Hoe nu verder met Brexit? Dit zijn de scenario’s

21 januari 2017Leestijd: 6 minuten
Skyline van het Britse parlement in Westminster, Londen - Foto: AFP

Na de toespraak van Theresa May is het voor iedereen nu echt duidelijk wat de Britse regering wil bereiken met Brexit: zo veel mogelijk toegang tot de Europese markt, zo weinig mogelijk betalen voor de Europese begroting en controle over migratie vanuit de EU. Wie denkt dat zij veel keuze had om ‘in de interne markt’ te blijven, vergist zich, schrijft Pieter Cleppe.

In tegenstelling tot Noorwegen, Liechtenstein en IJsland, zou Groot-Brittannië nooit bereid zijn om EU-regels automatisch en zonder er over te kunnen stemmen over te nemen. Als gevolg hiervan is de Britse onbeperkte toegang tot de Europese markt niet langer zeker, wat men in de onderhandelingen zal proberen goed te maken.

In de Europese instellingen in Brussel gaan velen er van uit dat als Groot-Brittannië een ‘goed’ akkoord uit de brand sleept, dit slecht is voor het Europese project. Zelfs zij die er oprecht om bekommerd zijn dat er geen vechtscheiding mag komen, zoals bijvoorbeeld Joseph Muscat, de Premier van Malta, die het EU-Raadsvoorzitterschap momenteel bekleedt, stellen dat de nieuwe status van het Verenigd Koninkrijk ‘minder gunstig dan lidmaatschap’ moet zijn, iets wat Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker al zei de dag voor het Britse referendum afgelopen juni.

Deze houding verraadt dat velen in het EU-apparaat er de mening op na houden dat handel eigenlijk geen win-win verhaal is. Dat is natuurlijk fout. Een ‘slecht’ akkoord voor de Britten houdt in dat zij minder makkelijk handelstoegang krijgen tot het Europese vasteland.

Niet enkel zou dit tot Britse tegenmaatregelen leiden – het beperken van de invoer vanuit de Benelux en Duitsland – maar zelfs als de Britten zich kunnen bedwingen zullen beperkingen voor de ‘City of London’, het grootste financieel centrum ter wereld, om te investeren op het Europese vasteland daar natuurlijk de kost van investeringen de hoogte in jagen. Het bouwen van voetbalstadia, bruggen, het financieren van overheden. Allemaal wordt het duurder.

Een ‘slecht’ akkoord voor de Britten en dus handelsbelemmeringen tussen Groot-Brittannië en het Europese vasteland, zorgen voor baanverlies, ook op het continent, bijvoorbeeld in de haven van Rotterdam of in de Duitse autosector. Nederland is een van de landen die de meeste zaken doen met de Britten en loopt samen met Ierland, België en Duitsland het meeste schade op als er opnieuw tolmuren komen. De Europese Commissie krijgt vaak onterecht kritiek, maar het bemoeilijken van handel met de Britten, wat baanverliezen veroorzaakt, zal het ‘anti-Europa’ gevoel in Nederland en daarbuiten alleen maar aanwakkeren.

Een club die populair wil worden, moet positieve stimulansen proberen te geven om er bij te blijven. Het bestraffen van leden die de club beu zijn in de hoop dat dit anderen er toe zal afraden om dit voorbeeld te volgen zorgt enkel voor een grimmige sfeer. De EU kan echt wel weer populair worden, maar dan moet ze zich beperken tot daar waar ze populair is: het schrappen van handelsbelemmeringen.  Transfers en betutteling laat ze maar beter achterwege.

Los van de toekomst van de EU, is er natuurlijk de vraag naar de onmiddellijke toekomst van de verhouding tussen Groot-Brittannië en de EU. De Britse regering zal de procedure uit Artikel 50 van het EU-Verdrag deze lente activeren, waardoor een periode van twee jaar start, waarna het VK automatisch de Europese Unie verlaat, al kan deze periode jaar per jaar worden verlengd met unanieme instemming van alle lidstaten.

Zo wordt een risicovolle deadline in het leven geroepen, in de lente van 2019, waar de Britten en de EU zullen moeten kiezen tussen vier verschillende scenario’s, die onwaarschijnlijk dan wel onwenselijk zijn:

Een vrijhandelsakkoord tussen Groot-Brittannië en de EU

Dit is zeer onwaarschijnlijk, aangezien zoiets onderhandelen makkelijk vijf tot zeven jaar kan aanslepen, afgaand op andere handelsakkoorden. Het is natuurlijk wel zo dat Groot-Brittannië in dit geval reeds alle EU-wetgeving in voege heeft, wat bijvoorbeeld niet zo was voor het EU-Canada akkoord, maar dat is dan ook de enige factor waarom het in twee jaar zou lukken. Sommigen denken dat twee jaar zelfs te kort zal zijn om een akkoord te sluiten over de exit van de Britten – wat nog los staat van de toekomstige status.

