Van oorlogsheld tot premier: de eeuw van Piet de Jong

01 augustus 2016Leestijd: 8 minuten
Oud-premier Piet de Jong Foto: ANP

Piet de Jong is overleden op 1o1-jarige leeftijd. In 2014 blikte Syp Wynia voor Elsevier terug op de eeuw van de oud-premier.

In april 1915 gebruikten de Duitsers voor het eerst gifgas in de loopgraven bij het Belgische Ieper. In Turkije, bondgenoot van de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog, begon de massamoord op de Armeense christenen. In het paasweekeinde van diezelfde aprilmaand werd in Apeldoorn Petrus Jozef Sietse de Jong geboren, zoon van een treinmachinist met katholieke, Friese boerenachtergrond en een Zeeuwse moeder, eveneens uit een katholieke boerenfamilie.

Piet de JongPiet de Jong
kwam als een held uit de oorlog, werd staatssecretaris, later minister van Defensie en minister-president (1967-1971). Deze rijk geïllustreerde uitgave telt 104 pagina’s en kost € 8,95. Bestel de Speciale Editie Piet de Jong hier of bel 0314-358350.

De kleine Piet zou naar de katholieke lagere school gaan, geleid door meester Bot,
vader van Theo Bot en later grootvader van Ben Bot. Zowel Theo als Ben zou later minister worden. In zijn lagereschooltijd deed Piet op Koninginnedag, 31 augustus, ook mee aan de aubades voor koningin Wilhelmina, die op Het Loo woonde. Piet ging naar de Hogere Burgerschool in Apeldoorn en wilde naar de marine, geïnspireerd door zijn peetoom Sietze in Franeker en een neef die al bij de marine zat. Piet wilde admiraal worden. Het zou hem mogelijk zijn gelukt, ware het niet dat hij in de politiek belandde als staatssecretaris van Marine, vervolgens als minister van Defensie en uiteindelijk als minister-president.

Het was in die dagen, rond 1930, uitzonderlijk dat een katholieke jongen naar de
marine wilde. De marine was van de protestanten. De marine stond ook symbool voor het grote Nederland, dat een koloniaal wereldrijk was, vooral door het immense eilandenrijk Nederlands-Indië. Terwijl Piet de Jong in Den Helder aankomend marineofficier was, stond de Koninklijke Marine juist door gebeurtenissen in Indië in het centrum van de aandacht. Rond de jaarwisseling 1932-1933 gingen matrozen op het pantserschip De Zeven Provinciën over tot muiterij, uit protest tegen bezuinigingen. De muiters pikten een crisismaatregel
niet, een loonsverlaging van 17 procent. Er werd een vliegtuigbom op De Zeven Provinciën gegooid, met 19 doden tot gevolg. De muiterij joeg de angst aan voor alles wat links was. Beroepsmilitairen mochten geen lid meer zijn van de SDAP (voorloper van de PvdA) en de socialistische omroep VARA, en geen sociaal- democratische kranten lezen.

1970-08-31 12:00:00 Burgemeester Geertsema van Wassenaar, minister-president De Jong en minister Luns tijdens de persconferentie, nadat de bezetting van de residentie van de Indonesische ambassadeur was opgeheven.Piet de Jong (1915-2016), de onverstoorbare premier

Een jaar later, voorjaar 1934, maakte Piet de Jong als jong marineofficier zijn eerste zeereis, die hem in het Oost-Pruisische Koningsbergen bracht – nu het Russische Kaliningrad. Het Nederlandse marinebezoek aan de Duitse havenstad verliep tumultueus, want het viel in het weekeinde dat de geschiedenis inging als ‘De nacht van de lange messen’, toen Adolf Hitler zich met bloedig geweld ontdeed van de SA (Sturmabteilung) die hij vreesde als een partij leger dat zich tegen hem kon keren. De Jong ging een aantal jaren naar Indië en belandde vervolgens bij de Onderzeedienst in Den Helder. Tijdens de Duitse inval in Nederland, op 10 mei 1940, was hij net 25 jaar.  Hij speelde een hoofdrol bij het, onder de ogen van de Duitsers, uit Rotterdam wegsluizen van een nog niet afgebouwde onderzeeër. Het leverde hem in Londen al meteen een militaire onderscheiding op. Pas in 1946 kwam hij na uitvoerige en spannende omzwervingen over de wereld terug in Nederland, waar tot zijn verbazing de vooroorlogse verhoudingen goeddeels waren hersteld. Hij vond het land ‘een beetje bekrompen, een beetje ingeslapen’. De maatschappelijke opwinding waarmee hij als premier (1967-1971) te kampen had, zou hij ervaren als een ‘uitgestelde puberteit’.

