Aan het Volk van Nederland: na ruim 200 jaar nog steeds actueel

07 juni 2016Leestijd: 10 minuten
Ewout Klei schreef de inleiding bij de heruitgave van het pamflet Aan het Volk van Nederland

Politiek historicus Ewout Klei, die de inleiding bij de heruitgave van het pamflet Aan het Volk van Nederland schreef, houdt dinsdagavond een voordracht bij het programma ‘Aan het volk van Nederland – De natiestaat: nog altijd vernieuwend of juist regressief?’ in De Balie. Hieronder vindt u zijn gehele speech.

Dames en heren,

Of moet ik eigenlijk zeggen: Volk van Nederland, waarde medeburgers,

Mij is gevraagd een historische inleiding te verzorgen voor deze debatavond over de natiestaat en onze democratie. Aanleiding van dit debat is namelijk de hertuitgave van het pamflet Aan het Volk van Nederland, anoniem voor het eerst gepubliceerd in 1781 en geschreven door de Overijsselse politicus baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Wie was Van der Capellen? Wie waren het Volk van Nederland? Wat betoogde de baron in zijn pamflet? En waarom is dit pamflet nog steeds zo actueel?

In het kort: Joan Derk van der Capellen leefde van 1741 tot 1784, was de godfather van de patriottenbeweging in ons land, ijverde voor meer democratie en de vrijheid van meningsuiting en drukpers en steunde de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd tegen Groot-Brittannië.

Aan het Volk van Nederland Dit beroemde pamflet uit 1781, een scherpe aanklacht tegen de vriendjespolitiek van de regenten, bevat een pleidooi voor vrijheid van meningsuiting en kritiseert stadhouder Willem V. Meer info en bestellen >aanhetvolkvannederland

Hoewel zijn politieke uitvalsbasis Overijssel was, daar zat Van der Capellen in de Ridderschap, was hij een nationaal politicus. Zijn in de nacht van 25 op 26 september 1781 door heel Nederland verspreide pamflet Aan het Volk van Nederland richt zich, zoals de titel al duidelijk maakt, niet alleen tot de burgers van Overijssel. Het was Van der Capellen om Nederland te doen. Nederland, toen nog de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geheten, was een confederatie van zeven autonome gewesten die onderling sterk van elkaar verschilden. Daarnaast waren er sommige gebieden in ons land die daar buiten vielen, zoals de Generaliteitslanden (Staats-Brabant en delen van Limburg) en Drenthe, dat zo dunbevolkt was dat dit Landschap geen vertegenwoordigers mocht sturen naar de Staten-Generaal. Van der Capellen richtte zijn pamflet niet aan de bestuurders van deze gewesten, de Staten-Generaal of de stadhouder, prins Willem V, maar aan de Nederlandse burgers die van politieke macht verstoken waren. Zij waren ‘het volk van Nederland’:

 ‘Het land behoort aan U allen met elkaar, en niet aan de Prins met zijn groten alleen, die U, die ons allen, die Neerlands hele volk, de afstammelingen der vrije Batavieren beschouwen en behandelen als hun erfelijk eigendom, als hun ossen en schapen, welke zij naar hun goeddunken of scheren of slachten kunnen en mogen. Het volk dat in een land woont, de ingezetenen, de burgers en boeren, armen en rijken, groten en kleinen – allen bijeen – zijn de ware eigenaren, de heren en meesters van het land, en kunnen zeggen hoe zij het hebben willen, hoe en door wie zij geregeerd willen wezen. Een volk is een grote maatschappij, een compagnie en niets anders. De regenten, de overheden en magistraten, de Prins, wie ’t ook is, die een post in die maatschappij bekleedt, zijn enkel maar de directeurs, de bewindhebbers, de rentmeesters van die compagnie of maatschappij en in deze kwaliteit minder dan de leden van die maatschappij, dat wil zeggen de gehele natie of het gehele volk.’

