Vitol, wie is deze grote onbekende reus uit Rotterdam?

03 december 2013Leestijd: 8 minuten
''

Het van oorsprong Rotterdamse oliebedrijf Vitol zet 230 miljard euro om, maar is een grote onbekende. Weekblad Elsevier maakte een profiel van deze ‘reus uit Rotterdam’.

Dit artikel verscheen op 19 oktober in weekblad Elsevier

De Euro Tank Terminal (ETT) heeft wat weg van een pompstation. Op deze stralende vrijdagochtend ligt aan de kade een kolossaal schip waarin duizenden tonnen liters aan stookolie verdwijnen. Dat spul komt uit een van de immense opslagtanks op het terrein en vindt zijn weg naar het schip via een stelsel van buizen en leidingen. De zon maakt dat alles schittert, hier in de Rotterdamse Europoort.

Het schip is ingehuurd door Vitol. Eenmaal volgeladen en zelf voorzien van brandstof vertrekt het naar een klant van Vitol, de afnemer van de stookolie, ergens in de wereld. Het van oorsprong Rotterdamse bedrijf is een gigant. Het zet dik 300 miljard dollar om, oftewel zo’n 230 miljard euro. Daarmee is Vitol, net als vorig jaar, de nummer 2 in ElseviersTop 500 van grootste bedrijven in Nederland. Kent iedereen de nummer 1 Shell, vrijwel niemand kent Vitol – althans, van het grote publiek.

Het bedrijf handelt in energiegrondstoffen en daaraan gerelateerde producten: olie, gas, kolen, benzine, diesel, LNG (vloeibaar gas), kerosine, stookolie dus, en wat dies meer zij. De pr-afdeling van Vitol heeft eens uitgerekend dat het elke dag zeven keer de dagelijkse behoefte van Nederland aan die grondstoffen en producten verhandelt. Het verhaal wil dat Vitol in een schimmige business opereert. Want ga maar na: handelaren doen zaken in landen als Irak, Libië, Nigeria, Venezuela en voormalige Sovjet-staten. Er zijn de voorbije jaren inderdaad affaires geweest. Niet rond Vitol overigens, maar wel rond de Nederlandse handelaar John Deuss en de grote concurrenten Glencore en Trafigura. Ze zouden ambtenaren omkopen, handelsembargo’s schenden en milieuregels aan hun laars lappen. Ze zouden de wereldwijde oliestromen controleren en speculeren om vette winsten te maken.

Rekenaar

Voer voor een James Bondfilm, kortom. De algemeen directeur van Vitol in Nederland heeft alvast een goede schurkennaam, Klaus de Clercq Zubli. Maar De Clercq Zubli, Nederlander en sinds 1991 in dienst bij Vitol, is vooral een uitstekende rekenaar. In een kantoortje boven de controlekamer bij ETT legt hij in hoog tempo uit wat de crux is van zijn vak. En hoe Vitol groeide en in aanpalende activiteiten uitbreidde om de risico’s voor het bedrijf te beperken. Eén ervan is de tankopslag. ETT is grotendeels in handen van VTTI. Die onderneming is een joint venture van Vitol en het Maleisische bedrijf MISC en bezit over de hele wereld enorme opslagtanks. VTTI is een zelfstandig bedrijf, heeft veel meer klanten dan alleen Vitol, en staat met een omzet van 239 miljoen euro op nummer 483 in de Top 500.

‘De basis,’ zegt De Clercq Zubli (51), ‘is dat wij prijsverschillen zien ontstaan in tijd en plaats. Wij zien op de olietermijnmarkten dat je in Rotterdam 590 dollar voor een ton stookolie moet betalen, terwijl je diezelfde stookolie twee maanden later in Singapore voor 630 dollar kunt verkopen. Dus wat doen wij? We kopen die stookolie hier in en verkopen die alvast in Singapore. Dan lopen we geen prijsrisico meer, en dat is voor ons het belangrijkste. We moeten een schip huren, financiering bij een bank regelen en verzekeringen afsluiten. We weten precies wat dat kost. Wat overblijft, is onze winst.’

