‘Patiënten zijn bang om naar het ziekenhuis te komen’

11 mei 2020Leestijd: 3 minuten
Verpleegkundigen in het ziekenhuis. Foto: ANP

Maarten Sulzer (59) werkt als longarts in het Spaarne Gasthuis in Haarlem. Elsevier Weekblad volgt hem tijdens de coronacrisis. Wat speelt zich af in het ziekenhuis? En wat betekent dat voor het werk van een longarts? Deel 10: angst voor het ziekenhuis.

‘De wachtkamers op de poliklinieken zijn aangepast. De banken zijn eruit gehaald. Er staan alleen nog losse stoelen, zodat iedereen 1,5 meter uit elkaar kan zitten. Toch merk ik dat mensen bang zijn om naar het ziekenhuis te komen, omdat ze vrezen dat ze hier besmet kunnen raken. Zeker longpatiënten zijn als de dood dat ze wat oplopen.

‘Maar we doen er alles aan om ervoor te zorgen dat het ziekenhuis een veilige omgeving is. Alle coronapatiënten liggen nog steeds strikt gescheiden van andere patiënten. En bij de ingang van het ziekenhuis screenen we iedereen op mogelijke symptomen. Verdachte gevallen worden getest en in afwachting van die uitslag in een aparte kamer gehouden. En als iemand bijvoorbeeld hoest door een andere ziekte, krijgt hij of zij zekerheidshalve toch een mondkapje voor. Het ziekenhuis moet echt een veilige plek zijn.

Lees ook dit artikel van Marieke ten Katen: Wat weten we inmiddels van het coronavirus?

Er is meer dan alleen corona

‘Patiënten zijn ook terughoudender met de dokter bellen, omdat ze denken dat we alleen maar met corona bezig zijn in het ziekenhuis. Sommigen zijn zo bescheiden dat ze lange tijd niet durven te bellen. Mensen die met onhoudbare pijn thuis blijven zitten, terwijl ze normaal al tien keer de dokter hadden gebeld.
‘Dat gaat me erg aan het hart. Natuurlijk maken wij als artsen daar graag tijd voor. Ook voor deze crisis hadden we het hartstikke druk. Dus die patiënten kunnen niet ineens verdwenen zijn.

‘Ik benadruk dat ook in mijn gesprekken met patiënten. Dat ze echt gewoon moeten bellen als ze klachten hebben. Er is meer dan alleen corona.

‘Van longpatiënten hoor ik ook dat ze bang zijn om bijvoorbeeld te moeten hoesten op straat. Een kuchje of hoestbui is niet ongewoon bij een COPD-patiënt, daar hebben ze soms al jaren last van. Maar nu ineens lig je onder een vergrootglas als je dat doet, zijn er ineens tien paar ogen op je gericht. Patiënten voelen zich hierdoor enorm opgelaten. Ze willen graag een blokje om lopen op een rustig moment van de dag, maar blijven soms toch liever binnen om te voorkomen dat ze als een soort melaatse worden aangekeken.’