Ook de Maghreb zoekt naar een ‘nieuw sociaal contract’

10 maart 2021Leestijd: 6 minuten
Algerijnse vrouwen protesteren in Algiers tegen de regering. Foto: CHINE NOUVELLE

Niet alleen in Nederland zoeken we, in de woorden van Pieter Omtzigt, naar een ‘nieuw sociaal contract’, dat gebeurt ook in de Maghreb. Algerije en Tunesië worstelen tien jaar na de Arabische Lente nog volop met hun identiteit. De EU kan hen daarbij helpen, schrijft Gijs Weijenberg in een artikel voor EW Podium.

Op 22 februari vierden de Algerijnen het tweejarig jubileum van de Hirak, de massale beweging die in 2019 opkwam en die president Abdelaziz Bouteflika na twintig jaar tot aftreden dwong. Dat was nog maar het begin, want de demonstranten eisten ook een grootschalige hervorming van het politieke systeem waarin zij al lange tijd geen vertrouwen meer hadden.

Gijs Weijenberg (23) studeert internationale veiligheid en geopolitiek aan Sciences Po Parijs. Hij liep stage op de Nederlandse ambassade in Algerije en is thans werkzaam bij het International Centre for Counter-Terrorism.

Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week diverse artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het publieke debat.

Geen wezenlijke hervormingen

In aanloop naar de viering sprak president Abdelmadjid Tebboune op 18 februari al zijn landgenoten toe. Hij eerde de protestbeweging en somde op welke stappen zijn gezet in de afgelopen twee jaar. Zo zouden ‘alle eisen’ van de beweging inmiddels zijn verwerkt in de nieuwe Grondwet, waaronder een beperking van de presidentiële macht en een uitbreiding van die van het parlement. Ook kondigde hij een aantal besluiten aan, waaronder de ontbinding van het Algerijnse Lagerhuis, een restant uit het tijdperk-Bouteflika, en gratie voor 55 tot 60 Hirak-gerelateerde dissidenten.

Hoewel deze besluiten positief klinken, zagen aanhangers van de Hirak ze als het zoveelste loze gebaar, niet als wezenlijke hervormingen. Zij zien hun land nog steeds bestuurd door dezelfde politieke klasse, het leger blijft invloedrijk en kritische online-media worden geblokkeerd. Daarbij is de werkloosheid nog altijd hoog, en de corruptie omvangrijk, en drijft de economie nog zwaar op de oliewinning. Tebboune, die zelf premier was onder Bouteflika, is als hervormer dus bepaald niet overtuigend.

Gemengde gevoelens over de ‘Arabische Lente’

Volgens het (geblokkeerde) mediaplatform Tout sur Algérie zijn er momenteel twee narratieven. Enerzijds dat van de regering, die benadrukt dat veel van de eisen van de protesteerders zijn ingewilligd. En anderzijds dat van de straat, die klaagt dat er in de afgelopen twee jaar praktisch niets is veranderd. Deze discussie is exemplarisch voor de Maghreb-regio, Noord-Afrika en het Midden-Oosten in bredere zin, waar velen met gemengde gevoelens terugkijken op de uitkomsten van hun protesten tijdens de verschillende ‘golven’ van de ‘Arabische Lente’.

Dit geldt zelfs voor Tunesië, dat soms wordt omschreven als het succesverhaal van de Arabische Lente. Sinds de val van president Ben Ali voltrokken zich grootschalige hervormingen, onder meer van de veiligheidsdiensten, en werd het presidentschap al diverse keren vreedzaam overgedragen. Hoge werkloosheid en aanhoudend politiegeweld hebben afgelopen januari echter geleid tot een nieuwe reeks protesten, ondanks de coronarestricties.

Een langdurig proces met een onzekere uitkomst

Nu de opleving van de protestbewegingen tien jaar geleden is, wagen velen zich aan de vraag of de revoluties zijn ‘geslaagd’ of juist hebben ‘gefaald’. In NRC  Handelsblad merkte Paul Aarts in december terecht op dat zo’n binair oordeel over het succes van de protestbewegingen te simpel is. Veel nuttiger is het om ze te plaatsen in een langdurig proces waarvan de uitkomst nog ongewis is. Daarbij kunnen processen van democratisering ook nooit echt als ‘voltooid’ worden beschouwd. Perfecte democratieën bestaan immers niet, zoals we leren uit het recente boek van politicus Pieter Omtzigt.

Waar Omtzigt in Nederland pleit voor een ‘nieuw sociaal contract’, is dat in feite ook waar landen als Algerije en Tunesië naar op zoek zijn. Tien jaar na de Arabische Lente leidt dat tot prangende vragen. Waar stonden de landen voor de protesten en waar staan ze nu? Welke factoren en partijen droegen bij aan vernieuwing? En welke hielden die tegen?