Toch bedoelde Van der Capellen met ‘het volk van Nederland’ niet iedereen. Het ging hem om de gegoede burgers, mensen die economisch zelfstandig waren en volgens Van der Capellen daarom tot een zelfstandig politiek oordeel konden komen. Het gewone volk, het grauw, dat door de culturele elite van ons land tegenwoordig wordt weggezet als het klootjesvolk, domrechts, de tokkies of de bezorgde burgers, hoorde daar duidelijk niet bij. Dit volk was Oranjegezind, en de Oranjes waren volgens de baron verantwoordelijk voor het lethargische, ondemocratische politieke systeem van de Republiek. Het volkse Oranjepopulisme (de term ontleen ik aan historicus Coos Huijsen) beschouwde Van der Capellen als een grote bedreiging voor zijn eigen plannen voor democratisering. Hoewel Pim Fortuyn Van der Capellen later zou ophemelen als zijn “illustere voorganger en voorbeeld” en hem zelfs een homoseksuele belangstelling toedichtte, lijkt de baron qua democratieopvatting meer op onze elitaire vrienden van D66.

Maar waarom beschouwde Fortuyn Van der Capellen dan als zijn grote voorbeeld? Dat had alles te maken met de stijl van optreden van de baron. Joan Derk van der Capellen – door Theodor Holman in het voorwoord van de heruitgave van Aan het Volk van Nederland terecht beschreven als een ‘raddraaier der redelijkheid’ – streed vol overgave tegen de politieke elite van zijn tijd. Hij was theatraal en tegendraads en wist op een slimme manier de aandacht van de media gevangen te houden. Ik zal enkele ‘stunts’  van Van der Capellen uitlichten.

In 1774, Van der Capellen was toen twee jaar lid van de Staten van Overijssel, liet hij voor het eerst luid en duidelijk van zich horen. De jonge baron protesteerde tegen de uitlening van de Schotse Brigade, een in Nederland gelegerd Brits legerkorps, aan koning George III die daarmee de Amerikaanse onafhankelijkheidsbeweging wilde neerslaan. Omdat Statenvergaderingen besloten waren mocht deze speech niet openbaar worden gemaakt. Van der Capellen was de regels echter te slim af en liet zijn speech stiekem, officieel buiten zijn medeweten om, drukken en verspreiden. Omdat deze speech echter drukfouten bevatte kwam er een tweede, geautoriseerde druk, die vervolgens ook onder de burgers werd verspreid. Hierdoor ontstond er in Nederland een sterke anti-Britse stemming. Mede als gevolg daarvan trok George III zijn verzoek in.

Enkele jaren later, in 1778, haalde de baron een vergelijkbare stunt uit. In dat jaar streed Van der Capellen voor de afschaffing van de Drostendiensten, hand- en spandiensten die boeren in Overijssel voor hun heer moesten verrichten. In 1631 waren de Drostendiensten afgeschaft, maar omdat dit besluit nooit openbaar was gemaakt was men het vergeten en werden de diensten begin achttiende eeuw weer heringevoerd. Van der Capellen liet de speech die hij in de Statenvergadering ging houden van te voren drukken en als pamflet onder de Overijsselse burgers en boeren verspreiden. Hij dacht dat hij op deze manier de regels opnieuw te slim af zou zijn, maar omdat dit verhaal ‘ALLERLEI TAXATOIRE EN TEN EENENMAELE ONGEMESUEERDE EXPRESSIEN’ (met andere woorden, onbehoorlijk taalgebruik) bevatte werd Van der Capellen als Statenlid geschorst. Hij mocht de Statenvergaderingen niet meer bezoeken. Vier jaar lang zou zijn politieke ballingschap duren.

