Einsteins erfgenaam: theoretisch natuurkundige Erik Verlinde

08 november 2016Leestijd: 7 minuten
Erik Verlinde. Foto: ANP

Maandagnacht heeft theoretisch natuurkundige Erik Verlinde zijn langverwachte theorie over zwaartekracht gepubliceerd, de mogelijke opvolger van Einsteins relativiteitstheorie uit 1915. Volgens Verlinde is zwaartekracht anders dan we dachten en is donkere materie een volstrekte illusie. In 1990 interviewde Elsevier Erik en Herman Verlinde, een eeneiige tweeling, toen zij destijds werkzaam waren als aankomend geleerden in het Amerikaanse Princeton.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Dit interview verscheen in Elsevier in de week van 6 januari 1990.

Vrijwel niemand in Nederland begrijpt hen – —ze schatten dat er ongeveer vijftien landgenoten zijn met wie ze over hun vak kunnen praten. Ook daarom zijn ze naar Amerika gegaan: Erik en Herman Verlinde, 27 jaar, theoretisch natuurkundigen en een eeneiige tweeling. Twee erfgenamen van Einstein in het walhalla van de fysica met een poster van een molen op hun kamer.

Herman: ’Wanneer we oude familiefoto’s zien weten we niet wie wie is. ’Ze vormen een eeneiige tweeling, maar zijn geen kopieën. Erik: ‘Ik weet dat we genetisch identiek zijn maar heb niet het idee dat we klonen zijn.’ Erik Verlinde heeft een snor, Herman Verlinde is langer. Praten, doorgaans een hele prestatie voor mensen met een natuurwetenschappelijke inslag, gaat Herman iets gemakkelijker af. Erik is drie uur eerder geboren, maar zoekt regelmatig steun bij zijn jongere broer. Vorig jaar zijn ze gelijktijdig in Utrecht gepromoveerd op een theoretisch fysisch onderwerp en vervolgens gevraagd als aankomend geleerde (postdoc) in Princeton in Amerika te komen werken. Herman aan de universiteit van Princeton, Eric aan het Institute for Advanced Study in dezelfde stad.

Op zondagavond ontmoet ik het tweetal in de Alchemist and Barrister een restaurant in het centrum van Princeton dat volgens de serveerster inderdaad door een chemicus en een advocaat wordt gedreven. De tweeling wordt vergezeld door Mariette en Karin die op hun beurt zusjes blijken te zijn. Mariette is tandartsassistente, die dat beroep enige tijd in Amerika heeft uitgeoefend, maar nu cursussen micro-economie en besliswetenschap volgt. Haar zus, die nog niet met Herman is getrouwd, is pas twee maanden in Amerika.

‘In Nederland kunnen we maar met vijftien mensen over ons vak praten’

De Alchemist and Barrister zou voor menig Nederlander een verrassende kennismaking met de Verenigde Staten zijn. Het houdt gezellig en redelijk stijlvol het midden tussen een Engelse pub en een dorpsrestaurant in de Auvergne. En dat in een knus centrum van een universiteitsstad veel in neogotiek vervatte geleerdheid, een gezellig pleintje buitenwijken met kinderen op driewielers en houten huizen met garages. Stadjes waar Steven Spielberg zijn films situeert.

Als ik mijn liefde voor dit Amerika belijd briesen de broers. Erik: ’Het lijkt leuk, maar zelfs de saaiste Nederlandse stad is gezelliger dan Princeton. Herman: ’Het is meegenomen dat je op anderhalf uur afstand van New York City ’s avonds veilig op straat kunt lopen, maar in wezen is Princeton niet meer dan een leuke straat met een pleintje. De rest is buitenwijk. Wat al die studenten hier doen is onduidelijk. Er is geen sprake van de sfeer van een studentenstad zoals in Nederland.’

Ook andere dingen in Amerika zijn tegengevallen. De televisieprogramma’s bijvoorbeeld, waarin nauwelijks aandacht wordt besteed aan Europa. Het nationalisme en chauvinisme. Erik: ‘Ik stoor me vaak aan de publieke opinie. Ik was in Texas, en zoals ze daar over de doodstraf praten stoot me af.’ Herman: ‘Als je tijdens de presidentsverkiezingen de discussies volgde, dan bleek het allemaal zo onecht te zijn.’

verlinde
Einstein, en Herman en Erik Verlinde

Waarderen

De broers hebben in Amerika dan ook deels tot hun verbazing Nederland leren waarderen. Ze missen de koffie, het bocht dat in Amerika daarvoor doorgaat blieven ze niet. Herman heeft op zijn werkkamer zelfs een poster opgehangen van een molen met de kreet Holland erop. Erik vindt voor het eerst van zijn leven Nederland leuk: ’De rode bakstenen de daken de gezelligheid.’ Mariette en Karin willen ook niet langer dan een paar jaar blijven. Tot hun verbazing merkten ze onlangs op een Nederlandse trouwpartij dat ze achter begonnen te lopen —- de remake van Rocco Granata’s Marina verraste hen bijvoorbeeld.

Langzaam draait de tweeling bij. Zelfs Herman, die vorig jaar Amerika slechts kon waarderen als de televisie uit stond, krijgt het meer naar zijn zin. Ze zijn bijvoorbeeld zeer te spreken over de Amerikaanse bezorgdheid over de autovervuiling en vinden het onbegrijpelijk dat Europa zo achterloopt met de katalysator en de loodvrije benzine. De Amerikanen vallen in het gebruik bovendien mee. Erik: ’Ze zijn zoveel opener. Het is gemakkelijker om contact met Amerikanen te leggen dan met Europeanen.’ Herman: ‘Ze zijn over het algemeen hartelijker.’