Wederopbouw

Het land werd na de oorlog geregeerd door coalities waarin de Katholieke Volkspartij en de PvdA domineerden. Terwijl er werd gewerkt aan de wederopbouw legden de rooms-rode kabinetten de basis voor de verzorgingsstaat. De Jong maakte carrière in de marine, werd commandant van een fregat en van een kruiser, en diende tussendoor koningin Juliana als adjudant. Hij was getuige van de Greet Hofmans-affaire, die het huwelijk van de Koningin bedreigde en de monarchie in groot gevaar bracht. Hij begeleidde de jonge kroonprinses Beatrix op haar eerste bezoek aan de West.

In 1959 werd De Jong tot zijn eigen verbazing en met aanvankelijke tegenzin staatssecretaris. Hij was niet eens lid van de KVP, maar KVP-leider Carl Romme had een katholieke staatssecretaris van Marine nodig, ging op zoek naar katholieke marineofficieren en daar waren er niet veel van. De Jong liet zich met veel moeite overhalen. Het waren ook jaren van woningnood, maar gelukkig
mocht het gezin van de kersverse staatssecretaris met medewerking van koningin
Juliana het Pieter Post-huis huren, het koetshuis op het terrein van Huis ten Bosch. De Jong werd van staatssecretaris minister, terwijl hij bleef hunkeren naar zee. De KVP was de belangrijkste politieke macht, met eenderde van de Kamerzetels. De confessionele partijen hadden samen een absolute meerderheid in de Tweede Kamer.

Kabinetten kwamen en gingen, ook zonder tussentijdse verkiezingen. De Jong zat steeds op Defensie. Hij ontsloeg als minister al snel de hoogste militair toen die zich bokkig opstelde. Hij constateerde later nooit meer last te hebben gehad van militairen die dachten boven de politiek te staan. Zijn verdeelsleutel (de helft van het geld voor de landmacht, de andere helft gelijkelijk
verdeeld over luchtmacht en marine) bleef tot het einde van de Koude Oorlog onaangetast. In 1968 ging de trots van Nederland, het vliegdekschip de Karel Doorman, in de verkoop. Enkele jaren eerder had De Jong als staatssecretaris van Marine het vlaggeschip van de Marine nog verdedigd. Toen Nederland zijn laatste stukje Indië – Nieuw-Guinea – verloor, werd het vliegdekschip als te duur en overbodig gezien. De Jong had zich fel verzet tegen het opgeven van Nieuw-Guinea. Hij betitel de de Amerikaanse minister Robert Kennedy, door zijn broer de president naar Den Haag gestuurd, als een ‘over het paard getilde vlegel’.

Corvee

Het is nauwelijks meer voor te stellen, maar in de jaren zestig werd het premierschap niet per se als een bekroning van politiek succes gezien, eerder als corvee. De KVP-leiding zocht voor het premierschap steeds weer andere katholieke heren die er met tegenzin aan begonnen. Piet de Jong heeft zijn premierschap ook nooit gezocht, integendeel. Hij vond zichzelf niet per se geschikt, zei dat hij te weinig van economie en staatsrecht wist. Ook koningin Juliana, die De Jong toch goed kende, twijfelde – wat De Jong toch ook wel weer kwetsend vond. Maar goed, alle anderen vielen af, De Jong nam in 1967 de klus op zich. Zelf zei hij relativerend dat er toch iemand op de winkel moest passen – wat hem jaren is nagedragen: de premier die op de winkel past. Er was heel wat aan de hand in die dagen. De welvaart groeide, politici maakten zich zorgen over al de vrije tijd die de mensen kregen nu de werkweken steeds korter werden. Bij het huwelijk van Beatrix en Claus in 1966 waren er bommen gegooid naar de
Gouden Koets en er waren meer rellen in Amsterdam. Een van de eerste daden van het kabinet-De Jong was het ontslaan van de Amsterdamse burgemeester Gijs van Hall. De Jong had al in zijn regeringsverklaring gesteld dat de wederopbouw voorbij was, dat ook tradities en traditionele verbanden niet meer vanzelfsprekend waren.