Als controversieel Statenlid genoot Van der Capellen een zekere bekendheid, maar een echte Bekende Nederlander was hij nog niet. Het pamflet Aan het Volk van Nederland, Van der Capellens belangrijkste stunt, bracht hier verandering in. In 1780 erfde Van der Capellen van zijn vader het landgoed Appeltern in de Betuwe. Daar schreef hij in de zomer van 1781 zijn roemruchte pamflet, waarschijnlijk met de hulp van zijn vriend François Adriaan van der Kemp, een radicale doopsgezinde predikant. Aan het Volk van Nederland lijkt qua vorm erg op het pamflet Politiek Vertoog over het waar sistema van de stad Amsterdam van Rijklof Michaël van Goens. Deze orangistische pamflettist had begin 1781 een felle aanklacht geschreven tegen de stad Amsterdam, die verantwoordelijk zou zijn voor het uitbreken van de – voor Nederland rampzalig verlopen – Vierde Engelse Oorlog. Volgens Van Goens keerde het egoïstische, op handel beluste Amsterdam zich altijd tegen het algemeen belang van de Republiek. De Oranjes daarentegen zetten zich belangeloos in voor iedereen. In Van der Capellens Aan het Volk van Nederland krijgen niet Amsterdammers maar de Oranjes de schuld in de schoenen geschoven. Dat de oorlog tegen Groot-Brittannië slecht verliep kwam omdat stadhouder Willem V de vloot verwaarloosd had. Ook onderdrukten de Oranjes – te beginnen met Willem van Oranje die graag graaf van Holland had willen worden – het Nederlandse vrijheidsstreven. Hun dynastieke belangen – de huwelijken van Willem II, III en IV met Engelse prinsessen en Willem V met Wilhelmina van Pruisen –  conflicteerden met het nationale belang. Van der Capellen gaat zelfs zo ver, het is immers een anoniem pamflet, dat hij prins Maurits voor een geile boef uitmaakt, niet al te subtiel zinspeelt op de homoseksuele voorkeuren van Willem III en roddelt over de openbare dronkenschap van Willem V en zijn mislukte avances aan het adres van een aantrekkelijke hofdame.

Maar het blijft niet bij kritiek alleen. Van der Capellen breekt een lans voor volkssoevereiniteit, het nieuwe democratische idee van Jean-Jacques Rousseau. Niet de Oranjes, niet de regenten maar het ‘volk van Nederland’ (minus het grauw dus) heeft het in principe voor het zeggen. Hoewel Van der Capellen in zijn praktische politieke voorstellen tamelijk voorzichtig blijft – hij pleit in het pamflet niet voor een gekozen parlement, afschaffing van het stadhouderschap of een nationale eenheidsstaat, deze zaken worden pas tijdens de Bataafse Grondwet van 1798 gerealiseerd – zijn zijn theoretische grondbeginselen revolutionair. Het gezag berust niet langer bij de Gratie Gods, maar de mens is heer en meester. Toch is Van der Capellen geen atheïst. Hij gelooft in ‘Jehova, de God der Vrijheid.’ Niettemin staat dit vrijzinnige Godsbeeld haaks op het autoritaire, antidemocratische Godsbeeld van orthodoxe en fundamentalistische gelovigen, zoals dat van de negentiende-eeuwse antirevolutionaire politicus Guillaume Groen van Prinsterer, de SGP en islamisten die de Sharia wensen in te voeren. De grondslag van Van der Capellens politieke denken, van onze moderne Nederlandse democratie, is seculier.

Aan het Volk van Nederland sloeg in als een bom. Het pamflet werd al gauw verboden en er werd een hoge beloning uitgeloofd voor degene die de anonieme auteur zou aanbrengen. Pas in 1891, ruim honderd jaar na de verschijning, kon echter pas onomstotelijk worden aangetoond dat deze anonieme held Van der Capellen was. Het geheim van Appeltern bleef al die tijd bewaard.

Omdat het pamflet leest als een trein en een sterke emotionele overtuigingskracht heeft – Van der Capellen roept de goede vaderlanders, de patriotten, op om tot actie over te gaan en de vrijheid in Nederland te ‘herstellen’ –  had Aan het Volk van Nederland een enorme politieke impact. Dissidente politici in andere gewesten gingen net als patriot Van der Capellen ook ijveren voor meer democratie. Burgers vormden naar het voorbeeld in de verte van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijders milities, de zogenoemde vrijkorpsen, om zich tegen de onderdrukkers te verdedigen. Belangrijker waren de burgergecommitteerden, afgevaardigden van de burgerij, die bij de plaatselijke overheden de wensen van het volk kenbaar gingen maken. Dit deden ze vaak door middel van petities, in die tijd adressen of rekesten genoemd. In het voorjaar 1782 zorgde een petitiebeweging, georganiseerd door Joan Derk van der Capellen en de Amerikaanse diplomaat en latere president John Adams, ervoor dat Nederland als tweede land in de wereld de Verenigde Staten erkende als onafhankelijke natie. Een half jaar later wist Van der Capellen dankzij een nieuwe petitiebeweging terug te keren in de Staten van Overijssel, waar hij nog twee jaar zou strijden voor meer democratie en onder andere voor elkaar wist te krijgen dat Drostendiensten werden afgeschaft. Deze successen kregen navolging in de rest van Nederland.

