Terrorisme-experts kunnen veel leren van boek Tanja Nijmeijer

14 januari 2022Leestijd: 5 minuten
Tanja Nijmeijer in 2017. Foto: LUIS ROBAYO / AFP

De Nederlandse FARC-strijder Tanja Nijmeijer schreef een boek waarin zij, wellicht onbewust en ongewild, laat zien hoe brave burgers door hun politieke of ideologische overtuigingen kunnen overgaan tot geweld. Terrorisme-experts kunnen er veel van leren, schrijft criminoloog Bart Collard voor EW Podium.

Bart Collard (1988) heeft een master opsporingscriminologie afgerond. Momenteel volgt hij een master contraterrorisme in Israël. Tevens werkt hij aan een proefschrift over islamitisch terrorisme aan de Universiteit Leiden.

 

Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.

In haar boek Tanja Nijmeijer. Van guerrilla naar vredesproces, beschrijft Tanja Nijmeijer hoe een nuchter en intelligent meisje uit het Twentse Denekamp uiteindelijk in de Colombiaanse jungle zou vechten voor de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC, (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia), die internationaal als een terroristische organisatie werd gezien en die een communistische revolutie teweeg wilde brengen in Colombia. Tijdens een interview vroeg talkshowhost Eva Jinek haar of zij nog steeds kan rechtvaardigen dat ze destijds geweld gebruikte. Nijmeijer:

‘Als je het zeg maar van een menselijke kant bekijkt, dan zou je kunnen zeggen van “nou ja, geweld is nooit te rechtvaardigen”. Maar als je het zeg maar van een politieke kant bekijkt, dan is het hier in Colombia helaas nog steeds te rechtvaardigen.’

Jinek houdt vol niet te begrijpen waarom ‘iemand die zo intelligent is, die zo begaan is met de maatschappij (…) bereid was, destijds, om geweld te aanvaarden als methode’. Nijmeijers boek verheldert dat.

Marxistische ideologie

Toen Nijmeijer in Colombia stage liep in het onderwijs – als docent Engels op een elitaire school – werd ze geconfronteerd met enorme verschillen tussen financiële rijkdom en armoede. De wiskundelerares – in het geheim lid van de stadsmilitie – liet haar de arme kant (de grootste kant) van Colombia zien. Samen organiseerden ze liefdadigheidsprojecten voor kinderen in arme gebieden.

‘Wat was dit voor een land, waar het ene kind alles had wat zijn hartje begeerde – een Pokémon-rugzak, schriften, een bodyguard – en het andere kind vocht voor een half potlood?’ schrijft Nijmeijer. Zij begon het kapitalisme te zien als een groot kwaad en werd communist.

Colombia was nog maar het begin

Hoewel ze streed tegen de Colombiaanse staat, streed ze eigenlijk tegen een groter, wereldwijd idee. Ze vocht tegen ‘een systeem dat een klein deel van de wereldbevolking bevoorrecht, terwijl de rest worstelt om te overleven’: het kapitalisme. Het voormalige imperialisme (met kolonialisme, slavernij en het plunderen van grondstoffen) door Europa – de Westerse Schuld – had een equivalent gevonden in Colombia, zo vond Nijmeijer. Maar wat haar vooral ‘de noodzaak’ van een revolutie deed inzien, was dat dit systeem ‘de natuur systematisch kapotmaakte omdat winst vóór alles ging’.

Na het volgen van een cursus marxistische filosofie binnen de FARC raakte ze overtuigd van dat wereldbeeld en begon ze zelf cursussen te geven in de organisatie. In Nederland had Nijmeijer een prima, liefdevol, veilig leven geleid, met voldoende middelen van bestaan. Dat gaf ze op om te strijden voor wat zij zag – en ziet – als een rechtvaardiger wereld. Haar aansluiting bij de FARC was een altruïstische daad. Kunstenares Tinkebell − die Nijmeijer opzocht in Colombia – stelt terecht in dagblad Het Parool:

Tanja was daar dus uit solidariteit, maar voor de anderen gold dat ze streden voor hun eigen rechten en hun eigen veiligheid, omdat het daar altijd aan ontbrak.

