Piet Emmer: ‘Discussie over standbeelden is zinloos zonder context’

22 augustus 2017Leestijd: 2 minuten
Standbeeld van Michiel de Ruyter. Foto:ANP

Vorige week werd in NRC Handelsblad de vraag opgeworpen of de standbeelden van Michiel de Ruyter of Jan Pieterszoon Coen niet moeten worden weggehaald. Heeft het zin om standbeelden te verwijderen? Emeritus hoogleraar slavernijgeschiedenis Piet Emmer (Universiteit Leiden): ‘Het veiligste is om helemaal geen standbeelden op te richten, dat voorkomt achteraf hoogoplopende discussies.’

‘Je kunt het verleden natuurlijk niet veranderen. Maar wel zien  we duidelijk dat de gedachten over het verleden aan het veranderen zijn.’ Emmer verwijst naar het standbeeld van Peter Stuyvesant. ‘Bij het standbeeld van Stuyvesant op de binnenplaats van het voormalige WIC-hoofdkantoor aan de Amsterdamse Haarlemmerdijk hangt geen plaquette, maar volgens sommigen zou die er moeten hangen met een tekst: “antisemiet, slavenhandelaar en loser“.’

‘Daarbij ontbreekt de kanttekening dat in de zeventiende eeuw iedereen antisemiet was. Het handelen in slaven hoorde eveneens bij de kolonisten in Amerika: het was heel gebruikelijk. Wat betreft de militaire nederlaag: hij moest met twintig dronken soldaten een nederzetting verdedigen tegen de Engelsen. Ik had mij denk ik ook overgegeven. Er moet dus heel veel tekst op zo’n plaquette om de context duidelijk te maken.’

Is dit iets wat vaker voorkomt?

‘Vorige week was minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op bezoek in Ramsgate in Engeland, waar onderzoek wordt gedaan naar VOC-schip De Rooswijk. Bussemaker begon ook over “de donkere kant van de VOC”, en suggereerde dat het schip werd gebruikt voor slavenhandel. Dat is gewoon onzin. De VOC handelde in Europa niet in slaven, maar had bij vertrek uit Nederland wel een aantal weeshuisjongens aan boord die waren gedwongen als kindmatrozen aan te monsteren.

‘Dit voorbeeld laat zien dat er op de Nederlandse arbeidsmarkt in die tijd ook dwang voorkwam. Als arbeider kon je wel weglopen, maar dan kon een Engelse landeigenaar de politie vragen om je weer naar de akkers te brengen. In  West- en Oost-Europa was in de zeventiende eeuw nog volop dwang, waartegen de overzeese slavernij maar bleek afstak.’

Opvallend is dat ook de taal uit Amerika overwaait.

‘Dat klopt. Het meest ergerlijke vind ik de term ‘tot slaaf gemaakten’, omdat die term heel verwarrend is. Die term maakt namelijk geen onderscheid tussen ‘tot slaaf gemaakt’ en ‘als slaaf geboren’. Tot slaaf gemaakten waren meestal krijgsgevangenen of mensen in Afrika die hun schulden niet konden betalen. Die konden vervolgens door slavenhandelaren worden verkocht. De tweede categorie zijn mensen die als slaaf werden geboren. Dat is wrang, maar dat is wel hoe het eraan toeging. Door dit onderscheid tussen die categorieën weg te halen, wordt de werkelijkheid vervormd.’