Van der Capellen wilde dat er een echte nationale patriottenbeweging zou komen. De grote stap hiervoor werd op 26 april 1783 gelegd in Amsterdam. Op deze dag organiseerden de Amsterdamse geestverwanten van Van der Capellen in de Nieuwe Doelen op het Singel (tegenwoordig nummer 421) een feestmaaltijd ‘voor het vaderland’. Eregasten waren Van der Capellen en Engelbert François van Berckel, de Patriotsgezinde stadspensionaris van Amsterdam die had geijverd voor goede betrekkingen met Amerika. Van der Capellen kreeg een gouden gedenkpenning uitgereikt en mocht daarna het defilé van de Amsterdamse schutterij afnemen. De Amsterdamse Doelenmaaltijd was de eerste van de vele nationale ontmoetingen tussen patriottenleiders die zouden volgen.

Van der Capellen was de geestelijk leider van de patriotten, na zijn vroege overlijden op 6 juni 1784 was de beweging de facto leiderloos. In het najaar van 1787 zou de patriottenbeweging een vroege dood sterven, toen de soldaten van Pruisen Willem V en zijn vrouw te hulp schoten en de patriotten naar de Oostenrijkse Nederlanden en Frankrijk verjoegen. De oogst van de patriottenbeweging lijkt hierdoor wat magertjes. Toch is de betekenis van patriotten, van Van der Capellen en van Aan het Volk van Nederland heel belangrijk geweest voor de vorming van de Nederlandse democratie. De patriotten brachten geen eenheidsstaat en geen parlement, maar ze zorgden wel voor een democratische politieke cultuur. De patriotten waren, in navolging van Van der Capellens Aan het Volk van Nederland, hartstochtelijke voorstanders van de vrijheid van meningsuiting en drukpers. Politici stonden niet boven het volk, maar mochten bekritiseerd worden. Het idee van ‘tegenmacht’, cruciaal voor een gezonde democratie, kon daardoor mede vorm krijgen. Belangrijk voor het goed functioneren van een democratie is daarnaast dat politici verantwoording moeten kunnen afleggen van hun daden en daarop aangesproken kunnen worden. Aan het Volk van Nederland pleitte voor meer democratische controle op degenen die het volk zouden vertegenwoordigen. Hoewel Van der Capellen niet van mening was dat de regenten en de stadhouder per sé moesten verdwijnen vond hij wel dat hun politieke werk door afgevaardigden van het volk gecontroleerd moest worden.

Deze twee thema’s uit Aan het Volk van Nederland – de vrijheid van meningsuiting en democratische controle – maken dat het pamflet nog steeds ontzettend actueel is. De vrijheid van meningsuiting wordt bedreigd, door buitenlandse dictators die zich met de binnenlandse politiek van Europese landen bezighouden, maar ook door het verstikkende intellectuele klimaat van de politieke correctheid en, laten we genuanceerd blijven, dom dogmatisme bij de populisten. De nieuwe politieke partij DENK, die steun aan een zekere dictator combineert met een hartstochtelijke, links-populistische ijver voor een geradicaliseerde vorm van politieke correctheid, vormt dan ook een grote bedreiging voor onze liberale democratie.

Democratische controle is ook niet meer wat het geweest is. Ik ben een groot voorstander van meer Europa, maar de Europese Unie is in haar huidige vorm een hybride gedrocht. Europese burgers hebben nauwelijks invloed op wat Europa besluit. Europese voorlichting is propaganda (lees hiervoor de uitstekende artikelen van Chris Aalberts op The Post Online), veel vergaderingen zijn besloten en er worden verregaande deals gesloten met een zekere dictator, diezelfde dus die door DENK door dik en dun wordt gesteund. Dat Arjan van Dixhoorn en Pepijn van Houwelingen van het Burgercomité-EU, in navolging van Van der Capellen tot den Pol, Multatuli en Pim Fortuyn, vorig jaar ook een Aan het Volk van Nederland schreven is dan ook meer dan terecht. Hoewel ik sceptisch sta tegenover hun pleidooi voor een terugkeer naar de nationale democratie van de twintigste eeuw ben ik van mening dat Europa democratischer en transparanter moet. Is de tijd nu rijp voor een Aan het Volk van Europa?