De volgende ochtend praten we verder in het Institute for Advanced Study waar Einstein ooit werkte. Dat blijkt een schitterend landgoed weids, heuvelachtig met een mooi klassiek gebouw waar een bibliotheek uit dromen huist: metershoge boekenruggen een bibliothecaresse die op verontwaardigde toon ‘ssstt’zegt als wij iets te hard praten, een buste van Einstein op de vensterbank en hoge ramen.

Mariette en Karin wachten beneden in de ontvangsthal en doet die ochtend aan wateraerobics, een nieuwe Amerikaanse rage. De mannen tennissen regelmatig, zij het niet zo frequent als in Nederland. Aan literatuur komen ze als rechtgeaarde bèta’s niet toe. Erik leest ’algemene tijdschriften’ en Herman ’Le Carré voor het slapengaan ’.

Niet alleen omdat Einstein in Princeton werkte, is de 27-jarige Nederlandse tweeling erfgenaam van de geniale Duits-Amerikaanse natuurkundige. De Verlindes, zonen van een leraar meet-en en regeltechniek op een zeevaartschool, behoren tot de mondiale top der jonge theoretische natuurkundigen. Beide fysici werken aan dat gedeelte van de natuurkunde waar Einstein in de tweede helft van zijn leven de tanden op stuk beet: de poging om alle natuurkrachten te verenigen in een overkoepelende theorie, the theory of everything. Onbekend waren ze niet in Princeton. Herman: ’Het viel ons op dat zelfs de Russen die hier als postdoc naar toe kwamen onze namen al kenden en van ons werk op de hoogte waren.’ Het vakgebied waarin de Verlindes zich in Utrecht onderscheiden hebben, is de zogenoemde superstrings. Erik: ’Daarmee proberen we een oplossing te vinden den voor zowel de zwaartekracht als de quantummechanica. Een materiedeeltje wordt opgevat als een vibrerend touwtje. Herman: ’Het is een mathematisch model los van de werkelijkheid. Er wordt bijvoorbeeld gerekend met tien dimensies.’

Gecompliceerd

Hun vak is gecompliceerd. Herman: ’Je kunt er thuis niet over praten.’ Erik: ’Alleen in heel algemene termen.’ Ze schatten dat er in Nederland in totaal vijftien mensen zijn met wie ze dat wel kunnen. Dat is een verschil met de Verenigde Staten. Erik: ’In Princeton alleen al is een man of dertig veertig in de directe omgeving met vergelijkbare onderwerpen werpen bezig.’

Met Stanford Harvard en MIT behoort Princeton tot de Amerikaanse elite-universiteiten, een fenomeen dat in Nederland niet bestaat. Eric, ongelovig: ’Weetje wat studenten moeten betalen om hier te mogen studeren? Dertigduizend gulden per jaar.’

Iemand die al gepromoveerd is, doctor is, en vervolgens als onderzoeker werkt heet in Amerika een postdoc. De twee Nederlandse postdocs hebben contact met andere postdocs. Er zitten er dit jaar nogal wat uit de Sovjet-Unie. Een paar postdocs, maar ook twee hoogleraren. Herman verwacht niet dat ze nog teruggaan: ’Ze zijn zo negatief over hun vaderland.’ Het systeem van postdocs floreert in Amerika. Erik: ’Ze trekken in Princeton actief aan postdocs uit de hele wereld. Zo zijn wij ook gekomen. Dit in tegenstelling tot Utrecht daar werken ook wel postdocs, maar er is geen beleid om de besten uit de hele wereld binnen te halen.’

In de theoretische natuurkunde is het heel gewoon om na je promotie een paar jaar naar de Verenigde Staten te gaan. Van hun groep, de mensen met wie ze op één golflengte zaten, aan verschillende Nederlandse universiteiten, zitten de meesten nu als postdoc in America.

Wisselwerking

In de Verenigde Staten is het postdocschap een essentieel onderdeel van de wetenschappelijke loopbaan. Als postdoc geef je je visitekaartje af. Tijdens lezingen van gerenommeerde collega’s stel je slimme vragen, je schrijft in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften, soms mag je zelf een lezing houden.

Het gaat de tweeling goed af. Erik: ’In het begin stonden we geïsoleerd tijdens koffiepauzes pauzes bij congressen en lezingen.’ Nu kennen ze ons en komen er allerlei Amerikaanse en buitenlandse natuurkundigen op ons af. Herman: ’We zijn niet meer de leerlingen die kennis komen oppikken, het is nu een wisselwerking. Dat soort contacten is heel belangrijk voor je carrière. Je komt zo in aanraking met de mensen die bepalen wie er ergens hoogleraar wordt.’

De twee twijfelen. Blijven ze in het walhalla van de natuurkunde of keren ze terug naar het land met de rode bakstenen? Eigenlijk is er maar één positie waarop ze in Nederland land kunnen terugkeren en dat is als hoogleraar en zoveel professoraten in de theoretische natuurkunde zijn er ook niet te vergeven.

Ja, ze zouden naar bedrijven als Philips en Shell kunnen, maar dan moeten ze hun vak opgeven -— Herman: ’Wat moet een bedrijf als Philips met superstrings?’ – en dat doen ze liever niet. Erik: ’Dat is wel een vervelend aspect van ons verblijf hier, die onzekerheid zekerheid over onze carrière.’ Vooralsnog blijven ze nog een tijdje in Amerika. Vanaf januari is Erik assistant professor en Herman krijgt die positie in augustus.