De zomer van 1967 begon met de Zesdaagse Oorlog, door Israël glansrijk gewonnen. In Nederland werd de zomer van 1967 de Summer of Love: Amsterdam profileerde zich met Londen en Kopenhagen als hippie-hoofdstad. Een jaar later was het Praagse Lente in Tsjechoslowakije. Al voor de zomer voorbij was, rolden Russische tanks de straten van Praag binnen. Dat er ooit een einde aan de Koude Oorlog zou komen, leek ondenkbaar. Intussen werd het land geleid door een kabinet dat door de linkse oppositie, maar ook door de linkervleugels van de confessionele regeringspartijen KVP en ARP als een stel kleurloze conservatieven werd gezien. De stemming bij de spraakmakende gemeente was links, maar het land werd geregeerd door rechts. Naar hedendaagse maatstaven was het kabinet van De Jong allerminst rechts. Er werden tal van nieuwe sociale wetten ingevoerd, die veel populairder bleken dan was voorzien en – zoals bij de AWBZ – tot op de dag van vandaag politici voor problemen stellen. Het kabinet-De Jong gaf zich de ruimte om de overheidsuitgaven met 6 procent op te voeren. De ontwikkelingshulp werd verhoogd tot 1 procent van het nationaal inkomen.
Mede uit angst voor ‘Parijse’ rellen kregen Nederlandse studenten na de Maagdenhuisbezetting meer zeggenschap over de universiteiten dan waar ook ter wereld.

Drugs, homoseksualiteit, anticonceptie, kiesrecht voor jongeren, cremeren werd gelijkgesteld met begraven, echtscheiden werd makkelijker. Alles werd toleranter.
Het minimumloon werd onder De Jong met eenderde verhoogd, AOW’ers gingen er een stuk op vooruit en werknemers hoefden niet meer 45 uur per week te werken, maar 42,5. Ze kregen inspraak via ondernemingsraden. Nivelleren, dat deed het kabinet-De Jong ook. En voor het eerst werd serieuze aandacht besteed aan een schoon milieu.

Molukkers

Nederland belandde in een progressieve golf, die ruwweg tot na 2000 zou aanhouden. Na die eeuwwisseling staken thema’s de kop op die in voorgaande decennia nauwelijks bespreekbaar waren. De zegeningen van Europa werden mede door de euro niet meer als vanzelfsprekend gezien. Ontwikkelingshulp
stond steeds vaker te boek als bodemloze put. Maar de belangrijkste splijtende
thema’s sinds de eeuwwisseling zijn toch immigratie, integratie en islam. Ook in dat opzicht speelt het kabinet van Piet de Jong een cruciale historische rol. Het was het kabinet-De Jong dat contracten tekende met Turkije en Marokko. Tienduizenden, doorgaans ongeletterde gastarbeiders kwamen naar Nederland. Hun gezinnen volgden, daarna bruiden en bruidegommen van die kinderen. Het zijn er nu driekwart miljoen. Het zou het CDA van De Jong verscheuren. De Jong wordt niet graag herinnerd aan zijn bijdrage aan die immigratie. ‘Wij hadden te maken met de Molukkers,’ zegt hij dan, ontwijkend.

Inderdaad had De Jong als premier te maken met een eerste terroristische actie uit Molukse kring. De Jong stond boven aan de dodenlijst. In 1971 verdween De Jong op 56-jarige leeftijd eerloos van het toneel, nadat zijn eigen partij hem had laten vallen, omdat hij niet progressief genoeg zou zijn. De KVP verloor de verkiezingen. De Jong werd nog gevraagd voor het vicevoorzitterschap van de Raad van State, maar daar kwam het niet van. Wel werd hij lid van de Eerste Kamer. In 1980 moest De Jong zijn huurhuis op het terrein van Huis ten Bosch verlaten, want de nieuwe koningin Beatrix nam het paleis in gebruik en wilde het koetshuis gebruiken om er te beeldhouwen. Piet de Jong werd ook geen minister van Staat. Naar wordt aangenomen, bleef Beatrix het hem kwalijk nemen dat hij als premier de belastingvrijdom van het staatshoofd intoomde. Ook de honorering voor het Koninklijk Huis was haar niet ruim genoeg.

Zijn tot nu toe laatste optreden had Piet de Jong op 2 oktober 2010 in Arnhem, bij het tumultueuze CDA-congres over het gedoogakkoord met de PVV. De Jong voegde zich daar bij de CDA-mastodonten die zich tegen dat akkoord keerden. En wel omdat hij vond dat de vrijheid van godsdienst van moslims aan banden werd gelegd. Het was een beetje een atypisch optreden van de oud-premier. Door de jaren heen bleef hij doorgaans kalm als anderen zich druk maakten. Hij had als marineman in oorlogsjaren voor hetere vuren gestaan, geleerd rustig te blijven te midden van tumult, waar mogelijk te delegeren, maar nooit je verantwoordelijkheid te ontlopen.