Johanna Westerdijk: eerste vrouwelijke hoogleraar

05 januari 2017Leestijd: 4 minuten
Johanna Westerdijk

Elsevier-journalist Carla Joosten bespreekt regelmatig een eerste vrouw in een beroepsorganisatie of bestuurlijke functie. Dit keer Johanna Westerdijk (1883-1961), de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland. Op 10 februari 1917 hield ze haar oratie aan de Universiteit Utrecht. Daarom is, honderd jaar na dato, 2017 uitgeroepen tot Westerdijkjaar.

Ze leefde voor haar werk, trouwde nooit en had geen kinderen. Maar ze hield van feesten en genieten, was muzikaal, had lak aan conventies en een hekel aan handwerken, en ze rookte sigaren als een kerel.

Jongensmeisje

Johanna Westerdijk werd op 4 januari 1883 geboren in de gemeente Nieuwer-Amstel, waarvan het noordelijke deel tot Amsterdam zou gaan behoren. De dochter van een huisarts, Bernard Westerdijk, had een zorgeloze, vrolijke jeugd in haar ouderlijk huis aan de Amsteldijk. De oudste van vier kinderen genoot van de schepen in de rivier de Amstel die turf losten, en van de roeiwedstrijden in de zomer. Als ze haar vader vergezelde naar boerderijen, verzamelde ze er plantjes en kikkers.

Ze kreeg pianoles van tante Jo, een zus van haar moeder Aleida Scheffer, en bleek getalenteerd. Een ontsteking in haar arm voorkwam uiteindelijk dat Johanna Westerdijk een muzikale carrière nastreefde. De natuurboeken van Eli Heimans en Jac. P. Thijsse waren mede bepalend voor haar latere beroepskeuze: de plantenziektekunde.

Als puber van twaalf noemde ze zichzelf Hans en begon ze tegen het heersende man-vrouwpatroon aan te schoppen. Johanna was een echt jongensmeisje dat er geen geheim van maakte liever als man geboren te zijn.

Schimmeldeskundige

johanna_westerdijk
Westerdijk werd de eerste vrouwelijke hoogleraar

Haar studie biologie aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze net als op de hbs alleen als toehoorder lessen had gevolgd, zette ze voort in München, Duitsland. Dat was eerst nog niet zo eenvoudig. Dat ze geen middelbareschooldiploma had en in Amsterdam alleen als toehoorder colleges had gevolgd, vond de leiding in München maar niks. Evenmin dat ze geen religie aanhing. Dat ze vrouw was, speelde waarschijnlijk ook mee. Studeren mocht ze in München uiteindelijk toch, maar promoveren was uitgesloten. Dat deed ze uiteindelijk in 1906 in de Zwitserse stad Zürich op de regeneratie van levermossen. ‘Wor nog een hele piet in mossen,’ schrijft ze haar boezemvriendin To Sluiter, aan wie ze brieven soms ondertekende met ‘uw vrijer’ of ‘je vrindje’.

Terug in Nederland werd de botanicus en schimmeldeskundige op haar 23ste directeur van het Phytopathologisch Laboratorium Willie Commelin Scholten in Amsterdam. Een benoeming die ze volgens haar biograaf Patricia Faasse niet te danken had aan haar wetenschappelijke kwaliteiten, maar omdat ze de goedkoopste kandidaat was.

In 1907, een jaar na haar aantreden als laboratoriumdirecteur, kreeg Westerdijk ook het Centraalbureau voor Schimmelcultures onder haar hoede. In de loop der jaren groeide de collectie soorten uit tot 11.000: de grootste schimmelcollectie ter wereld.

Tien jaar later werd ze de eerste vrouwelijke hoogleraar (fytopathologie) van Nederland aan de in 1634 opgerichte Universiteit Utrecht. In 1930 volgde een buitengewoon hoogleraarschap aan de Universiteit van Amsterdam.

Johanna Westerdijk met kweekbuisjes en een microscoop. Deze foto is rond 1948 genomen.
Johanna Westerdijk met kweekbuisjes en een microscoop. Deze foto is rond 1948 genomen.

Vrouwenvereniging

Feministe noemde ze zich niet, maar Westerdijk omringde zich altijd met vrouwen en was actief in de Nederlandse Vereniging van Vrouwen met Academische Opleiding en de International Federation of University Women. Bovendien was de helft van de 56 promovendi die zij begeleidde vrouw. Biologie was in die tijd sowieso een echte vrouwenstudie. De eerste vrouwelijke eredoctores en hoogleraren in Nederland waren biologen.

Johanna Westerdijk klaagde eens dat sommige van die studentes te veel uitgingen van de schoonheid van bloemen en slecht mee konden komen in de exacte vakken. Bovendien wist ze: als een vrouw eenmaal trouwde, kwam er van een wetenschappelijke loopbaan weinig meer terecht.

Haar eigen carrière zou volgens een hardnekkig verhaal zijn tegengewerkt door de hoogleraar biologie Hugo de Vries. Hij zou haar onderzoek hebben gesaboteerd, omdat hij een vrouw in de wetenschap niet zag zitten. Dat diezelfde De Vries Johanna Westerdijk later voordroeg als directeur van het Phytopathologisch Laboratorium maakt dat verhaal apocrief.

Baanbrekend onderzoek

Vaststaat dat Westerdijk floreerde als hoogleraar en als leider van de haar toevertrouwde instituten. Het laboratorium en bureau verhuisden in 1921 naar Villa Java in Baarn, waar een kas en moestuin de onderzoekers ter beschikking stond. Hier ging praktisch en wetenschappelijk onderzoek hand in hand. Onder haar leiding was er baanbrekend onderzoek naar bijvoorbeeld de iepziekte.

Beide instellingen genoten een wereldwijde reputatie. Vanwege haar slechter wordende ogen moest Westerdijk gaandeweg het echte onderzoek aan haar medewerkers overlaten.

Haar gastvrijheid was legendarisch. Westerdijks levensmotto ‘werken en feesten vormt schoone geesten’ stond boven de deur van het laboratorium in steen gebeiteld. Promoties – waaronder de nodige van buitenlandse studenten – werden steevast gevolgd door een feest waar teksten uit het proefschrift werden gezongen.

‘Van een saai en eentonig leven gaat zelfs een schimmel dood,’ luidde niet voor niets een andere spreuk van Westerdijk, die op 15 november 1961 stierf in Baarn, 78 jaar oud.