China’s grootste angst: eerder oud dan rijk

20 februari 2020Leestijd: 3 minuten
Voetgangers met mondkapjes in Shanghai op 19 februari 2020 - AFP

De Chinese autoriteiten zullen alles op alles zetten om de ambitieuze groeidoelstellingen te halen. Dat wordt ook zonder de coronacrisis steeds moeilijker, schrijft Marijn Jongsma.

Voor economen en beleggers zijn de gevolgen van de uitbraak lastig in te schatten, mede omdat ze de cijfers die door de Chinese overheid en die in naburige landen worden verstrekt niet volledig vertrouwen. De omzetwaarschuwing van Apple toont pijnlijk duidelijk aan hoe verweven de Chinese en Amerikaanse economieën inmiddels zijn: door de uitbraak van het coronavirus daalt zowel de omzet als de verkoop van iPhones.

Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij Elsevier Weekblad. Hij blogt wekelijks op donderdag over financieel- en macro-economische onderwerpen.

Groter dan SARS

De gevolgen van het virus en de maatregelen die er tegen worden genomen (afgesloten steden, reisverboden), zijn de waarschuwing van Apple in het groot. Chinese consumenten spenderen minder (denk ook aan wegblijvende toeristen), en internationale productieketens raken ontregeld. Minder verkopen dus, en minder productie. Ook bij westerse bedrijven, zodra de voorraad Chinese onderdelen niet kan worden aangevuld.

Dat komt harder aan dan de uitbraak van het SARS-virus in 2002 en 2003, aangezien China een grotere economie is dan toen én steeds meer verweven is geraakt met de rest van de wereld. Begin deze eeuw was het land goed voor een aandeel van 8 procent van de wereldeconomie, nu bijna 20 procent. Als motor van Azië wordt allereerst de eigen regio geraakt als de Chinese groei terugvalt.

Wereldwijde gevolgen

Maar uiteindelijk zal de hele wereld de gevolgen ondervinden. Volgens de analisten van Dun & Bradstreet hebben 51.000 bedrijven wereldwijd één of meerdere directe toeleveranciers in de meest getroffen regio’s in China. Minstens vijf miljoen ondernemingen hebben er indirecte handelsrelaties. Anders gezegd: hun toeleverancier heeft een Chinese toeleverancier die niet aan de verplichtingen kan voldoen. Deze kwetsbaarheid is de keerzijde van de toegenomen mondialisering.

Elsevier Weekblad maakte eerder dit coververhaal over China: Waarom ook Europa Xi Jinpings Rijk van het Kwaad moet werenCover Elsevier Weekblad editie 9 2019

De onvoorspelbaarheid heeft vooralsnog niet geleid tot drastisch bijgestelde vooruitzichten voor de wereldeconomie, al zijn de meeste analisten er wel van overtuigd dat het corona-effect tienden van procenten van de wereldwijde groei zal afsnoepen. Dat kan zo maar oplopen richting 1 procentpunt als de Chinese autoriteiten niet in staat zijn het virus in de loop van dit jaar in te dammen. In dat geval komt de groei in China zelf uit op 3 procent, zo berekenen de analisten van Dun & Bradstreet, de helft van de – officieuze – doelstelling van de Chinese overheid voor 2020 (ongeveer 6 procent) en de prognose van het Internationaal Monetair Fonds eerder dit jaar (idem).

China grijpt in

Zo ver zal de Chinese overheid het waarschijnlijk niet laten komen. Juist dit jaar wordt volgens plan een mijlpaal behaald: een verdubbeling van het Chinese nationale inkomen ten opzichte van 2010. De invloed van de coronacrisis op de Chinese economie hangt niet alleen af van de directe bestrijding van het virus, maar ook van de beleidsreactie in economische zin. Die zal steviger zijn naarmate het coronavirus harder toeslaat. De Chinese centrale bank heeft al voor 170 miljard dollar in de economie gepompt.

Fors geschut zal worden ingezet om de groeidoelstellingen te halen. China mag dan wel machtiger zijn geworden, het land staat er qua vooruitzichten zwakker voor dan ten tijde van de SARS-crisis. Dan gaat het niet alleen om de handelsoorlog met de Verenigde Staten, maar ook om een hardnekkig lagere groei: al in 2009 werd een daling ingezet. Natuurlijk, geen enkel groot land is in staat de nog steeds spectaculaire groeicijfers tot in het oneindige vol te houden.

Vergrijzing en spooksteden

Maar het verlies aan vaart is ook het symptoom van de structurele problemen die niet eenvoudig zijn op te lossen. Het eenkindbeleid heeft een vergrijzing in gang gezet die moeilijk is terug te draaien, en die leidt tot een krimpende arbeidsbevolking en stijgende lonen. Dat hoeft geen probleem te zijn als iedere werknemer meer produceert door bijvoorbeeld betere machines en werkmethoden (een stijgende arbeidsproductiviteit).

Maar uitgerekend op dit punt schiet het land zwaar tekort. Sterker nog: in veel industriële sectoren gaat de productiviteit zelfs omlaag, betogen experts van de Amerikaanse universiteit Wharton. Honderden miljarden aan overheidsinvesteringen in spooksteden, nutteloze infrastructuur en industriële overcapaciteit hebben slechts een tijdelijke impuls veroorzaakt.

De gouden combinatie van een groeiende arbeidsbevolking door de trek naar de stad en steeds meer vrijhandel verliest dus gaandeweg aan kracht. China’s grootste angstbeeld: het land wordt eerder oud dan rijk.