maar een feit blijft het.

Waar ook ter wereld en in welke tijd dan ook, immigratie schuurt altijd. De nieuwkomers staan met één been nog in het land van herkomst en de oorspronkelijke bewoners voelen zich bedreigd. Dat is de wet van immigratie. Ook dat is niet links of rechts, want zelfs een Haagse PvdA-wethouder sprak van een ‘tsunami’ toen hij het had over de last van (hardwerkende) buitenlanders uit een lidstaat van de Europese Unie.

Personeelsgebrek op den duur niet op te lossen met ‘mensen van buiten’

Nog steeds wordt gezegd dat Nederland niet zonder immigranten kan, van aspergetelers in Limburg tot het hightechbedrijf ASML in Veldhoven (Noord-Brabant). Elk bedrijf heeft wel een particuliere reden om ‘mensen van buiten’ te halen. Maar is het ook bereid voor de maatschappelijke en financiële gevolgen daarvan op te draaien?

Nog los van het punt dat ‘arbeidskrachten van buiten halen’ de druk weghaalt om gezonde mensen met een uitkering aan werk te helpen. En de druk weghaalt bij deeltijdwerkers om langer te gaan werken. En de druk weghaalt bij bedrijven om te kiezen voor een minder arbeidsintensieve productie. Soms geeft de overheid het goede voorbeeld. Zo denkt het ministerie van Defensie na over een ‘minder personeelsintensieve krijgsmacht’.

Ook het personeelsgebrek in de zorg als gevolg van de vergrijzing is uiteindelijk niet op te lossen met ‘mensen van buiten’. Want met dat argument wordt een piramidespel gebouwd, omdat die immigranten – als ze niet terugkeren naar hun land van herkomst, en waarom zouden ze – natuurlijk ook oud worden, en dat leidt dan tot een wonderbaarlijke vermenigvuldiging van immigranten die je nodig hebt in de zorg.

Binnengrenzen afgeschaft, maar buitengrenzen niet op orde

Na een halve eeuw van immigratie die Nederland is ‘overkomen’, zou je verwachten dat het inmiddels een serieus immigratiebeleid heeft, net als andere volwassen immigratielanden. Artikel 2 van de Grondwet biedt Nederland immers de mogelijkheid aan de grens een keuze te maken. Wie laat je toe, wie niet. Wie heb je nodig, wie niet. Aan de grens mag je immers onderscheid maken.

Maar dan moet je als land wel weten welke mensen je nodig hebt, met wie je je voordeel kunt doen, wie geld opleveren in plaats van geld kosten, en je moet weten hoeveel nieuwkomers het land – maar ook de natuur en het milieu – aankan.

Lees het ingezonden opiniestuk van Christiaan Hoekstra nog eens terug: Als Nederland niet vol is, waar ligt dan de grens?

Nog even voor de goede orde. Het gaat bij een pleidooi voor een immigratiestop niet om vluchtelingen. Voor hen kun je een jaarlijks quotum vaststellen dat toegang mag hebben (in de jaren zeventig was dat quotum overigens 750). Al is het stuitend dat zo weinig wordt gedaan tegen het misbruik van de asielprocedure, dat uitzetten van afgewezen asielzoekers gans onmogelijk lijkt en dat ‘Brussel’ wel de binnengrenzen heeft afgeschaft, maar de buitengrenzen nog steeds niet op orde heeft.

Immigranten mag je nooit het verwijt maken dat ze graag naar Nederland willen. Zij hopen zich te verbeteren, willen het beste voor hun kinderen en hebben daar veel voor over, zelfs het verlaten van huis en haard, waarbij ze vaak familie en vrienden moeten achterlaten. Hun wens om elders het geluk te zoeken, is volkomen begrijpelijk. Maar zoals gezegd, dat geeft ze nog geen recht op toegang. Dat mag Nederland zelf bepalen.

Natuurlijk is een immigratiestop vrijwel onmogelijk gezien alle (internationale) regels. En een immigratiestop is ook geen tovermiddel waarmee je alle problemen oplost. Maar het onderwerp taboe verklaren en niet naar de mogelijkheden kijken die er wel zijn, is onverstandig. Juist omdat veel van de problemen waarmee Nederland kampt en die bij het kabinet paniek veroorzaken, te maken hebben met drukte, schaarste en een teveel aan mensen.