Opknippen ABN AMRO is beter voor het mkb

27 augustus 2021Leestijd: 4 minuten
Het hoofdkantoor van de ABN-AMRO aan de Zuidas in Amsterdam. Foto: ANP

In de Nederlandse bankenwereld maken enkele grote banken de dienst uit. Zij bedienen liever de grote multinationals dan het midden- en kleinbedrijf (mkb). De overheid moet kleine banken meer ruimte geven, bijvoorbeeld door het opknippen van ABN AMRO, betoogt politicoloog Ron Stoop in een artikel voor EW Podium.

Het Nederlandse bankenlandschap is extreem geconcentreerd. De drie grootste banken hebben meer dan 80 procent van de markt in handen. Dit is ongekend, zelfs in internationaal perspectief. Zo hebben de vier grootste banken in Groot-Brittannië, het land dat bekend staat om zijn grote financiële sector, samen een even groot marktaandeel als het trio van ING, Rabobank en ABN AMRO in Nederland.

Ron Stoop (28) is politicoloog en schrijft stukken op het snijvlak van politiek, geschiedenis en economie. Hij houdt zich voornamelijk bezig met financiële markten, het publieke domein en de economische geschiedenis van Nederland en de westerse wereld.

 

Dit is een artikel voor EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.

 

Toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) sprak in 2015 al zijn zorgen uit over het gebrek aan diversiteit in het bankenlandschap. De concentratie zou leiden tot minder concurrentie, hogere prijzen, en oneerlijke voordelen voor de grote banken, die ‘too big too fail’ zijn.

Grote banken willen grote klanten

Een probleem van grote banken is dat zij het liefste zakendoen met grote klanten. Daarmee kunnen immers grotere deals worden gesloten, met grotere tekenbonussen voor de betrokken partijen. Dit betekent dat voor grote banken het mkb niet boven aan het prioriteitenlijstje staat. Dit terwijl juist daar het kapitaal het hardst nodig is. Daar komen de banen, de innovaties en de productiviteitsverbeteringen vandaan. Maar in Nederland krijgt deze sector niet de financiële mogelijkheden die het nodig heeft.

In een land als Duitsland gaat het heel anders. Daar zijn duizenden banken actief. Ruim duizend daarvan zijn coöperatieve banken, vaak kleinere banken met inspraak van de klanten. In Nederland is de Rabobank het resultaat van een fusie van een groot aantal coöperatieve banken. Hierdoor verdween voor een groot deel de kleinschaligheid van deze banken.

Verdwijnen gespecialiseerde banken is groot gemis

Duitsland heeft daarnaast ook veel spaarbanken. Die kenden wij in Nederland ook, met als bekendste voorbeeld de Rijkspostspaarbank. Het karakter van de spaarbank verdween gaandeweg, toen de onderneming opging in de Postbank en later onderdeel werd van ING.

Tot slot heeft Duitsland ook speciale mkb-banken, die daar Mittelstandsbanken worden genoemd. Zij houden zich vooral bezig met het verstrekken van leningen aan kleine ondernemers. Het verdwijnen van deze gespecialiseerde banken is een groot gemis voor Nederland. Er is weinig keuze voor de klant op het gebied van risicoprofielen, en ook voor kleinere financieringsaanvragen blijft het moeilijk om succes te hebben bij de ‘grote jongens’.

Lees ook van Ron Stoop: De EU is te naïef over China

Twee regimes

Naast de dominantie van deze grote jongens is er een andere reden dat kleinere banken het zwaar hebben. Sinds de kredietcrisis zijn de regels flink aangescherpt. Dit is natuurlijk niet verwonderlijk, gezien de excessen van de decennia in aanloop naar de crash van 2008. Maar daarmee komt ook een hogere regeldruk, of regulatory burden in het Engels. De kosten die gepaard gaan met deze druk zijn opgelopen, evenals de vereiste expertise. Kleinere banken hebben daar moeite mee.

Daarom zou Nederland, net als sommige andere landen, een lichter pakket aan regels voor kleine banken opstellen. Dit zou innovatie en het ontstaan van nieuwe banken kunnen helpen. Er zouden weer regionale banken kunnen komen die binding hebben met de lokale middenstand. Of lokale kredietunies die hypotheken of spaarrekeningen verschaffen voor een specifieke achterban. Groot is niet altijd beter, en in enkele gevallen beduidend slechter. 

De staat kan ABN AMRO zo opknippen

Nu is het zo dat de Nederlandse staat op dit moment een aantal banken in bezit heeft, waaronder een aandeel van 57 procent in ABN AMRO. Dit was een gevolg van de kredietcrisis. Toen het bedrijf aan het eind van 2008 kopje onder dreigde te gaan, mocht de staat bijspringen om het bedrijf te redden. Het werd zelfs volledig overgenomen. Op termijn werden er weer stukjes op de beurs gebracht, maar de meerderheid van de aandelen rusten nog bij de staat.

Eerder schreef Joris Heijn over ABN AMRO: overname of opdeling is het beste

De regering kan er dus voor kiezen om het bedrijf op te knippen in verscheidene functies. Dit klinkt misschien eng, maar is in de zakenwereld vrij gangbaar. Zo heeft Philips diverse malen delen van zijn onderneming afgestoten en in nieuwe bedrijfjes ondergebracht. Denk hierbij aan bedrijven als Signify. Of de recente verkoop van de huishoudelektronica-tak, om zich volledig te focussen op de ontwikkeling van medische apparatuur.

We zouden hetzelfde kunnen doen voor ABN AMRO. We kunnen de bestaande bedrijfsonderdelen opsplitsen naar functie en risicoprofiel. Zo krijgen we meer keuze op de markt. Bovendien kunnen we het midden- en kleinbedrijf weer betere toegang geven tot financiering. Intussen hebben we dan weer één megabank minder die een systemisch risico kan vormen voor ons financiële stelsel.

Ik zeg: doen.