Wetenschap vergelijken met topsport is absurd en schadelijk

12 november 2021Leestijd: 5 minuten
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Foto: ANP/HH LAURENS VAN PUTTEN.

De vergelijking tussen wetenschap en topsport is hardnekkig. Ook de nieuwe NWO-voorzitter Marcel Levi roept wetenschappers op nóg competitiever te zijn. Dat Levi als arts voorbijgaat aan de psychische klachten onder academici is uiterst kwalijk, schrijft wetenschapper Allan van Hulst op EW Podium.

Allan van Hulst (1985) studeerde theoretische informatica aan de Radboud Universiteit Nijmegen en promoveerde aan de TU/e Eindhoven. Zijn specialisatie is de automatische verificatie van wiskundige bewijzen. Momenteel is hij als data-analist verbonden aan het Tinbergen Instituut voor Economie en Econometrie.

Dit is een artikel voor EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.

Onderzoekers en docenten aan de Nederlandse universiteiten werken onder enorme psychische arbeidsbelasting en hebben veelal kortdurende contracten. Ze hebben te maken met een uiterst competitieve werkomgeving en maken talloze overuren. Eerder schreef ik op EW Podium al over excessieve werkdruk in de wetenschappelijke sector. Het is volstrekt helder dat de psychische gevolgen van het competitiesysteem op Nederlandse universiteiten verder gaan dan een enkele overspannen medewerker.

Wetenschappers omschrijven als topsporters is kwalijk en onnodig. Het wrijft zout in de wonden van vele academici die door een burn-out of depressie minder productief zijn (geweest). Het impliceert dat onderzoekers die er niet in slagen een vaste baan aan een universiteit te krijgen talentloze losers zijn. Dat is feitelijk onjuist, zet veel kwaad bloed bij jonge onderzoekers en dient geen enkel redelijk doel. Het dient vooral het bestaande establishment dat zichzelf op de borst klopt.

Geen vergelijkbaar beroepsperspectief

Het langdurig verkrijgen van een stabiel inkomen door het beoefenen van topsport is slechts enkelen gegund. Nederlandse sportschutters en dressuurruiters die ook na hun vijftigste nog door sportbeoefening hun inkomen vergaren, zijn zeldzaam. Topsport is op de lange termijn vrijwel nooit een realistisch beroepsperspectief. Alleen daarom al gaat de vergelijking mank.

Vermoedelijk is de vergelijking met wetenschap overdrachtelijk bedoeld, om wetenschappelijke werkkrachten na geleverde inspanning op te delen in winnaars en verliezers. Maar ook hier loopt de vergelijking mis. Bij sportbeoefening is succes objectief vast te stellen, maar in wetenschappelijk onderzoek wordt de relevantie van een resultaat hooguit na vele jaren duidelijk.

Ongeacht de waarde en (voorbeeld)functie van topsporters is hun maatschappelijke rol anders dan die van een wetenschapper. Universiteiten zijn een essentieel onderdeel van ons publieke bestel en een fundamentele bouwsteen in de onderwijspiramide. Waarom moeten werknemers in dit onderdeel van de publieke sector überhaupt met elkaar de strijd aanbinden in een competitiesysteem, terwijl docenten in bijvoorbeeld het middelbaar onderwijs dat niet hoeven? Wetenschappers strijden niet vanuit een noodzaak tot competitie, maar vanwege een gebrek aan beschikbare middelen.

Lees ook dit artikel van Allan van Hulst voor EW Podium: Werkdruk op universiteiten is urgent en onhoudbaarUniversitair medewerkers

Een prijs voor de beste basisschooldocent in een regio is verdedigbaar, als stimulans voor juffen en meesters die hun beste beentje voorzetten. Maar als een leerkracht na vier jaar bij de beste 15 procent van docenten moet horen om zijn contract verlengd te krijgen, is dat niet te rechtvaardigen. Toch zijn Nederlandse universiteiten zo ingericht. De kans op essentiële subsidiestromen voor beginnende wetenschappers, zoals de Veni-beurs, is hooguit 15 procent. Wie afvalt, kan een wetenschappelijke loopbaan vaak vergeten.