Dan gaat het over vraagstukken zoals wie de lopende facturen uit de EU-begroting moet betalen. Op lange termijn zal er uiteindelijk wel een handelsakkoord komen, gezien de belangen, waarbij de Britten markttoegang krijgen in ruil voor het overnemen van EU-regels, zoals dat ook goed werkt tussen de EU en Zwitserland. Maar twee jaar is dus wellicht te kort.

Een overgangsakkoord tussen Groot-Brittannië en de EU

De Britse Premier Theresa May zelf lijkt al niet te veel te geloven in een vrijhandelsakkoord op twee jaar tijd, aangezien ze de mogelijkheid van een overgangsakkoord besprak in haar recente toespraak. Daarbij vermeldde ze dat de exit van het Verenigd Koninkrijk in ‘fasen’ zou kunnen verlopen, waarbij zou worden vermeden dat plotsklaps tolmuren zouden worden opgetrokken in de lente van 2019.

Het probleem daarmee is echter dat wanneer men voor een niet-EU lidstaat markttoegang verleent, dit natuurlijk evenzeer een vrijhandelsakkoord betreft, ook al zou het dan maar voor een beperkte periode zijn. Volgens een Europese onderhandelaar is zo’n overgangsakkoord ‘misschien evident voor technici, maar politiek is het dat allerminst (…) Zal men onze voorwaarden aanvaarden?’ Dat laatste zeker omdat de Britse regering nog steeds verdeeld is over de wenselijkheid van zo’n overgangsakkoord.

Commissie-onderhandelaar Barnier maakte al duidelijk dat Brussel Groot-Brittannië zou vragen de Europese regels over te nemen indien het gedurende die overgangsperiode markttoegang wil behouden. Ook het EU-Raadsvoorzitterschap wil dat men dan de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie eerbiedigt. Precies wat de Britse regering helemaal niet wil, tenminste op lange termijn. Het is verre van evident dat men dit zou aanvaarden voor een overgangsperiode waarvan het bovendien misschien niet duidelijk is hoe lang die zou duren. Op zijn minst moeten we dus besluiten dat het ook heel ambitieus is zo’n overgangsakkoord af te sluiten op twee jaar tijd.

Een ‘cliff-edge Brexit’, met tolmuren

Dat is althans juridisch gezien wat gebeurt wanneer het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat zonder akkoord. Slechts dan pas is het ook in staat om lid te worden van de Wereldhandelsorganisatie, wat evenwel vlot zou moeten kunnen. Tolmuren in 2019 lijken politieke fictie maar dit is allesbehalve uitgesloten. In Groot-Brittannië zijn vele Brexiteers trouwens voorstander van een dergelijk scenario en niet omdat ze tegen vrijhandel zijn.

Ze gokken erop dat de rede wel zal zegevieren en dat de Europese Unie, gezien de economische kost, snel een soort rudimentair vrijhandelsakkoord zal sluiten dat op zijn minst tolmuren vermijdt. Misschien krijgen ze wel gelijk, maar het is in elk geval een gevaarlijke gok met een grote economische inzet.

Een verlenging van de onderhandelingsperiode van Artikel 50

Dit scenario wordt bijna nooit besproken, niet zozeer omdat elke EU-lidstaat het zou kunnen blokkeren, maar omdat het in Groot-Brittannië absoluut taboe is. De druk om de uitslag van het referendum nu ook uit te voeren is bijzonder groot. Natuurlijk is het mogelijk dat Theresa May vervroegde verkiezingen uitschrijft in 2017 of 2018, voor dat de keuze voor één van de vier scenario’s moet worden gemaakt. Dankzij een overwinning op een zwak presterende Labour – oppositie zou ze zo nog vijf jaar tijd kunnen kopen om bijvoorbeeld op zijn minst een overgangsakkoord te sluiten, maar ook dat pad is bezaaid met allerlei onzekerheden.

Concluderend: voor het Verdrag van Lissabon met Artikel 50 een procedure voorzag om de EU te verlaten, was het eenvoudig: een land dat er uit wilde, zou dienen te onderhandelen tot er een akkoord was over zowel de exit als het vermijden van handelsbelemmeringen na de exit. Als dit dan vijf tot zeven jaar zou duren, was er na twee jaar geen punt waarop beide partijen dienden te beslissen of ze de onderhandelingen al dan niet zouden voortzetten. De bedoeling van Artikel 50 was om de EU overwicht te geven in de onderhandelingen, maar het zorgt er nu voor dat we binnen twee jaar misschien wel terug tolmuren zien opduiken tussen Groot-Brittannië en het Europese vasteland.  Dat levert geen winnaars op.

Pieter Cleppe vertegenwoordigt de onafhankelijke denktank Open Europe in Brussel.