Nijmeijers ideologie vormde de primaire motivatie voor haar strijd en het geweld dat daarmee gepaard ging. Ze schrijft:

Ik moet altijd stiekem een beetje lachen om mensen die beweren dat ik op avontuur uit was (…) Het leven was dermate zwaar dat ik het nooit had kunnen volhouden zonder mijn ideologische en politieke overtuigingen, hoe saai en ongeloofwaardig sommige mensen dat ook zullen vinden.

Rechtvaardiging voor geweld

‘De enige manier om het kapitalisme en het imperialisme een halt toe te roepen, was door middel van geweld. De wapens hoorden in de handen van de mensen die hun recht op rebellie lieten gelden,’ vond Nijmeijer destijds.

Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.

Bekijk de mogelijkheden voor een (digitaal) abonnement hier

Het gebruiken van geweld tegen de staat kan moreel te rechtvaardigen zijn. De geschiedenis kent de nodige vreselijke voorbeelden waarvan we – mochten die voorbeelden zich herhalen – wellicht zelfs mogen hopen dat mensen bereid zijn om hiertegen gewapend te strijden. Maar het grote normatieve probleem daarbij voor de hedendaagse rechtsstaten is dit: wie kan bepalen wanneer een vermeende rechtvaardiging voor geweld kan worden geaccepteerd en wanneer er sprake is van een situatie waarin de regering het sociale contract eigenlijk heeft verbroken?

Wie dat bepaalt, is uiteraard niet de overheid zelf, want die pleegt mogelijk mensenrechtenschendingen. De strijdende bewegingen wellicht? Maar die bewegingen zullen bij het minste of geringste roepen dat mensenrechten worden geschonden. Levensgevaarlijk. Het volk dan? Maar hoeveel mensen moeten dat vinden om geweld te rechtvaardigen?

Extreem voorzichtig zijn met geweld tegen het systeem

Daarom moeten we extreem voorzichtig zijn met het plegen of accepteren van geweld tegen ‘het systeem’. Het nadeel daarvan is dat hedendaagse vormen van ernstig leed, door de staat of sterke groepen in de samenleving, onnodig lang kunnen duren. Betekent dit dat geweld daartegen nooit mag plaatsvinden of gerechtvaardigd kan zijn?

Nee, maar ook de daden van de gewelddadige, systeembestrijdende organisaties, die denken te vechten voor de juiste zaak, zullen achteraf moreel en juridisch moeten worden getoetst. Veruit de meeste hedendaagse zaken of ideeën om voor te strijden rechtvaardigen fysiek geweld overigens niet.

Leestip voor veiligheidsprofessionals

Ogenschijnlijk transparant legt Nijmeijer uit waarom zij zich bij FARC aansloot, waar zij in geloofde, hoe zij haar daden rechtvaardigde (ze schoot op soldaten van het regeringsleger en plaatste enkele explosieven met als doel geen burgerslachtoffers te maken, maar aanvaardde de kans dat dit kon gebeuren) en hoe zij nu reflecteert op haar keuzes. Het boek is daarom aanbevelenswaardig voor iedere terrorisme-expert en veiligheidsprofessional.

Nijmeijer toont in haar boek wat sommige terrorisme-experts haar ‘proces van radicalisering’ zouden noemen – een aanduiding die zij zelf waarschijnlijk niet zou gebruiken. Destijds achtte Nijmeijer de gewapende strijd noodzakelijk. ‘Naïef? Radicaal? Ik vond het toen radicaler om niets te doen en ik vond het naïef om te denken dat de machthebbers binnen het kapitalistische systeem vanzelf wel zouden gaan inzien dat de dingen beter en menselijker konden.’ Nijmeijer lijkt tegen termen als ‘radicalisering’ en ‘deradicalisering’ te zijn: ‘Wat door de een als radicaal en onbegrijpelijk wordt bestempeld, is voor de ander niet meer dan een logische reeks van gedachten en handelingen.’

Ideologie speelde een centrale rol bij haar daden. Dat Nijmeijer vocht voor de FARC kwam niet voort uit armoede, een lagere sociale status, psychiatrische problemen of persoonlijke grieven. Van zulke factoren leek geen sprake te zijn. Zij was geen zielig meisje dat door een samenloop van ongunstige omstandigheden tot ‘het kwade’ werd getrokken. Rationeel en doelbewust volgde ze het pad naar de verwezenlijking van een wereldbeeld dat zij nastreefde. Ze wilde simpelweg op haar manier de wereld verbeteren.