Waarom worden er steeds minder startersleningen verstrekt?

06 augustus 2015Leestijd: 2 minuten
'ANP'

De starterslening wordt steeds minder verstrekt in Nederland. Vorig jaar rond deze tijd kregen gemeenten zo’n 150 tot 160 aanvragen per week voor de starterslening, dit jaar zijn dat er slechts 100.

De belangstelling voor de starterslening is de afgelopen maanden flink afgenomen, ondanks dat de woningmarkt steeds verder aantrekt. De terugloop waar BNR Nieuwsradio donderdagochtend over berichtte, is inmiddels bevestigd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn).

Terugloop

In 2013 stelde het Rijk een bedrag van 50 miljoen euro beschikbaar voor de startersleningen. Door die bijdrage hoefden gemeenten slechts de helft van de startersleningen te financieren.

Het potje van 50 miljoen is echter op, waardoor de steden de volledige lening moeten bekostigen. In de eerste maanden van 2015 waren er nog 300 gemeenten die de leningen verstrekten, inmiddels zijn daar nog maar 250 van over.

Toch zijn er ook gemeenten die de starterslening ook zonder staatssteun blijven aanbieden. Er blijft vraag naar de lening op plekken waar de prijzen in de huizenmarkt constant hoog blijven.

Financiële overbrugging

Een starterslening werd gepresenteerd als een financieel overbruggingsmiddel tussen het maximale bedrag dat geleend kan worden en de vraagprijs van het koophuis. Een starterslening kan alleen worden aangevraagd voor aankoop van het eerste huis.

Het is dus een hulpmiddel voor starters die niet willen wachten met sparen. Starters nemen de lening vaak omdat ze de eerste drie jaar geen rente hoeven te betalen. Het aflossen van de rente moet pas vanaf het moment dat de kopers genoeg verdienen om dat te kunnen doen.

De looptijd van de lening is 30 jaar. Het inkomen van de starters wordt na drie, zes, tien en vijftien jaar getoetst. Bij een te laag inkomen na vijftien jaar, vervalt de rente en aflossing en moet het gehele bedrag na dertig jaar worden betaald. De starterslening blijft tot 2017 bestaan in Nederland.