Algerije en Tunesië zijn op zoek naar een nieuwe identiteit

Het is duidelijk dat Algerije en Tunesië op zoek zijn naar een nieuwe identiteit, naar nieuwe verhoudingen tussen bevolking en staat, jong en oud, arm en rijk, en etnisch verschillende groepen. Aangezien grote delen van de bevolking regeringsinitiatieven nog steeds beschouwen als structureel vijandig en gericht op het verrijken van een kleine elite, moet het maatschappelijk vertrouwen in de staat worden hersteld. Algerije en Tunesië zijn landen waarvan je kunt zeggen dat ze ‘in transitie’ zijn, al maken sommige academici bezwaar tegen deze term, (wederom) omdat die impliceert dat een eindpunt van de democratisering duidelijk aanwijsbaar is, en dat het betreffende land daadwerkelijk vooruitgang boekt.

Waar is die Arabische lente nou gebleven? schreef Geerten Waling in 2017

Een complicerende factor is de historische wetmatigheid dat democratisering altijd leidt tot instabiliteit. Om met de marxistische denker Antonio Gramsci te spreken: ‘het tijdperk van monsters’ ontstaat doordat ‘het oude’ stervende is, maar ‘het nieuwe’ nog niet is geboren. Gedurende die fragiele periode van verandering kunnen oude machthebbers ook nog een tegenoffensief starten. Algerije en Tunesië zijn hiervan twee interessante, tegenstrijdige voorbeelden.

Democratisering kan goed en fout uitpakken

Zo probeerde Algerije al in de vroege jaren negentig te democratiseren. Maar toen bleek dat de Islamistische FIS-partij de grote winnaar zou worden, besloot het leger in te grijpen met een staatsgreep en een streep te halen door de verkiezingen. Het gevolg was een decennialange burgeroorlog.

Toen in het najaar van 2010 de protesten in Tunesië opvlamden, besloot het leger juist niet in te grijpen. Dat deed het ook niet toen de fundamentalistische Ennahda-partij de grootste werd bij de eerste vrije verkiezingen in het jaar erna. Tunesië slaagde er dus in een democratisch compromis te bereiken.

Externe factoren

Daarbij is het belangrijk te erkennen dat revoluties en veranderprocessen ook sterk worden beïnvloed door externe factoren. Het is daarom niet eenvoudig om optimistisch te zijn voor de korte termijn, gezien het hoge aantal coronapatiënten in beide landen en de door dalende toeristenstromen en olieprijzen getroffen economieën. Ook is er nog de onveiligheid die ontstond door conflicten in de buurlanden Libië en Mali en door de aanwezigheid van terroristische organisaties als Al-Qa’ida in de Islamitische Maghreb (AQMI).

Een belangrijke taak voor de Europese Unie

Noord-Afrikaanse landen als Algerije en Tunesië zijn belangrijke partners van Europa op het gebied van veiligheid en migratie. Om die reden zou de Europese Unie een meer ondersteunende rol kunnen spelen in de huidige democratiseringsprocessen in de Maghreb – en daarmee dus een positieve externe factor kunnen vormen. Bijvoorbeeld door deze landen te helpen goed uit de coronacrisis te komen door economische en medische ondersteuning.

Daarnaast kan de EU een bemiddelaar zijn tussen ‘staat en straat’ of op zijn minst druk uitoefenen op de Algerijnse en Tunesische regering om te luisteren naar de volksprotesten. Al moet de EU wel blijven waken voor wensdenken: elke politieke oplossing vereist de bereidheid tot samenwerking van zowel het regime als de opstandige bevolking.

In zijn boek Granaten en minaretten omschrijft voormalig topdiplomaat Nikolaos van Dam hoe westerse overheden de Syrische revolutie (2011) verkeerd inschatten door aan te nemen dat het Assad-regime uiteindelijk wel ten val zou worden gebracht door een democratische opstand. Hoewel het, ondanks de grote onvrede, niet waarschijnlijk is dat Algerije of Tunesië op korte termijn zullen vervallen in een burgeroorlog, zal het in beide landen nog veel tijd kosten om het wederzijdse wantrouwen tussen staat en straat te overwinnen en te komen tot een vreedzaam en productief ‘nieuw sociaal contract’.

Wil jij een reactie geven op dit artikel? Discussieer mee! Stuur een reactie van minimaal 200 woorden naar [email protected]. Inhoudelijke reacties die voldoen aan de algemene fatsoensnormen worden geplaatst onder dit bericht. Zie voorwaarden.