Websites lopen geld mis door advertentieblokkeerders

13 augustus 2015Leestijd: 2 minuten
'ANP'

Advertentieblokkeerders groeien in populariteit. Websites verdienen steeds minder. Blokkeerders richten zich nu op smartphones.

Steeds meer mensen zien nooit meer advertenties op internet. Het aantal gebruikers van advertentieblokkeerders als Adblock Plus steeg het afgelopen jaar wereldwijd met 41 procent, maakte onderzoeksbureau PageFair vorige week bekend.

In totaal laten nu 198 miljoen internetters kleine programmaatjes (plug-ins) met hun browser meelopen die alle advertenties op websites blokkeren. In Nederland heeft 14 procent van de internetgebruikers een advertentieblokkeerder op zijn computer.

Daarmee is het gebruik in dit land nog laag: in Duitsland en Zweden blokkeert een kwart van alle internetters advertenties. In Griekenland is het 37 procent.

Onlinespellen

Door al die advertentieblokkeerders liepen websites het afgelopen jaar ruim 17 miljard euro mis, schat PageFair. Het gaat hier om bekende namen als YouTube, Facebook en Google, maar ook om talloze kleinere internet­bedrijven die geld verdienen met de verkoop van advertenties op hun websites. Vooral makers van onlinespellen en sociale-netwerksites zien een aanzienlijk deel van hun advertentie-inkomsten in rook opgaan.

De nood is zo hoog dat er internetbedrijven zijn opgericht die zich richten op het ‘vermommen’ van reclame, zodat advertentieblokkeerders ze niet kunnen herkennen en dus blokkeren. Tot dusver is hun impact beperkt.

Bondgenoot

Sowieso zijn blokkeerders aan de winnende hand. Ze richten zich nu op smartphones, waarmee steeds meer mensen websites bezoeken. Zo werkt Eyeo, het Duitse bedrijf achter de populairste advertentieblokkeerder Adblock Plus, aan een advertentievrije browser.

Tot consternatie van internetbedrijven kregen advertentieblokkeerders er in juni een machtige bondgenoot bij. Apple kondigde toen aan dat het in de nieuwste versie van iOS, het besturingssysteem van de iPhone, heel makkelijk wordt om advertenties te blokkeren.

Elsevier nummer 34, 22 augustus 2015