Pensioenen in het groen, maar u gaat er weinig van merken

23 juli 2021Leestijd: 4 minuten
Minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees. Foto: ANP

Het gaat goed met de pensioenfondsen in Nederland. Voor het eerst sinds lange tijd zitten de meeste pensioenfondsen boven de dekkingsgraad van 100 procent. Vakbond FNV wil dat de politiek de regels zo aanpast dat de pensioenen volgend jaar al kunnen worden verhoogd.

Op beleggingen wordt flink winst gemaakt, vermogens groeien met tientallen miljarden euro’s en pensioenkortingen zijn dit jaar en waarschijnlijk ook volgend jaar niet aan de orde. Zo meldt ABP, het grootste pensioenfonds, dat het een actuele dekkingsgraad heeft van 104,5 procent en voldoende in kas om de pensioenen van alle deelnemers zolang zij leven te kunnen betalen.

Overzicht van de 10 grootste pensioenfondsen (beleidsdekkingsgraad)

ABP                          94,6                                                PME                       97,7

PFZW                        93,2                                                ING                        131,2

PMT                           95,6                                                ABN AMRO         130,0

Bouwnijverheid     112,2                                               Vervoer                102,5

Shell                          116,2                                               Rabobank           110,0

Een jaar geleden stond het er nog heel anders voor. Toen zat het ABP op een actuele dekkingsgraad van 85,1 procent. Het ABP is het grootste pensioenfonds. Hierbij zijn ambtenaren, leraren en agenten aangesloten.

Dekkingsgraad

De beleidsdekkingsgraad verschilt van de actuele dekkingsgraad. De actuele dekkingsgraad beschrijft de dekkingsgraad op dat moment. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste 12 maanden.

Met de goede cijfers is pensioenverlaging voorlopig van de baan. Volgens de wet is zelfs (gedeeltelijke) verhoging van pensioenen mogelijk bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan 110 procent. Bij een aantal van de bovenstaande pensioenfondsen is dat al het geval.

Nieuw pensioenstelsel staat verhoging in de weg

Maar een nieuw pensioenstelsel staat verhoging mogelijk in de weg. Dat zit zo: bij overgang naar het nieuwe stelsel wordt de zogenoemde doorsneepremie afgeschaft. Dat benadeelt vooral 40-plussers.

De doorsneepremie betekent dat de werkgever iedere deelnemer – ongeacht leeftijd, geslacht, burgerlijke staat of gezondheid – hetzelfde bedrag betaalt. Maar de doorsneepremie krijgt veel kritiek.

Die kritiek is vooral dat jongere werknemers te veel premie betalen in vergelijking met oudere werknemers voor het pensioen dat ze ermee opbouwen. Niet zo zeer het betalen van dezelfde premie voor iedere werknemer staat dus ter discussie, wel wat de deelnemer voor die premie terugkrijgt in de vorm van pensioenopbouw. Het afschaffen van deze doorsneepremie pakt dus vooral nadelig uit voor de 40-plusser.

Omdat die 40-plussers moeten worden gecompenseerd, ligt het in de lijn der verwachting dat dat zal gebeuren uit de grote buffers die de fondsen nu in kas hebben. Dat is waarschijnlijker dan nu verhogen en daarna toch weer moeten korten.

Maar FNV-voorzitter Tuur Elzinga ziet in De Telegraaf wel degelijk mogelijkheden om de pensioenuitkeringen te verhogen, juist vanwege het nieuwe pensioenstelsel. ‘Er is straks een hele generatie die mogelijk nooit een verhoging van een pensioen heeft meegemaakt. Ook niet toen er na de vorige crisis economisch heel goede jaren waren. Vraag is of ze het überhaupt in hun leven gaan meemaken.’

Nieuwe pensioenstelsel is onzalig plan

Dat nieuwe pensioenstelsel is geen goed idee, schreven Jeroen van Wensen en Joris Heijn in mei al in EW. 

(…) dit wetsvoorstel van minister Wouter Koolmees (D66) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is onvoldragen. De verdeling van de pensioenpot is niet uitgewerkt, en de vormgeving van het nieuwe pensioencontract voor miljoenen werkenden en gepensioneerden is nodeloos ingewikkeld. Met een nieuwe loopgravenoorlog tussen generaties, en slepende juridische procedures in het verschiet. 

In het nieuwe stelsel krijgen alle deelnemers, ook gepensioneerden, een pensioenbeleggings­rekening van waaruit de uitkeringen worden gedaan. Worden goede ren­dementen behaald, dan is het pensioen sneller te indexeren. Vallen rendementen tegen, dan wordt eerder gekort.

Vanaf 2026 bestaan grofweg nog maar twee pensioenvormen. De ene heet de Wet verbeterde premieregeling (Wvp). Kort gezegd: de pensioenpremies worden in een individueel pensioenpotje gestopt, maar door een pensioenfonds collectief belegd. Naarmate de leeftijd vordert, wordt voorzichtiger belegd. Na de pensionering volgen er uitkeringen vanaf de beleggingsrekening. Die uitkeringen kunnen schommelen.

Lees hier het volledige coververhaal: Stop onzalig pensioenplan Koolmees

Het tweede contract heet nogal onhandig het Nieuwe Pensioencontract, NPC:

Het NPC lijkt erg op de Wvp, maar is daarnaast volgehangen met ingewikkelde zaken als een solidariteitsbuffer, waar in goede tijden geld heen gaat, en in slechte tijden geld aan wordt onttrokken. Zonder dat precies duidelijk is wat goede en slechte tijden zijn. In het wetsvoorstel pensioenen gaat het veel over de ‘uitlegbaarheid van pensioenen’. Daarvoor zorgt dit NPC in elk geval niet, met razend ingewikkelde mechanismen als beschermingsrendement, en het opheffen van leenrestricties. Hoe dat concreet zou moeten werken, weet nog niemand.

Maar misschien wel het belangrijkste: het stelsel herstelt het vertrouwen van burgers in het pensioenstelsel niet. ‘Het probleem zit bij de pensioenfondsbestuurders,’ zei Adri van der Wurff, oud-bestuurslid van APG in mei tegen EW.  ‘Zij hebben de bescherming van het pensioengeld van hun deelnemers niet goed geregeld. In het nieuwe stelsel hebben ze daarvan geen last meer, want daar hoeven ze de deelnemer niet te beschermen, doordat het pensioen afhangt van de beleggingsresultaten.’

En dan is er nog de vraag hoe de pensioenpot van 1.700 miljard euro moet worden opgedeeld in miljoenen individuele potjes. Hoe dat eruit moet zien, is ook nog niet duidelijk en kan leiden tot een trits aan rechtszaken.

Gaat de rechter dan mee met de berekening die gunstig is voor jongeren, of voor ouderen? De nu al spelende generatiekloof in de pensioenwereld – ouderen die vinden dat zij ten onrechte geen pensioenindexering krijgen en jongeren die bang zijn dat de ruif is leeggegeten voordat zij aan de beurt zijn – wordt er mogelijk dan alleen maar groter op.