Dat klinkt simpel, maar dat is het allerminst. Ten eerste: handelaren moeten altijd op hun qui-vive zijn, en door de concurrentie en de soms grote beweeglijkheid van de olieprijs snel toeslaan op de termijnmarkten. Ze moeten niet alleen goed kunnen optellen en aftrekken, maar ook ‘logisch kunnen nadenken’, vertelt De Clercq Zubli. Je kunt wel tonnen olie inkopen en verkopen, maar je moet ook weten wat voor schip je moet hebben. ‘We moeten die olie ergens afleveren. Dan moet je weten hoe diep de haven daar is. Dat schip moet binnen kunnen varen. Als we in een haven in de buurt de olie moeten overladen in kleinere schepen, dan gaat onze winst eraan.’

Ten tweede: achter die handel moet een ijzersterke en intelligente organisatie schuilgaan. Met mensen die thuis zijn in de haute finance en de verzekeringswereld, die van wanten weten met informatietechnologie, die alle contracten waterdicht afhandelen en die verstand hebben van logistiek. Deals vertegenwoordigen snel een waarde van honderden miljoenen en worden continu gesloten. Vrachten gaan over de hele wereld: dagelijks heeft Vitol zo’n tweehonderd megatankers rondvaren. Om en nabij zeventig medewerkers in het Rotterdamse kantoor van Vitol houden zich bezig met het afhandelen van de contracten en de logistiek in Noordwest-Europa.

Ten derde: Vitol heeft oren en ogen nodig in zo’n beetje elk land ter wereld waar olie en gas worden gewonnen en waar grote raffinaderijen staan. De oliehandel is hard gegroeid door de opkomst van staatsoliemaatschappijen. Die halen vaak in samenwerking met partijen als Shell of BP de olie en het gas uit de grond en zoeken voor hun deel afzetkanalen. Om die te vinden, schrijven ze zogeheten tenders uit. Geen enkele handelaar wil die missen. Vandaar dat hun commerciële mensen overal zitten. Die moeten ook de wat vage tussenpersonen kennen die in sommige landen actief zijn.

De commerciële mensen van Vitol houden ook nauwlettend in de gaten welke raffinaderijen, waar eindproducten als benzine en diesel worden gemaakt, behoefte hebben aan grondstoffen. De Clercq Zubli: ‘Ook zij schrijven tenders uit. Een Amerikaanse raffinaderij zegt: “We hebben elke maand twee miljoen vaten ruwe olie van een bepaalde kwaliteit nodig en die moeten bij ons op de stoep worden afgeleverd. Wie geeft mij de beste prijs?” Dan kopen wij die olie in Nigeria in en verkopen en verschepen die met een opslag aan de Amerikanen.’

Walhalla

Aan ervaring geen gebrek bij Vitol. Het bedrijf werd in 1966 in Rotterdam opgericht door kolenhandelaar Henk Viëtor. Al rap trok het naar het buitenland. Naar Londen, want daar werd de eerste olietermijnmarkt geopend. Naar Genève, want daar specialiseerde de bankensector zich in de grondstoffenhandel. En naar Houston, want dat was (en is) een van de walhalla’s van de olie-industrie en in de Verenigde Staten zitten de meeste klanten van Vitol.

Ruim drieduizend medewerkers telt de groep. Die zijn grofweg gelijk verdeeld over drie activiteiten: de vooral in Genève geconcentreerde handel (plus ondersteunende diensten in onder meer Rotterdam), het werk op de vele terminals en de exploratie en productie van olie en gas. Vitol heeft met Arawak Energy een dochtermaatschappij die in Rusland, Kazachstan, Azerbeidzjan en Oekraïne olie en gas zoekt en naar boven haalt. Zulke upstream-activiteiten heeft het ook in vier West-Afrikaanse landen.

Die tak dient hetzelfde doel als VTTI. Vitol wil zijn positie als handelaar beschermen. ‘Met Arawak en onze projecten in West-Afrika,’ vertelt de algemeen directeur, ‘kopen we reserves.’ Met de tankopslag begon Vitol in 2006. De vraag naar al die grondstoffen en producten kan sterk fluctueren en daarmee ook de behoefte om die op te slaan. ‘Als de vraag laag is, dan groeit de behoefte aan opslagcapaciteit sterk en lopen de prijzen die opslagbedrijven als Vopak rekenen, hard op. Dat gaat ten koste van onze marge. Daarom zijn we er zelf ingestapt. Zo kunnen we ook alles naar onze eigen wensen inrichten.’

