Hoe (on)betrouwbaar is een eerste indruk?

26 maart 2015Leestijd: 3 minuten
'AFP'

‘Na de handdruk bij de lift wist ik het al,’ hoor je vaak. Maar de praktijk leert dat een eerste indruk lang niet altijd klopt.

Hoewel de meeste bedrijven serieus werk maken van de werving en selectie van het allerbeste talent, wordt er zelfs aan de top van de corporate piramide nogal snel geoordeeld of managers al dan niet geschikt zijn.

Ondanks dat bestsellerauteurs als Malcolm Gladwell, die onder meer schrijft over besluitvorming, overtuigd zijn van de ontegenzeggelijke voordelen van het snel en op basis van het onderbuikgevoel categoriseren van mensen, heb ik de afgelopen vijftien jaar ervaren dat er minstens zoveel nadelen aan kleven. In de Engelstalige vakliteratuur wordt deze valkuil aangeduid met de leer van de ‘rapid cognition’.
Ik heb mensen met grote stelligheid over kandidaten horen zeggen: ‘Na de handdruk bij de lift wist ik het al.’

Dat iemand een slap handje geeft of bij jouw eerste ferme blik wegkijkt, zegt wellicht iets over zijn of haar introversie en het gebrek aan geldingsdrang. Maar wat zegt het over het strategisch inzicht van de kandidaat, over het vermogen tot het reduceren van complexiteit of over het leervermogen van de betreffende persoon? Terwijl deze zaken van groot belang zijn voor managementfuncties aan de top van het bedrijfsleven.

Prehistorie

Met de nodige regelmaat hoor ik toezichthouders en directeuren na een korte ontmoeting met de beste intenties zeggen: ‘Dat is een goede vent, een vreselijk leuke kerel.’ Of: ‘Die is geknipt voor die baan.’

Toch is het niet verwonderlijk dat we de neiging hebben tot snel oordelen en veroordelen. Dat we dit doen, heeft deels een evolutionaire basis. In de prehistorie, de tijd waarin onze voorouders voornamelijk leefden van de jacht, moest je snel kunnen schakelen om te kunnen overleven. Het devies was vluchten, vechten of paren. Mede hierdoor oordelen we vaker dan we zelf denken in luttele seconden.

Wat we vervolgens onvoldoende verdisconteren, is dat er mensen zijn die uit één gieting bestaan. Dat wil zeggen dat ze zich overal min of meer hetzelfde gedragen. Maar er zijn ook mensen uit verscheidene gietingen, die zich onder gelijken en naar boven anders gedragen dan in relaties naar beneden.

Wanneer ze je lager inschatten in de ­hiërarchie op de apenrots vertonen ze overeenkomstig gedrag. Sigmund Freud noemde dit fenomeen deeloverdracht.

Stijlvol gekleed

Pasgeleden hadden we zo’n kandidaat op bezoek op ons kantoor. Hij was ons warm aanbevolen door een oude bekende uit het netwerk die meende hem goed te kennen.

De man, midden veertig en uiterst voorkomend, kwam op gesprek voor een niet nader te noemen directiefunctie. Zijn curriculum vitae was onberispelijk. Double graduate en cum laude afgestudeerd aan een Nederlandse business-school en een buitenlandse universiteit.

Hij was beleefd, stijlvol gekleed en scoorde punten tijdens het interview door niet alleen te zenden, maar ook te ontvangen. Hij luisterde echt en pakte vragen uit een eerder stadium van het gesprek terug.

Hij nodigde mij uit voor een rondje golf. Ik mocht kiezen tussen de Dutch of de International. Beide banen zijn niet bepaald geselecteerd voor dak- en thuislozen. Aan het einde van het gesprek toverde hij een niet geringe referentielijst uit zijn binnenzak, met daarop namen van captains of industry en oud-politici.

Cash

Terwijl ik de trap afliep naar mijn kantoor, kwam ik een collega van onze researchafdeling tegen. Haar gezicht sprak boekdelen. ‘Leuke kandidaat, alleen jammer dat hij geen enkele reactie geeft als je hem vriendelijk goedemiddag wenst,’ zei zij zichtbaar geïrriteerd.

Iets daarna kwam mijn secretaresse, die het onderhouden van contact met onze relaties tot kunst verheft, aarzelend mijn kamer binnen. In haar hand had zij een parkeerbonnetje. De kandidaat had haar briesend gedicteerd dat hij niet gewend was zijn eigen parkeerkosten te betalen. Hij sommeerde haar om het geld ter plekke cash aan hem te voldoen. Terwijl ze hem bij het weggaan in zijn jas hielp, gunde hij haar geen blik waardig.

Op de gang kwam ik hem vervolgens zelf nog even tegen. Wederom trad hij mij tegemoet met een grote grijns op het ­gelaat. Charmant vertrouwde hij mij ­toe: ‘Een goedemiddag en wellicht tot ziens.’

Elsevier nummer 14, 4 april 2015