Wangedrag in wetenschap: ‘Hier zitten net zo goed boefjes’

29 juni 2016Leestijd: 2 minuten
Een meisje wordt ingeënt tegen mazelen. Foto: ANP

De wetenschappelijke autoriteit is niet altijd blindelings te vertrouwen. Nieuw onderzoek geeft een verklaring voor fraude in de medische wetenschap.

De media worden er vaak van beschuldigd beweringen van onderzoekers ‘klakkeloos’ over te nemen. Volgens Elseviers wetenschapsjournalist Simon Rozendaal zijn er naast de media verschillende andere groepen in de samenleving die zonder te checken wetenschappelijke beweringen naar buiten brengen als feiten: milieubeweging, actiegroepen maar ook de wetenschap zelf.

Er zijn heel wat onderzoekers, weet hij uit ervaring van 40 jaar over wetenschap schrijven, die bewust overdrijven om op die manier meer subsidie voor hun onderzoek binnen te halen. Volgens nieuw onderzoek is wangedrag in de wetenschap ook te wijten aan publicatiedruk. ‘Het is een paniekmachine,’ aldus Rozendaal.

Publicatiecultuur

De hoge druk die de wetenschappers ervaren heeft vooral te maken met de huidige ‘publicatiecultuur’. De kwaliteit van een wetenschappelijke publicatie wordt beoordeeld  op hoe vaak een onderzoek is geciteerd, alsof kwaliteit kwantificeerbaar is. Behalve deze productieve constructie dragen individuen zelf ook bij aan de heersende publicatiecultuur.

‘Je hebt integere wetenschappers, maar er zitten ook boefjes tussen, net als in andere sectoren,’ zegt psychiater Joeri Tijdink tegen elsevier.nl. Zijn eigen onderzoek aan het VUmc laat zien dat het ‘wangedrag’ in de wetenschap vaak het gevolg is van de hoge druk die wetenschappers ervaren om hun onderzoek gepubliceerd te krijgen.

Impactfactor

Niet alleen de wetenschapper wil scoren. Het instituut waar de onderzoeker aan verbonden is wil tot de besten behoren, en verwacht impliciet van de wetenschapper dat deze daaraan bijdraagt. De wetenschapper verwerft status door met ‘baanbrekende’ onderzoeksresultaten te komen en te worden gepubliceerd in de meest vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften met de hoogste ‘impact factor’.

Ook uitgevers van wetenschappelijke publicaties lijden aan deze ‘impact factor-mania‘, zoals Tijdink het fenomeen noemt. Onderzoeken die het meest gelezen worden en het beste verkopen zijn de onderzoeken met de grootste impact: baanbrekend en met een spannende conclusie.

Is de wetenschap dan helemaal verloren? Volgens Tijdink zijn er wel oplossingen, al is de publicatiecultuur niet in een dag te veranderen. Als een van de mogelijkheden noemt de psychiater het beperken van het aantal onderzoeken tot maximaal vier per jaar.

De wetenschappelijke gemeenschap kan zich volgens hem beter focussen op kwalitatief beter onderzoek met minder wetenschappers. ‘Bepaald onderzoek voegt op dit moment te weinig toe of is niet relevant.’