Sollicitaties zijn al uiterst competitief

Elke sector heeft een natuurlijk competitiesysteem, waarbij van alle sollicitanten op een vacature de beste wordt geselecteerd. Zo ook in de wetenschap. Niet zelden leiden vacatures tot honderden sollicitaties van over de hele wereld. Waarom is die competitie niet afdoende?

De grootste misvatting in de vergelijking tussen wetenschap en topsport is dat er eenzelfde doel wordt nagestreefd. Juist deze miskenning is de reden waarom velen deze vergelijking als pijnlijk en kwalijk ervaren. Een topsporter streeft naar medailles, eer en erkenning. Niet naar een langdurig stabiel inkomen. Fundamenteel anders is dit in de wetenschap, waar mensen streven naar een normale baan waarvoor een keurig salaris is vastgelegd in een cao-tabel. Het vormt voor sollicitanten een gewenst carrièrepad om daarbij, doorgaans op basis van een sterke intrinsieke motivatie, een maatschappelijke bijdrage te leveren aan wetenschappelijk onderzoek en onderwijs.

Het primaire doel is hier niet zozeer het behalen van eer of erkenning, maar juist het verkrijgen van een stabiele inkomstenbron en een langdurig werkverband. Vanuit menselijk perspectief is dit in beginsel niet anders dan de doelen die een leerkracht in het basis- of voortgezet onderwijs nastreeft.

De onethische rol van de NWO

Spin in het web van de academische subsidiestrijd is de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Dit moloch van een instituut soupeert volgens haar eigen jaarrekening ettelijke miljoenen aan overheadkosten. Dat zou te billijken zijn als de NWO als katalysator van het wetenschappelijke competitiesysteem deze vele nullen zou terugwinnen in efficiëntie of effectiviteit. Maar behalve een groepje beleidsmakers gelooft bijna niemand daar meer in.

De nieuwe NWO-voorzitter Marcel Levi gelooft stellig in de onzinnige vergelijking tussen wetenschap en topsport, maar lijkt zich niet bewust van de onethische dimensie. Het competitiesysteem van NWO leidt tot allerlei psychische klachten van academici door deze ‘ratrace’. Professor Levi zou zich als bestuurder, maar ook als medicus eens af moeten vragen hoe hij dit rijmt met de door hem afgelegde eed van Hippocrates. Aangezien hij nog altijd ingeschreven staat als arts, zou iemand hem – na betaling van 50 euro griffierecht – zomaar voor het medisch tuchtcollege kunnen slepen.

Schendt Levi als bestuurder zijn medische eed als arts?

Zie het als gedachte-experiment. Stel dat iemand hard kan maken dat er een aanmerkelijk verband is tussen het competitiesysteem van NWO enerzijds en zwaarwegende psychische gezondheidsschade onder universitaire medewerkers anderzijds. Dit lijkt niet bij voorbaat kansloos. Dat Levi naast zijn werk als arts ook het voorzitterschap van NWO bekleedt, zou in tuchtrechtelijke zin als onverenigbare nevenfunctie kunnen worden aangemerkt. Dit is niet bedoeld als persoonlijke aanval op Marcel Levi, alsjeblieft niet, maar zijn positie als NWO-bestuurder enerzijds en zijn verplichtingen als medicus anderzijds biedt een interessant handvat om erkenning af te dwingen voor de onwerkbare situatie en het psychische leed in de wetenschappelijke sector.

Hoe dan ook zou het al helpen als Levi en andere bestuurders stoppen de wetenschap te vergelijken met topsport. Er zijn geen feitelijke overeenkomsten en die vergelijking draagt niet bij aan het prestatieniveau van Nederlandse wetenschappers, maar jaagt ze alleen op in een ongezonde, kunstmatige concurrentiestrijd. Zo’n race to the bottom, daar wordt niemand beter van.