Winstmarge

Risico’s beperken, daar gaat het om. Zoals de prijs voor opslag kan oplopen, kan ook de huurprijs van een schip de pan uitrijzen. Vandaar dat Vitol een aantal zeer langlopende huurcontracten heeft met rederijen, zodat het altijd tegen een redelijk bedrag over schepen kan beschikken. Vitol heeft ook eigen raffinaderijen in Zwitserland. Dat levert een gegarandeerd afzetkanaal op voor een deel van de grondstoffen die het bedrijf verhandelt. In 2011 nam het bedrijf samen met een investeerder voor 700 miljoen euro bovendien 1.300 pompstations van Shell in Afrika over. Waarmee Vitol te allen tijde een potentiële klant heeft voor de eindproducten die het verhandelt, al dan niet gemaakt in een eigen raffinaderij.

Vitol moet grote omzetten maken. Anders dan wel wordt gedacht, zijn de winstmarges dun. In 2011 maakte het bedrijf op de omzet van 230 miljard euro een nettowinst van 1,3 miljard – een marge van nog geen half procent. De huidige markt is lastig. De prijs van ruwe olie is hoger dan die over drie maanden. Niemand koopt dus. Oliehandelaren gedijen het best in tijden van ‘contango’. Dan ligt de prijs van ruwe olie fors lager dan die in de toekomst.

Dat zie je vaak bij economische krimp. Wat winstgevendheid betreft, was 2009 een topjaar voor Vitol. De Clercq Zubli: ‘Wrang, want de recessie barstte toen los.’ De vraag naar en de prijs van olie waren ingestort, maar op de termijnmarkten werd ervan uitgegaan dat dat binnen een jaar zou herstellen. ‘Iedereen kocht olie in en verkocht die onmiddellijk door voor een veel hogere prijs.’ Omdat die olie pas later moest worden geleverd, was er een groot tekort aan opslagcapaciteit. Oliehandelaren gebruikten daarom zelfs hun schepen als opslagtanks. Dat jaar maakte Vitol op een omzet van 100 miljard euro een nettowinst van 1,6 miljard. ‘Dan krijg je die verhalen over speculeren. Maar dat was helemaal niet zo. Die olie was allang verkocht.’

De marges mogen laag zijn, medelijden is niet nodig. De Clercq Zubli is met nog ruim 350 medewerkers eigenaar van het bedrijf. De meesten zijn dik miljonair. ‘Je aandelenbelang groeit naarmate je belang voor de organisatie toeneemt. Onze CEO heeft het meest ja, maar niemand is grootaandeelhouder.’ Aan buitenstaanders verkopen kan niet. Wie vertrekt bij Vitol, doet zijn aandelen gefaseerd over aan de achterblijvers. ‘Daar gaan jaren overheen. Dat leidt ertoe dat iemand zijn werk goed achterlaat.’ Al die aandelen zijn goed voor een eigen vermogen van Vitol van 6 miljard euro. Genoeg om krediet te kunnen krijgen, een mooie pot om te investeren en overnames te doen.

Over het imago van zijn branche is De Clercq Zubli nuchter. Vitol doet zaken in landen die, zeg maar, niet bekendstaan als de netste en minst corrupte. ‘Wij houden ons aan alle wetten en regels. En wat is schimmig? Zijn de staatsoliemaatschappijen van dat soort landen schimmig? Die zeggen gewoon: “We hebben olie, wie wil het hebben?” Moet Vitol dan niet meedoen? We hebben ook zaken gedaan met Libië onder Khaddafi. Dat was geen fijne man, nee. De Verenigde Staten halen olie uit Venezuela, terwijl die landen elkaar naar het leven staan. Zo werkt het nu eenmaal in onze sector.’

Naast nationale wetten en regels zijn er de handelsembargo’s. Zo doen Europa en de Verenigde Staten nu geen zaken met Iran. ‘We kunnen dat omzeilen met onze bedrijven in landen die zich niet aan de boycot hoeven te houden. Maar we denken er niet aan. We hebben relaties met westerse banken en verzekeraars, we hebben een goede reputatie. Die zetten we niet op het spel.’