Wanneer komt er duidelijkheid over wat scholieren moeten leren?

11 april 2022Leestijd: 4 minuten
Leerlingen op een middelbare school in Haarlem werken met boeken en iPads. Foto: Olivier Middendorp

In de lesstof voor leerlingen op basisscholen en middelbare scholen zit geen samenhang. Bovendien zijn de ‘onderwijsdoelen’, waarin min of meer is vastgelegd wat leerlingen moeten leren, hopeloos verouderd. Hoe is dit zo gekomen en wat wil het kabinet doen om rust te brengen in het onderwijs?

1. Wat leren leerlingen op school?

Nergens is vastgelegd wat leerlingen precies moet worden bijgebracht op school. Er zijn alleen globale onderwijsdoelen afgesproken. Voor het basisonderwijs en de onderbouw van de middelbare school wordt daarbij gesproken over ‘kerndoelen’ en voor de bovenbouw van de middelbare school over ‘eindtermen’ die worden getoetst met het examen. De scholen geven zelf concrete invulling aan die kerndoelen en eindtermen.

De huidige kerndoelen voor het basisonderwijs – in totaal 58 – zijn geformuleerd in 2006. Kerndoel 1 heeft bijvoorbeeld betrekking op het ‘leergebied’, oftewel schoolvak, Nederlands en luidt als volgt: ‘De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.’

Een ander voorbeeld is kerndoel 32, voor het vak wiskunde, dat betrekking heeft op het onderdeel meetkunde: ‘De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.’ En voor kerndoel 53 leren de leerlingen ‘over de belangrijkste historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die aan de hand van voorbeelden verbinden met de wereldgeschiedenis’. Het is niet duidelijk over welke historische personen en gebeurtenissen het gaat.

2. Wat is het probleem?

Zoals uit de voorbeelden hierboven blijkt, zijn de onderwijsdoelen vaag geformuleerd. Bovendien zijn ze sterk verouderd. Sinds 2006 is er veel veranderd, iPhones bestonden toen nog niet, en zijn er ook veel nieuwe onderwijskundige inzichten bij gekomen.

In de inhoud van de lessen (het ‘curriculum’) ontbreekt bovendien samenhang. Leerlingen doen daardoor veel dubbel werk, omdat bepaalde lesstof in verschillende vakken wordt behandeld. Of de leerlingen missen door het gebrek aan samenhang juist basiskennis die nodig is voor andere vakken, bij het doorstromen naar een andere schoolsoort of tijdens de overstap van de basisschool naar de middelbare school. De leerkrachten op de basisschool gebruiken andere lesmethoden voor het aanleren van de Engelse taal dan de leerkrachten op de middelbare school.

Omdat niet duidelijk is wat scholen de leerlingen moeten bijbrengen, kunnen er verschillen ontstaan tussen scholen: op de ene school leer je meer dan op de andere.

3. Waarom verandert er niets?

In 2014 stelde Sander Dekker (VVD), de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor om het curriculum voor basis- en middelbare scholen aan te pakken. Geïnspireerd op ervaringen uit Noorwegen en Schotland, waar discussie over een toekomstgericht curriculum ‘positieve energie’ losmaakte binnen en buiten het onderwijs, vond Dekker het tijd om hierover het gesprek aan te gaan. Helaas ging dat in Nederland met minder positieve energie gepaard.

Talloze leerkrachten en onderwijsdeskundigen bezonnen zich over wat leerlingen op school zouden moeten leren. Het jarenlange overleg in werkgroepen resulteerde in 2019 in een ingewikkeld pakket aan voorstellen onder de naam ‘Curriculum.nu‘.

Met de voorstellen is weinig gedaan. In het onderwijs zagen de overbelaste leerkrachten de bui natuurlijk al hangen dat zij weer te maken zouden krijgen met drastische onderwijshervormingen. En er zaten ook heel wat inhoudelijke haken en ogen aan Curriculum.nu. Want hoewel de (ervarings)deskundigen de opdracht kregen om te zoeken naar oplossingen voor meer samenhang in de lesstof, dachten zij toch vooral vanuit hun eigen, verschillende vakgebieden en bleek het intensieve (en kostbare) project vooral een herhaling van eerder gemaakte fouten. Na de val van het vorige kabinet werd de curriculumherziening controversieel verklaard.

4. Wat gaat er nu gebeuren?

Op 4 april stuurde de huidige minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, Dennis Wiersma (VVD), een brief naar de Tweede Kamer waarin hij nog eens benadrukt dat er sprake is van aantoonbaar achterstallig onderhoud in het curriculum. Hij wil nu eindelijk eens met de Kamer een punt zetten achter ‘het grootse en meeslepende proces van de afgelopen jaren’.

Beste scholen 2022

Vergelijk op de website van EW 3.063 afdelingen van 1.247 schoolvestigingen met vwo, havo en vmbo:

 

> Denominatie en onderwijsvisie

> Percentage stapelaars
> Aanwezigheid gymnasium
> Tweetalig onderwijs
> Certificaat voor Engelse taal
> Bevindingen van de Inspectie
> Technasia

Klik hier voor uitleg bij de cijfers

Met Curriculum.nu werd voorgesteld om het onderwijs in één keer op de schop te gooien. Maar Curriculum.nu is echt voltooid verleden tijd, schrijft Wiersma. Hij pleit liever voor ‘periodiek onderhoud’ van het curriculum, dus bijvoorbeeld om de tien jaar nagaan of de lesstof nog bij de tijd is. Komende zomer wordt een advies van een wetenschappelijke commissie verwacht voor hoe dat periodiek onderhoud er precies moet gaan uitzien.

De basis moet het eerst worden aangepakt. Prioriteit komt te liggen bij taal, rekenen en wiskunde, burgerschap en ‘digitale geletterdheid’. Om die basisvaardigheden op orde te krijgen, werkt Wiersma ook aan een masterplan om onder meer leerkrachten voldoende toe te rusten om die basis te verstevigen. Dat masterplan wordt ook in de zomer verwacht.

De huidige kerndoelen in het onderwijs vormen het uitgangspunt voor aangepaste doelen die concreter en meer samenhangend zijn. Compactere teams van experts – dit keer wordt niet iedereen aan vergadertafels uitgenodigd –  gaan zich hierover buigen.

Het streven is dat leerkrachten voor het einde van de zittingstermijn van het kabinet duidelijkheid krijgen over wat de onderwijsdoelen zijn en hoe de lesstof actueel wordt gehouden. Dan kunnen zij zich weer richten op het geven van goed onderwijs, in plaats van op discussies over wat zij moeten onderwijzen.